ECLI:NL:RBNHO:2023:12243

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
C/15/344354 / HA ZA 23-532
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot vrijwaring in civiele procedure met betrekking tot onroerende zaak en aansprakelijkheid

Op 29 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland een vonnis gewezen in een incident tot vrijwaring in een civiele procedure. De zaak betreft een geschil tussen een eiseres en twee gedaagden, waarbij de eiseres vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde 1 met betrekking tot de eigenschappen van een onroerende zaak die zij heeft gekocht. De eiseres stelt dat de onroerende zaak niet voldoet aan de verwachtingen die zij op basis van de koopovereenkomst mocht hebben, met name dat de atelierruimte niet als woning mag worden gebruikt. De eiseres vordert schadevergoeding en een verlaging van de koopsom. Gedaagde 1 heeft in het incident gevorderd dat gedaagde 2, de verkopende makelaar, in vrijwaring wordt opgeroepen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot oproeping in vrijwaring moet worden toegewezen, omdat er geen strijd is met de goede procesorde en partijen inmiddels zijn overeengekomen dat de processtukken in de vrijwaringsprocedure vrijwillig zullen worden verstrekt. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 10 januari 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/344354 / HA ZA 23-532
Vonnis in incident van 29 november 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.F.P. Nabben te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats],
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.G.N. le Roy te Haarlem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (gezamenlijk: [gedaagde 1] c.s.) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 22
  • de beslagstukken van de zijde van [eiseres]
  • de incidentele conclusie tot vrijwaring ex artikel 210 Rv van de zijde van [gedaagde 1]
  • de incidentele conclusie van antwoord.in het vrijwaringsincident tevens voorwaardelijke incidentele conclusie ex artikel 843a Rv van de zijde van [eiseres]
  • het B16-formulier met de intrekking van het incident ex artikel 843a Rv van de zijde van [eiseres].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Het geschil ziet – kort gezegd – primair op de vraag of de door [gedaagde 1] aan [eiseres] geleverde onroerende zaak over de eigenschappen beschikt die zij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten, meer specifiek de omstandigheid dat de aterlierruimte – anders dan [eiseres] zou zijn voorgehouden – niet als woning mag worden gebruikt. Op die grond vordert [eiseres] van [gedaagde 1] vergoeding van schade en kosten. Subsidiair betoogt [eiseres] dat haar een onjuiste voorstelling van zaken is voorgehouden die aan [gedaagde 1] toerekenbaar is, op grond waarvan de rechtbank de koopovereenkomst partieel moet vernietigen en ter opheffing van het nadeel de koopsom moet verlagen met een bedrag gelijk aan de schade inclusief de kosten. [eiseres] stelt dat [gedaagde 2] als verkopend makelaar ook zelf aansprakelijk is tegenover haar, omdat [gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld door onjuiste mededelingen te doen over de woonbestemming van de atelierruimte.

3.De vordering in het incident

3.1.
[gedaagde 1] vordert dat haar wordt toegestaan [gedaagde 2] B.V. in vrijwaring op te roepen. [gedaagde 1] legt aan haar incidentele vordering ten grondslag dat zij er belang bij heeft om zich in geval van een (gedeeltelijke) veroordeling tot betaling aan [eiseres] rechtstreeks te verhalen op [gedaagde 2]. Het is [gedaagde 2] die het gehele verkooptraject heeft begeleid en de door [eiseres] in twijfel getrokken uitingen zien uitsluitend op door [gedaagde 2] verrichte handelingen. In de interne verhouding tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is [gedaagde 2] evenwel volledig verantwoordelijk voor de handelingen die [eiseres] haar verwijt, te meer omdat [gedaagde 1] geen enkele bemoeienis heeft gehad met het verkoopproces en de wijze waarop dit is uitgevoerd, aldus steeds [gedaagde 1].
3.2.
[eiseres] heeft geen bezwaar tegen de gevraagde vrijwaring onder de voorwaarde dat zij kan beschikken over de processtukken en producties in de vrijwaringsprocedure. Als niet aan die voorwaarde kan worden voldaan, verzet [eiseres] zich tegen de vrijwaring. Het zou onaanvaardbaar, in strijd met de goede procesorde en de beginselen voor een eerlijk proces zijn als [eiseres] geen inzage krijgt in processtukken en producties die worden uitgewisseld in de vrijwaring, die betrekking hebben op dezelfde feiten en hetzelfde geschil en dus mogelijk relevant zijn voor de beoordeling van haar vorderingen, aldus [eiseres].

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eiser in het incident, de gewaarborgde, zich met redenen omkleed beroept op een rechtsverhouding met een derde, de waarborg, die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet vast te staan.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen. Op dit moment is geen sprake van strijd met de goede procesorde, alleen al niet omdat van weigering tot afgifte van het procesdossier in de vrijwaringsprocedure aan [eiseres] niet is gebleken. Partijen in het incident zijn inmiddels (na de conclusie van antwoord in het incident) overeengekomen dat de desbetreffende stukken vrijwillig zullen worden verstrekt Mocht die afspraak niet worden nagekomen, dan heeft [eiseres] procedurele mogelijkheden om de beschikking te krijgen over in haar ogen relevante stukken. Aangezien de beslissing in de hoofdzaak alleen kan worden gegrond op wat in de hoofdzaak tussen partijen is gewisseld staat de gestelde voorwaarde niet aan toewijzing van de vordering in incident in de weg.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat [gedaagde 2] B.V. door [gedaagde 1] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 10 januari 2024,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 januari 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589