ECLI:NL:RBNHO:2023:12418

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
15/064591-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van langdurige handel in hard- en softdrugs en bezit van verdovende middelen met inachtneming van overschrijding van de redelijke termijn

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van langdurige handel in hard- en softdrugs, alsook van het bezit van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 maart 2017 tot en met 6 maart 2020 in Noord-Holland in vereniging cocaïne, amfetamine en MDMA heeft verkocht, verstrekt, vervoerd of voorhanden gehad. Daarnaast wordt de verdachte verweten in de periode van 27 december 2016 tot en met 6 december 2019 hennep te hebben verkocht, verstrekt of vervoerd. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Bij de straftoemeting is rekening gehouden met een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van meer dan zeventien maanden. De rechtbank heeft ook de rol van de verdachte in de drugshandel in overweging genomen, evenals haar persoonlijke omstandigheden en het reclasseringsadvies. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een sturende rol vervulde in de drugshandel en dat haar handelen een ontwrichtende invloed heeft gehad op de samenleving. De rechtbank heeft de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer en het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/064591-20 (P)
Uitspraakdatum: 5 december 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Duin en van hetgeen de verdachte en haar raadsman mr. S.J. Römer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is samengevat ten laste gelegd dat zij in de periode van 12 maart 2017 tot en met 6 maart 2020 in Noord-Holland in vereniging cocaïne, amfetamine en MDMA heeft verkocht, verstrekt, vervoerd of voorhanden gehad (feit 1). In de periode van 27 december 2016 tot en met 6 december 2019 wordt de verdachte verweten in vereniging hennep te hebben verkocht, verstrekt of vervoerd. De feiten 3 en 4 betreffen het in vereniging aanwezig hebben van MDMA en hennep op 16 juni 2020.
De volledige tenlastelegging luidt dat:
1
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 maart 2017 tot en
met 6 maart 2020 te Abbekerk (gemeente Medemblik) en/of gemeente Langedijk
en/of Grootebroek (gemeente Stede Broec) en/of Enkhuizen (gemeente Enkhuizen)
en/of Zwaag (gemeente Hoorn) en/of Bovenkarspel (gemeente Stede Broec) en/of
Medemblik (gemeente Medemblik) en/of Hoorn (gemeente Hoorn) en/of Midwoud
(gemeente Medemblik) en/of Wognum (gemeente Medemblik) en/of Venhuizen
(gemeente Drechterland) en/of Andijk (gemeente Medemblik) en/of Nibbixwoud
(gemeente Medemblik) en/of Opmeer (gemeente Opmeer) en/of Westwoud
(gemeente Drechterland) en/of Zwaagdijk (gemeente Medemblik) Blokker
(gemeente Hoorn en/of Drechterland) en/of Lutjebroek (gemeente Stede Broec)
en/of Wervershoof (gemeente Medemblik) en/of Berkhout (gemeente Koggenland)
en/of Lutjewinkel (gemeente Hollands Kroon) en/of Hem (gemeente Drechterland)
en/of Oostwoud (gemeente Medemblik) en/of Volendam (gemeente
Edam-Volendam) en/of Hoogkarspel (gemeente Drechterland) en/of Hauwert
(gemeente Medemblik) en/of Spanbroek (gemeente Opmeer), in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, cocaïne en/of amfetamine
en/of MDMA, in elk gevakl een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en/of amtetamine en/of MDMA (telkens) zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december 2016 tot
en met 6 december 2019 te Abbekerk (gemeente Medemblik) en/of Middenmeer
(gemeente Hollands Kroon), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen (telkens) (opzettelijk) heeft vervoerd en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, hennep, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
zij op of omstreeks 16 juni 2020 te Abbekerk, gemeente Medemblik, in elk geval in
Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 47,14 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
zij op of omstreeks 16 juni 2020 te Abbekerk, gemeente Medemblik, in elk geval in
Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 132 gram, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit de periode dient te worden ingekort. De waarneming door de politie van de verdachte bij de Jumbo op 12 maart 2017 kan niet als startmoment van het dealen worden aangenomen, nu het dossier daarvoor te weinig aanknopingspunten bevat.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat op grond waarvan moet worden aangenomen dat de verdachte al vanaf 12 maart 2017 met het dealen van verdovende middelen is gestart. Wat er precies op 12 maart 2017 op het terrein van de Jumbo heeft plaatsgevonden, is onvoldoende duidelijk geworden. De betreffende verbalisanten hebben geen overdracht van drugs waargenomen. Het enkele feit dat gezien is de verdachte contact heeft gehad met een gebruiker van verdovende middelen acht de rechtbank daarvoor onvoldoende.
De rechtbank gaat voor wat betreft de bewezenverklaarde periode van het dealen in harddrugs uit van een startdatum van 10 maart 2018. Ten eerste heeft de verdachte ter zitting zelf verklaard dat zij hiermee in 2018 is begonnen. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 17 augustus 2020 (pagina 373, map B) dat in de telefoon van de medeverdachte [naam 1] kasboeken opgeslagen waren, die wijzen op handel in verdovende middelen. Deze kasboeken vertonen grote overeenkomsten met de kasboeken die zijn aangetroffen bij de aanhouding van de medeverdachten [naam 2] en [naam 3].
De verdachte heeft hierover verklaard dat zij deze notities kent en dat die verband houden met de verkoop van drugs.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dat de verdachte in ieder geval vanaf 10 maart 2018 zich bezig heeft gehouden met het dealen van harddrugs.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
zij op tijdstippen omstreeks de periode van 10 maart 2018 tot en met 6 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA.
2
zij op tijdstippen in de periode van 27 december 2016 tot en met 6 december 2019 in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, hennep.
3
zij op 16 juni 2020 te Abbekerk, gemeente Medemblik, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 47,14 gram MDMA.
4
zij op 16 juni 2020 te Abbekerk, gemeente Medemblik opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 132 gram hennep.
Hetgeen aan de verdachte onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten:

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bij de bepaling van de strafmaat heeft de officier van justitie rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn van 20 maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft daarbij gewezen op het motief van de verdachte; zij heeft ter zitting verklaard dat zij onvrijwillig in de harddrugshandel terecht is gekomen en vreesde voor de veiligheid van haar gezin. Verder zou een gevangenisstraf geen toegevoegde waarde hebben. Volgens de reclassering gaat het nu goed met de verdachte. Ze werkt vier dagen in de week en het recidiverisico wordt als heel laag ingeschat. Indien aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zal dit funest zijn voor haar gezin en haar werk. Het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de raadsman redelijk en passend.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een periode van twee jaar gehandeld in cocaïne, amfetamine en MDMA. Verder heeft zij gedurende een periode van drie jaar gehandeld in hennep door dit aan een vriendin te verkopen. Ook heeft de verdachte MDMA en hennep in haar bezit gehad. De verdachte vervulde in de harddrugshandel een sturende en coördinerende rol. Zij maakte de werkroosters voor de koeriers, fungeerde als telefooncentrale waar alle aanvragen binnenkwamen en stuurde de koeriers aan die de harddrugs verkochten en afleverden aan diverse afnemers in de regio West-Friesland. Zelfs haar eigen moeder, samen met haar vriend, werden hiervoor ingezet. De verdachte heeft verklaard dat zij onder dwang in harddrugs heeft gehandeld, maar zij heeft deze verklaring verder niet onderbouwd. Maar ook in die situatie mocht van de verdachte worden verwacht dat zij contact had gezocht met de politie in plaats van de handel jarenlang te laten voortduren. De rechtbank gaat er bij de straftoemeting dan ook van uit dat de verdachte uit eigen beweging in (hard)drugs heeft gehandeld.
Drugs zijn over het algemeen sterk verslavend en het gebruik ervan levert mede daardoor een groot risico op voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de gebruikers. De verspreiding van en de georganiseerde handel in (hard)drugs gaan bovendien gepaard met vele andere vormen van zware criminaliteit en hebben (aldus) een ontwrichtende invloed op de samenleving. Zo hangt een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten samen met de behoefte aan verdovende middelen van gebruikers en gaat de handel in drugs de laatste jaren steeds vaker gepaard met ernstige geweldsdelicten.
De handel in en het bezit van (hard)drugs is, ter bescherming van de volksgezondheid, als misdrijf strafbaar gesteld in de Opiumwet. Het is zorgelijk om te moeten constateren dat kennelijk steeds meer mensen zich weinig gelegen laten liggen aan deze strafbaarstelling en zich niet verantwoordelijk lijken te voelen voor hun rol bij de eerder beschreven criminaliteit. Met haar handelen heeft de verdachte dit gefaciliteerd en in stand gehouden.. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 oktober 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte in 2006 voor hennepteelt een transactievoorstel heeft gekregen en werkstraf heeft uitgevoerd. Gelet op het lange tijdsverloop sinds het plegen van onderhavige delicten weegt de rechtbank dit niet in haar nadeel mee.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het uitgebrachte reclasseringsadvies van 10 mei 2022 van [naam 4]
.Uit het advies blijkt dat de verdachte sinds anderhalf jaar betaald werk heeft, haar sociaal netwerk positief is en haar financiële situatie voldoende stabiel is. Op dit moment zijn de risico’s op delictsgedrag laag. Gelet op de huidige situatie van de verdachte zijn interventies of toezicht niet nodig.
Conclusie van de rechtbank ten aanzien van de op te leggen straf
Gelet op de ernst van het samenstel van de feiten kan niet anders gereageerd worden dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de rechtbank reeds opgemerkt dat de verdachte ernstig rekening moest houden met de mogelijkheid dat aan de verdachte een gevangenisstraf (voor langere duur) zou kunnen worden opgelegd, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten zou komen.
Voor het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Straf (LOVS). Voor het verkopen/afleveren/verstrekken van harddrugs voor een periode tot 12 maanden met enige regelmaat geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. In het geval van de verdachte is sprake geweest van een langere dealperiode met een hoge frequentie. Voor het bezit van harddrugs tussen de 50 en 100 gram geldt daarnaast als uitgangspunt in de LOVS een taakstraf van 150 uren.
Bij de bepaling van de omvang van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn behandeld en geëindigd als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verdachte is op 16 juni 2020 in verzekering gesteld. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 21 november 2023 plaatsgevonden en de rechtbank heeft vonnis bepaald op 5 december 2023. Dit betekent dat de overschrijding van de redelijke termijn ruim zeventien maanden is overschreden. Zonder deze overschrijding had de rechtbank de eis van de officier van justitie (24 maanden gevangenisstraf waarvan acht maanden voorwaardelijk) passend gevonden. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank echter een lagere gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van
achttien maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan ter hoogte van zes maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
4 1 STK GSM (Omschrijving: 1156217, Samsung)
5 2 STK USB-stick (memorykaart)(Omschrijving: 1181387)
6 1 STK Diverse nota's
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan of voorbereid.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht; en
artikel 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) MAANDENmet bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) MAANDEN,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
4 1 STK GSM (Omschrijving: 1156217, Samsung)
5 2 STK USB-stick (memorykaart)(Omschrijving: 1181387)
6 1 STK Diverse nota's.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. A. Buiskool en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2023.
Mr. M. Visser is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.