ECLI:NL:RBNHO:2023:12553

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
HAA 22/2181
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een WIA/WGA-uitkering en de geschiktheid van functies na wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 5 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeeld. Eiser had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering gekregen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%, maar dit percentage werd gewijzigd naar 71,22% na bezwaar van zijn ex-werkgever. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die onder andere aanvoert dat er onvoldoende medische informatie is opgevraagd en dat zijn beperkingen niet correct zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de aanpassingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) adequaat zijn gemotiveerd. Eiser's argumenten over zijn medicijngebruik en allergieën worden verworpen, omdat de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hebben verzameld en de juiste conclusies hebben getrokken. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage en de geschiktheid van de functies worden bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2181

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Hoefs),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L.A. Vromans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 29 maart 2022.
1.1.
In het primaire besluit van 14 september 2021 heeft verweerder aan eiser een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De ex-werkgever van eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 29 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar van de werkgever van eiser gegrond verklaard en het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd naar 71,22%.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.4
De zaak is ter zitting aangehouden om verweerder in de gelegenheid te stellen om te reageren op de aanvullende beroepsgronden van eiser van 13 april 2023. Dit heeft verweerder gedaan op 9 mei 2023. Eiser heeft vervolgens op 31 mei 2023 hierop gereageerd. Op deze reactie van eiser heeft verweerder gereageerd op 6 juli 2023, waarna het onderzoek – met toestemming van partijen – op 24 oktober 2023 is gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser was werkzaam als [functie] bij Koninklijke Verzet B.V. voor 36 uur per week. Op 14 juli 2019 heeft eiser zich ziekgemeld als gevolg van terugkerende gezondheidsklachten. Op 16 april 2021 heeft eiser een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Op 8 juli 2021 is eiser op spreekuur geweest bij de verzekeringsarts. Deze heeft een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Aan de hand van deze FML heeft de arbeidsdeskundige op 13 september 2021 een aantal voor eiser geschikte functies geduid. Daarmee komt het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser op 71,22%. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen, waarin aan eiser een loongerelateerde WGA-uitkering wordt toegekend op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Tegen dit besluit heeft de ex-werkgever van eiser bezwaar gemaakt. Daarin schrijft de ex-werkgever allereerst dat foutief het arbeidsongeschiktheidspercentage van 71,22% niet is overgenomen. Tevens is de ex-werkgever van mening dat eiser in staat is meer te verdienen met zijn capaciteiten en dat hij nu tekort wordt gedaan.
3. Op 23 februari 2022 is er gerapporteerd door de bezwaararbeidsdeskundige. Die heeft geen aanleiding gezien om de conclusies te wijzigen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser blijft onverminderd 71,22%. Verweerder heeft vervolgens het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard en het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser vastgesteld op 71,22%. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de toekenning van een WGA-uitkering aan eiser op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 71,22%. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Voordat de rechtbank zich inhoudelijk over de zaak zal uitlaten, wordt het volgende overwogen. Nu er in beroep voor het eerst medische gronden tegen het besluit zijn aangevoerd heeft verweerder aanleiding gezien onderzoek te laten doen door een bezwaarverzekeringsarts. Deze heeft op 26 september 2022 gerapporteerd en aanleiding gezien de FML aan te passen. Er is een extra beperking aangenomen met betrekking tot het boven schouderhoogte actief zijn. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens één van de geduide functies laten vervallen. Dit heeft geen gevolgen voor het arbeidsongeschiktheidspercentage.
6. Omdat de bezwaarverzekeringsarts tijdens de beroepsprocedure verdere beperkingen heeft aangenomen in de FML van 26 september 2022 kleeft er aan de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit gebrek echter niet tot een gegrond beroep. Reden daarvoor is allereerst dat deze gang van zaken nu eenmaal gebruikelijk is, in het geval een (ex)-werkgever opkomt in bezwaar en dit leidt tot een ongunstiger besluit voor de werknemer in de beslissing op bezwaar. Daarbij is eiser door het gebrek in het bestreden besluit niet benadeeld, omdat in beroep alsnog is beoordeeld of er aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen en vervolgens de aangepaste FML ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit en eiser in de gelegenheid is gesteld om aanvullende gronden in te dienen. Uiteindelijk heeft dus een volledige heroverweging plaatsgevonden, waartegen eiser is opgekomen. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
7. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Voorop stelt eiser dat verweerder geen recente medische informatie heeft opgevraagd, terwijl daar wel aanleiding voor was. Het besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid.
Voorts stelt eiser dat hij helemaal niet meer in staat is om te werken. Ten aanzien van de opgestelde FML stelt eiser dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen op de punten 1.8.6 en 3.5. Eiser slikt namelijk een bepaald medicijn, waardoor hij niet in staat is beroepsmatig auto te rijden en ook niet kan werken met gereedschap en machines. Ook is sprake van een allergie voor huisstofmijt. Eiser is daarvoor ten onrechte niet beperkt geacht. Ook heeft verweerder ten onrechte geen urenbeperking aangenomen en zijn er, mede gelet op de rapportage van DC Verzuimdiagnostiek, onvoldoende beperking aangenomen op het fysieke en psychische vlak.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek9. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest.
De primaire arts en de bezwaarverzekeringsarts hebben het medisch dossier bestudeerd en hebben eiser tijdens het spreekuur en de hoorzitting gesproken en medisch onderzocht. De verzekeringsarts heeft verder de medische informatie bestudeerd die bij de aanvraag was meegezonden. Daarnaast heeft de verzekeringsarts de psychiatrische expertise van 15 februari 2021 van drs. L. Lam en een orthopedische expertise van dezelfde datum drs. R. Veldman bestudeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts hiermee zijn medisch oordeel gebaseerd op voldoende medische informatie die actueel was op de datum in geding (11 juli 2021). Naar het oordeel van de rechtbank lag het, gelet op de veelheid aan medische informatie, niet voor de hand om in de bezwaarfase opnieuw medische informatie op te vragen bij eiser of zijn behandelend artsen. Voor de beoordeling van het recht op WIA zijn medische ontwikkelingen van na de datum in geding namelijk niet relevant. De beroepsgrond dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest slaagt dus niet.
Juistheid van de medische conclusies
Geen benutbare mogelijkheden
10.1
Eiser voert primair aan dat er sprake is van geen benutbare mogelijkheden (GBM), omdat er sprake is van persoonlijk en sociaal disfunctioneren. Daarbij zijn er dagen dat eiser zijn bed niet uit kan komen in verband met psychische klachten en de pijn die hij ervaart. Hij kan ook niet altijd voor zichzelf zorgen en heeft soms hulp nodig bij taken zoals douchen, aldus eiser.
10.2
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Door de primaire verzekeringsarts is voldoende gemotiveerd dat er niet voldaan wordt aan de criteria voor GBM. Er is namelijk geen sprake van opname in een ziekenhuis of AWBZ instelling, geen sprake is van bedlegerigheid, geen sprake is van afhankelijkheid in het dagelijks leven (ADL) en er is geen sprake van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Er is ook geen sprake van sterk wisselende mogelijkheden of evident sprake van verlies van (huidige) mogelijkheden binnen 3 maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen, omdat uit de door eiser overgelegde (stukken) niet blijkt dat wel wordt voldaan aan de criteria voor GBM. De enkele stelling in beroep dat eiser dit anders ervaart is daarvoor onvoldoende.
Hadden er meer beperkingen aangenomen moeten worden?
11.1
Eiser stelt zich op het standpunt dat door de verzekeringsarts N.P. Wildenborg van DC VerzuimDiagnostiek een inzetbaarheidsprofiel (IZP) is opgesteld waarin aanzienlijk meer fysieke beperkingen zijn opgenomen. Volgens eiser is niet gemotiveerd waarom hiervan is afgeweken. Daarnaast stelt eiser dat de beperkingen, zoals die bijvoorbeeld door de orthopeed zijn vastgesteld, onveranderd aan de orde zijn nu psychische problemen aan de behandeling van de fysieke problemen in de weg staan.
11.2
De rechtbank overweegt als volgt. Naar vaste rechtspraak kan het enkele feit dat een verzekeringsarts in een zogeheten IZP meer beperkingen aanneemt niet leiden tot het oordeel dat de FML van de verzekeringsartsen van het UWV onjuist is vastgesteld. Het is de taak van de verzekeringsarts van het UWV om in het kader van een WIA-beoordeling de beperkingen van een verzekerde vast te leggen, terwijl de opgestelde IZP dient om re-integratiemogelijkheden in kaart te brengen en dus een ander doel heeft dan de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA. Op pagina 1 van de rapportage van Wildenborg staat daarnaast uitdrukkelijk dat er aan de IZP geen rechten kunnen worden ontleend bij de aanvraag van een WIA-uitkering.
Medicijngebruik
12.1
Eiser voert aan dat hij ten tijde van datum in geding het medicijn Duloxetine gebruikt. Dit gaat volgens hem niet samen met het gebruik van machines en autorijden. Ten onrechte is er volgens eiser daarom geen beperking opgenomen onder punt 1.8.6 en 2.11 op de FML.
12.2
Dit standpunt volgt de rechtbank niet. Daarvoor acht de rechtbank het volgende van belang. Allereerst heeft eiser op 8 juli 2021 bij de primaire verzekeringsarts aangegeven dat hij geen medicijnen meer gebruikte, omdat hij hier niet mee kon rijden. Dat dit niets zegt over de datum in geding volgt de rechtbank niet. Immers, de datum in geding is 11 juli 2021. De primaire verzekeringsarts mocht er gelet op het korte tijdsverloop tussen het onderzoek en de datum in geding dus van uit gaan dat eiser op dat moment geen medicatie (en dus ook geen Duloxetine) gebruikte.
Deze beroepsgrond slaagt ook niet, omdat het medicijn Duloxetine geen contra-indicatie oplevert ten aanzien van beroepsmatig vervoer. Daarvoor acht de rechtbank van belang dat door de bezwaarverzekeringsarts op 26 juni 2023 is gerapporteerd dat Duloxetine in de richtlijn ‘Verkeersdeelname/Adviezen bij geneesmiddelengebruik’ is ingedeeld in categorie II, licht tot matige negatieve invloed op de rijvaardigheid. Dat er in de bijsluiter bij het medicijn wordt gewaarschuwd voor de invloed van het medicijn op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen maakt niet dat eiser door het medicijngebruik niet in staat is te rijden of machines te gebruiken.
Huisstofmijt
13.1
Eiser stelt zich op verder op het standpunt dat uit de rapportage van de verzekeringsarts van 25 oktober 2022 in een andere bezwaarprocedure van eiser blijkt dat hij allergisch is voor huisstofmijt. Ten onrechte is dan ook geen beperking opgenomen onder punt 3.5. van de FML, aldus eiser.
13.2
De bezwaarverzekeringsarts heeft op 20 april en 5 mei 2023 gerapporteerd dat over een huisstofmijtallergie bij eiser niets bekend is. De bezwaarverzekeringsarts verwijst daarvoor ook naar de informatie van de huisarts. De rechtbank ziet geen reden om aan de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts te twijfelen.
Urenbeperking
14.1
Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat de door de verzekeringsarts aangenomen urenbeperking onvoldoende is. Vanwege de ernstige psychische klachten is er sprake van noodzakelijke recuperatie perioden. Daarbij is de verzekeringsarts voorbijgegaan aan het feit dat eiser een verstoord dag/nachtritme heeft. Deze slaapproblematiek is het gevolg van een stemmingsstoornis. Door de slaapproblematiek heeft eiser minder mogelijkheden tot recuperatie waardoor een urenbeperking des te meer aan de orde. Eiser stelt dat dat de verzekeringsarts ten onrechte een te lichte beperking heeft opgenomen op de punten 6.2 en 6.3 van de FML.
14.2
De rechtbank stelt vast dat eiser op het moment beperkt is voor 6 uur per dag/30 uur per week en dat hij niet ’s nachts kan werken. De primaire verzekeringsarts heeft aangegeven dat het aannemelijk is dat eiser niet fulltime belastbaar is voor arbeid. Rekening houdend met de overige beperkingen is eiser wel 6 uur per dag belastbaar, aldus de primaire verzekeringsarts. De bezwaarverzekeringsarts schrijft in de rapportage van 20 april 2023 dat er in psychiatrische zin geen ernstige stoornis is vastgesteld. De beperkingen in persoonlijk functioneren, in combinatie met de urenbeperking, kunnen daarom als voldoende tegemoetkoming gezien worden. De rechtbank ziet in de door eiser overgelegde stukken geen aanleiding om aan dit standpunt te twijfelen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de psycholoog in de CIR-eindevaluatie van 18 juni 2020 het volgende schrijft.
“Op alle levensgebieden is structuur weg waardoor hij de afgelopen tijd in de vermijding is geraakt. Het is belangrijk dat dit negatieve patroon doorbroken wordt en dat hij concrete handvatten krijgt om zichzelf weer te activeren en om stap voor stap werken aan een nieuw perspectief, uitgaande van zijn eigen wensen en interesses.”
Is er aanleiding voor meer beperkingen?
15. De rechtbank is voorts van oordeel dat door de verzekeringsartsen voldoende is gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat voor het aannemen van extra fysieke beperkingen. Daarbij wijst de rechtbank specifiek op de overweging van de bezwaarverzekeringsarts in de rapportage van 20 april 2023.
“Een van de bijlagen, van de revalidatiearts, spreek van forse lijdenslast en deze is voldoende verwerkt in de diverse beperkingen in dynamisch en statische zin. De aangevoerde gronden leveren verder geen medische informatie die aanleiding geven deze oordeelsvorming te herzien.”De door eiser overgelegde medische stukken geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan dit oordeel.
16.1
Ten slotte stelt eiser ten aanzien van zijn medische situatie dat er ten onrechte onvoldoende beperkingen zijn opgenomen op de FML vanwege de psychische beperkingen die hij ervaart. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 26 september 2022 de depressieve klachten van eiser onderschreven, maar heeft hiervoor eiser ten onrechte niet aanvullend beperkt geacht. Het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat de FML al voldoende beperkingen bevatte kan niet worden gevolgd nu de primaire verzekeringsarts juist géén depressieve stoornis/klachten heeft vastgesteld, aldus eiser.
16.2
Uit de rapportage van de verzekeringsarts volgt dat sprake is van een somatisch symptoomstoornis en een depressieve stoornis. De verzekeringsarts heeft zijn conclusie onder meer gebaseerd op de psychiatrische expertise en de informatie van de psycholoog. Ook de bezwaarverzekeringsarts gaat uit van een somatisch symptoomstoornis en noemt daarbij ook reactief depressieve klachten. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn stelling dat de bezwaarverzekeringsarts is uitgegaan van een andere (zwaardere) diagnose en daarom meer beperkingen had moeten aannemen. Daarnaast merkt de rechtbank op dat niet de diagnoses, maar juist de beperkingen van belang zijn bij een verzekeringsgeneeskundig oordeel. De verzekeringsartsen hebben de aanwezige medische stukken die zien op de psychische situatie van eiser betrokken en hebben op basis daarvan beperkingen aangenomen. De rechtbank ziet in dat wat eiser aanvoert geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de aangenomen beperkingen.
De arbeidskundige beoordeling
17.1
Ten aanzien van de geduide functies stelt eiser zich op het standpunt dat de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) niet passend is nu in de FML is vastgesteld dat statische houdingen moeten worden afgewisseld met dynamische handelingen. Het wisselen van houding gedurende één keer per uur zoals dit voorkomt in deze functie is niet de afwisseling die is voorgeschreven. Als toelichting bij dit punt staat namelijk
“Het gaat hier uitdrukkelijk niet om de gebruikelijke afwisseling in zitten, staan en lopen zoals die al ontstaat bij het scoren op die beoordelingspunten”.
17.2
De bezwaararbeidsdeskundige heeft naar aanleiding van de beroepsgronden van eiser overleg gevoerd met de bezwaarverzekeringsarts. Geconcludeerd is dat de functie geschikt is voor eiser. De bezwaararbeidsdeskundige motiveert dat als volgt.
“De heer [eiser] is volgens de verzekeringsarts Bezwaar & Beroep in staat een uur aaneen en 4 uur per dag te zitten (met voldoende vertredingsmogelijkheden uit te breiden tot 6 uur per dag). In de geduide functie wordt 4 uur per dag gewerkt en is sprake van 2 x 60 minuten aaneen en 2 x 30 minuten aaneen zitten per dag. Zoals in mijn voorgaande rapportage aangegeven wordt het zitten in deze functie onderbroken bij het houden van koffie- en theepauzes, vanwege toiletbezoek en om iets te pakken/weg te leggen (het ophalen van printplaten met een wagentje, het wegbrengen van een volle bak of rek naar de soldeermachine). Er is daardoor een afwisseling met zitten welke, na overleg met de verzekeringsarts Bezwaar & Beroep, als voldoende geacht wordt om aan de gestelde voorwaarden te voldoend (lichte vertredingsbehoefte).”Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat de belasting van eiser in de functie met SBC-code 111180 niet overschreden wordt.
17.3
Ook de functie chauffeur personenbusje (SBC-code 111241) is volgens eiser niet passend. Het is volgens eiser niet verantwoord om auto te rijden gelet op zijn medicatiegebruik en de angststoornis die verband houdt met autorijden als gevolg van het auto-ongeluk dat eiser heeft gehad. Voorts gebruikt eiser sporadisch cannabis om de pijn te kunnen verdragen. Dit staat op gespannen voet met autorijden. Eiser kan niet voldoen aan de opleidingseis om een taxipas te krijgen gelet op bovengenoemde punten. Tevens is er een overschrijding van de belastbaarheid nu eiser meer dan 60 minuten moet staan bij het schoonmaken van de taxibus, aldus eiser.
17.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bezwaararbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiser in de functie chauffeur personenbusje niet overschreden wordt. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 5 mei 2023 aangegeven dat eiser dagelijks ongeveer 41 minuten zal staan en niet-dagelijks ongeveer 66 minuten. De belastbaarheid van eiser wordt overschreden op één werkdag wat betreft de duur van het staan, maar dit past volgens de bezwaararbeidsdeskundige binnen de belastbaarheid gezien de marginale overschrijding en de incidentele belasting van de overschrijding. Dit standpunt kan de rechtbank volgen. Tevens heeft de bezwaararbeidsdeskundige in de rapportage van 6 juli 2023 aangegeven dat er overleg is gevoerd met de bezwaarverzekeringsarts (in het kader van het cannabisgebruik). De bezwaarverzekeringsarts heeft daarbij aangegeven dat het cannabisgebruik niet medisch noodzakelijk geacht wordt en dat eiser bij zijn keuze voor het sporadische gebruik in staat is rekening te houden met arbeidstijden en een eventuele (medische) keuring voor de taxipas. De functie is daarom geschikt en de grond van eiser slaagt niet.
18. Ter zitting heeft eiser nog gevraagd een medische deskundige te benoemen. De rechtbank ziet geen aanleiding een medisch deskundige te benoemen. Er is immers, zoals blijkt uit bovenstaande, geen twijfel ontstaan aan de juistheid van de medische conclusies van verweerder.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.