In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, is de affectieve relatie tussen de partijen, [eiser] en [gedaagde], in de zomer van 2023 geëindigd. De zaak betreft het voortgezet gebruik van de gezamenlijke woning, die partijen in 2016 hebben aangeschaft, en de vraag of [gedaagde] een schadevergoeding van € 4.950,- aan [eiser] moet betalen voor de eigenaarslasten die hij heeft betaald terwijl hij geen gebruik kon maken van de woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven wonen zwaarder weegt dan het belang van [eiser] om terug te keren naar de woning. De vordering tot ontruiming van de woning door [eiser] is afgewezen, evenals de vordering tot schadevergoeding, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond.
De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 29 november 2023. Tijdens deze behandeling zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen, waarbij het belang van [eiser] om gebruik te maken van de woning en zijn zorgplicht voor zijn minderjarige zoon is meegewogen. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat [gedaagde] voorlopig in de woning mag blijven wonen, omdat er onvoldoende bewijs was dat [eiser] een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen. De vorderingen zijn afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.