ECLI:NL:RBNHO:2023:12419

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10476663 \ CV EXPL 23-2627
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van luchtvaartmaatschappij wegens annulering van vlucht als gevolg van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door D.F. Griekspoor, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie na de annulering van vlucht KL934 van Dublin naar Amsterdam-Schiphol op 11 januari 2022. De annulering vond plaats als gevolg van buitengewone omstandigheden, namelijk een tekort aan cabine bemanningsleden door quarantaineverplichtingen in Nederland. De passagier, die zijn vorderingsrecht aan AirHelp had overgedragen, arriveerde met meer dan 24 uur vertraging op zijn eindbestemming in Zagreb. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht niet in geschil is. De vervoerder kon aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waardoor de compensatieplicht niet van toepassing was. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken, aangezien de passagier op zijn verzoek was omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De vordering van AirHelp werd afgewezen, en de proceskosten werden aan AirHelp opgelegd.

De beslissing van de kantonrechter werd uitgesproken op 29 november 2023, waarbij de vordering van AirHelp werd afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10476663 \ CV EXPL 23-2627
Uitspraakdatum: 29 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: D.F. Griekspoor (Lof Legal Services)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. B.E. Struijk (Van Traa Advocaten N.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 14 april 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 1 november 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruikt gemaakt van pleitaantekeningen welke zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij akte van 24 oktober 2023 en 25 oktober 2023 nog stukken toegezonden. De door AirHelp overgelegde schriftelijke toelichting bij de akte van 24 oktober 2023, die ziet op een nadere inhoudelijke toelichting, is na bezwaar van de vervoerder door de kantonrechter geweigerd. De producties 1 tot en met 8 die AirHelp bij akte van 24 oktober 20223 heeft overgelegd zijn wél tot het procesdossier toegelaten.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 11 januari 2022 diende te vervoeren van Dublin Airport, Dublin (Ierland), via Amsterdam-Schiphol Airport, naar Franjo Tudman Airport, Zagreb (Kroatië).
2.2.
Vlucht KL934 van Dublin naar Amsterdam-Schiphol (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagier is omgeboekt naar alternatieve vluchten, waarmee hij met een vertraging van meer dan 24 uur is aangekomen op de eindbestemming.
2.4.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.5.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.3.
De vervoerder voert aan dat de vlucht in kwestie is geannuleerd vanwege de coronapandemie en beperkende overheidsmaatregelen, meer in het bijzonder een tekort aan bemanningsleden ten gevolge van de in Nederland geldende quarantaineverplichtingen. Naast de (34) bemanningsleden die daadwerkelijk ziek waren, zaten er uitsluitend vanwege die geldende quarantaineverplichtingen op de datum van de vlucht 39 cabine bemanningsleden verplicht in quarantaine. De vervoerder heeft uiteindelijk 36 vluchten, waaronder de onderhavige vlucht, moeten annuleren als gevolg hiervan. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het OCC rapport, twee stroomschema’s die zien op het ziekteverzuim en de afwezigen in verband met de quarantaineverplichtingen in de periode tussen 19 december 2021 en 14 januari 2022 en een overzicht van de annuleringen van de vervoerder tussen 1 januari 2022 en 15 januari 2022 overgelegd.
5.4.
AirHelp heeft een beroep gedaan op het arrest van het Hof van 11 mei 2023 (C-156/22 tot en met C-158/22, ECLI:EU:C:2023:393), waarin is geoordeeld dat de onverwachte afwezigheid van één of meer bemanningsleden wegens ziekte of overlijden geen buitengewone omstandigheid oplevert. De vervoerder heeft ter zitting benadrukt dat hij in het onderhavige geval geen beroep doet op ziekte van zijn personeelsleden. Het gaat in dit geval uitsluitend om quarantaineverplichtingen als gevolg waarvan personeelsleden die niet ziek waren, van overheidswege niet aan het werk mochten gaan. De kantonrechter is gelet op het voorgaande, anders dan de rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld in haar vonnis van 7 juli 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:4549), van oordeel dat het onderhavige geval niet valt onder de reikwijdte van voornoemd arrest.
5.5.
Vast staat dat op het moment dat de vlucht had moeten worden uitgevoerd er sprake was van een wereldwijde corona uitbraak en dat de coronapandemie grote gevolgen heeft gehad voor de luchtvaart. De Europese Commissie heeft in haar richtsnoeren betreffende de EU-verordeningen inzake passagiersrechten in de context van de ontwikkeling van COVID-19 op 18 maart 2020 aangegeven dat de maatregelen die overheden nemen om de COVID-19 pandemie in te perken naar hun aard en oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van luchtvaartmaatschappijen en dat daarmee de coronacrisis valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De kanonrechter is van oordeel dat de vervoerder, onder verwijzing naar productie 5 bij antwoord overgelegde stroomschema’s over de periode 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 en zijn toelichting daarop, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van de strikte quarantaineverplichtingen te kampen had met een zodanig lage bezettingscapaciteit dat hij geen andere keuze had dan tot annulering van onder meer de vlucht in kwestie over te gaan. De stelling van AirHelp dat de stroomschema’s niets zeggen over het ziekteverzuim houdt gelet op het voorgaande geen stand.
5.6.
De kantonrechter is alles bij elkaar genomen van oordeel dat de vervoerder in de onderhavige zaak een geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden.
5.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming als gevolg van de annulering zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. AirHelp heeft een beroep gedaan op Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) waaruit volgt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen. De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de passagier op zijn verzoek is omgeboekt naar vlucht KL934 van Dublin naar Amsterdam-Schiphol en vlucht KL1943 van Amsterdam-Schiphol naar Zagreb op 12 januari 2022. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder ter zitting een afschrift van zijn systemen overgelegd, waaruit volgt dat de passagier de omboeking heeft gedaan via de Self Service. De ‘office ID’ die staat vermeld bij de omboeking (AMSKL08OT) behoort bij de passagier, waaruit volgens de vervoerder volgt dat de omboeking van de vlucht heeft plaatsgevonden op verzoek van de passagier. De vervoerder heeft daarmee de betwisting van AirHelp gemotiveerd weersproken. Hoewel de passagier met meer dan 24 uur vertraging is aangekomen op de eindbestemming, is de kantonrechter in het onderhavige geval dan ook van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vordering van AirHelp zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 160,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter