ECLI:NL:RBNHO:2023:12901

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/15/345637 / KG ZA 23-598
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van termijn voor toedelen woning aan de vrouw in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een vordering ingediend tot verlenging van de termijn voor de notariële overdracht van de gezamenlijke woning aan haar, zoals bepaald in een eerder arbitraal vonnis van 19 juni 2023. De vrouw heeft aangevoerd dat zij zwaarwegende belangen heeft bij deze verlenging, onder andere omdat zij de woning wil behouden voor haar minderjarige kinderen en omdat zij anders geen hypothecaire lening kan verkrijgen voor een andere woning. De man, gedaagde, heeft verweer gevoerd en gesteld dat de vrouw zich niet aan de termijnen heeft gehouden en dat de woning nu verkocht moet worden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van zwaarwegende belangen en heeft de vordering toegewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de notariële overdracht uiterlijk op 31 december 2023 moet plaatsvinden en dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde medewerking van de man aan de rechtshandeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/345637 / KG ZA 23-598
Vonnis in kort geding van 20 december 2023
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. A. Krim te Haarlem,
tegen
[de man],
zonder bekende woonplaats, feitelijk verblijvende te [plaats 2] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de schriftelijke reactie met producties van de zijde van de man
  • de aanvullende productie 21 van de zijde van de vrouw
  • de aanvullende eis en de aanvullende producties 12 t/m 14 van de zijde van de man, waarin hij tevens bezwaar maakt tegen toelating van productie 21 van de vrouw
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 13 december 2023 zijn verschenen namens de vrouw mr. Krim voornoemd en de man in persoon. De vrouw woont de zitting bij via een hybride verbinding.
1.3.
De voorzieningenrechter beslist dat het bezwaar van de man tegen toelating van de aanvullende productie 21 van de vrouw wordt afgewezen, omdat deze productie tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 24 uur voor de zitting, is ingediend.
Voorts beslist de voorzieningenrechter dat de tegenvordering die de man in zijn stukken heeft geformuleerd niet in behandeling genomen kan worden omdat een eis in reconventie alleen kan worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Tussen partijen heeft een affectieve relatie bestaan, welke relatie in mei 2021 is geëindigd.
2.2.
Tijdens de relatie van partijen zijn twee, thans nog minderjarige, kinderen geboren, te weten:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [plaats 2]
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] in de gemeente [gemeente 1] en [plaats 3] .
De man heeft de kinderen erkend en partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een recht van ondererfpacht, eindigende op 31 december 2049, op het recht van erfpacht op grond toebehorende aan Staatsbosbeheer, liggen te [plaats 3] , gemeente [gemeente 1] , met het zich daarop bevindende woonhuis met erf, tuin, een bijgebouw en verdere aanhorigheden, gelegen aan de [adres] [plaats 1] (hierna: de woning).
2.4.
Partijen hebben over de afwikkeling van de gevolgen van de beëindiging van de samenleving een arbitrageprocedure gevoerd. Op 19 juni 2023 is in die procedure vonnis gewezen. In dat vonnis is overeenkomstig de tussen partijen bereikte overeenstemming over de woning het volgende bepaald:
F.1 bepaalt ter zake het aan partijen ieder bij helfte toekomende "recht van ondererfpacht, eindigende op 31 december 2049, op het recht van erfpacht op grond, toebehorende aan Staatsbosbeheer, liggende te [plaats 3] , gemeente [gemeente 1] , met het zich daarop bevindende woonhuis met erf, tuin, één bijgebouw en verdere aanhorigheden, gelegen te [postcode] [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] , [adres] , kadastraal bekend gemeente [gemeente 1] en [plaats 3] , [kadaster nummer] , hierna verder te duiden als "de gezamenlijke woning" het volgende:
F.2 de vrouw is gerechtigd om uiterlijk 15 augustus 2023 aan de man mede te delen dat zij er voor kiest de gezamenlijke woning aan haarzelf toegedeeld te krijgen tegen inbreng van € 500.000,=. Vervolgens krijgt zij tot 15 september 2023 de tijd om de notariële overdracht van het aandeel van de man aan haar tot stand te brengen. Deze termijnen kunnen in onderling overleg tussen partijen worden verlengd, terwijl de Voorzieningenrechter in kort geding deze termijnen kan verlengen, indien daarvoor zwaarwegende belangen aan de zijde van de vrouw opkomen. De vrouw wijst de notaris aan. De kosten van notariële overdracht/toedeling komen geheel voor rekening van de vrouw.
F.3 op het moment van notariële overdracht dient de vrouw ervoor zorg te hebben gedragen dat de man door de bank respectievelijk haar ouders uit de hoofdelijke verplichtingen jegens de ABN AMRO Bank in verband met de van die bank verkregen hypothecaire lening en uit de verplichtingen jegens de ouders van de vrouw in verband met de door hen aan de vrouw en de man verstrekte geldlening, zal zijn ontslagen; (…)
F.5 de man wordt veroordeeld aan voormelde notariële overdracht/ toedeling zijn medewerking te verlenen, indien de vrouw aan haar hiervoor beschreven verplichtingen tijdig voldoet. Bij weigering door de man treedt dit vonnis in de plaats van zijn ontbrekende wilsverklaring en handtekening voor de dor hem uit te voeren noodzakelijke verbintenisrechtelijke en zakenrechtelijke rechtshandelingen ter zake deze overdracht/toedeling;
G.1 partijen zijn subsidiair overeengekomen om in het geval de vrouw afziet van toedeling van de gezamenlijke woning aan haarzelf, of zich niet aan de termijnen voor een dergelijke toedeling, zoals hiervoor vermeld onder F.2 houdt c.q. kan houden, de woning gezamenlijk onderhands te verkopen.
(…)
G. 7 Mocht een partij niet meewerken aan de opdrachtverlening, verkoop, levering en afrekening dan treedt dit vonnis in de plaats van de ontbrekende wilsverklaring en handtekening van die partij die niet meewerkt aan een gezamenlijke onderhandse verkoopopdracht, de verkoopovereenkomst, de levering van de gezamenlijke woning en de afrekening door de notaris.”

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert samengevat ‑ dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar verlof zal verlenen om de notariële overdracht van het aandeel van de man in de woning aan haar tot stand te brengen uiterlijk op 31 december 2023 zoals omschreven in het arbitraal vonnis van 19 juni 2023 NAI 4957, waarbij bepaald wordt dat het vonnis van 19 juni 2023 in de plaats zal treden voor de medewerking van de man aan de levering van de woning aan de vrouw, met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
3.2.
De vrouw stelt dat zij de man tijdig duidelijk gemaakt heeft dat zij de woning voor het bedrag van € 500.000,- aan zich wenst te laten toedelen en dat zij de man op 3 juli 2023 al in een e-mail heeft gewaarschuwd dat de notaris hem om een volmacht zou kunnen gaan vragen om zijn aandeel in de woning aan haar te leveren. Verder voert zij aan dat zij de benodigde toestemming van het Recreatieschap en Staatsbosbeheer al rond 12 augustus 2023 heeft verkregen. Zij erkent dat de bank uiteindelijk pas op 20 september 2023 akkoord gegeven heeft, maar wijst er op dat dit komt omdat de bank de man niet kon bereiken omdat hij niet in Nederland staat ingeschreven.
3.3.
De vrouw stelt dat zij zwaarwegende belangen heeft bij verlenging van de termijn genoemd in het arbitraal vonnis om de woning aan zich te laten toedelen. Zij voert aan dat zij de woning wil overnemen omdat zij, anders dan bij woningbehoud, geen hypothecaire geldlening meer zal kunnen krijgen en dan geen andere woning meer zal kunnen kopen. Daarnaast benadrukt zij dat zij het van groot belang vindt dat de nog jonge kinderen van partijen (5 en 7 jaar oud) in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven omdat zij al veel meegemaakt hebben de afgelopen jaren. De vrouw voert daarbij aan dat de woning vlak bij de school van de kinderen is gelegen en wijst er op dat haar moeder vlakbij woont wat erg handig is omdat de vrouw ziek is en haar moeder haar helpt als zij door haar ziekte hulp nodig heeft bij de zorg voor de kinderen.
Zij wijst er op dat alle benodigde papieren bij de notaris klaar liggen, dat de ‘jubelton’ die zij geschonken heeft gekregen van haar moeder al bij de notaris op de derdenrekening staat en dat er onder voorbehoud een afspraak bij de notaris staat voor 28 december 2023 om de toedeling van de woning aan haar te formaliseren.
3.4.
De man voert verweer. Hij stelt dat de vrouw zich niet heeft gehouden aan de termijnen genoemd in het arbitrale vonnis om de woning aan zich te laten toedelen en dat ingevolge hetgeen verder in het vonnis is bepaald de woning nu verkocht moet worden. Daarbij voert hij aan dat hij indertijd onder druk akkoord gegaan is met de waarde van € 500.000,- voor de woning, terwijl hem uit informatie die hij nadien heeft ingewonnen en/of waarmee hij later bekend is geworden is gebleken dat de woning veel meer waard is in de huidige markt. In dat verband wijst hij onder meer op de gebleken mogelijkheid om het erfpachtrecht op de grond vele jaren te verlengen. Hij benadrukt dat partijen allebei uitsluitend een financieel belang hebben, dat de vrouw achterblijft met een woning terwijl hij feitelijk met niets achterblijft en tegen betaling van een heel hoge huur gedoogd wordt op zijn huidige verblijfplaats. Hij stelt dat hij er belang bij heeft een zo hoog mogelijke opbrengst uit de woning te verkrijgen zodat hij ook een woning kan kopen waar hij zijn kinderen kan ontvangen. Hij benadrukt dat zelfs als hij op 15 september 2023 had willen tekenen om zijn aandeel in de woning over te dragen dit niet had gekund omdat de bank op dat moment nog niet akkoord was. De omstandigheid dat de bank hem niet goed kon bereiken is een gevolg van het feit dat de vrouw hem met hulp van de gemeente heeft laten uitschrijven van het adres van de woning, terwijl ze er voor had kunnen kiezen daarmee te wachten totdat alles afgewikkeld was.
3.5.
In reactie op dit laatste verwijt van de man voert de vrouw aan dat de man al ruim 2,5 jaar bij zijn vriendin woont en nergens meer aan meebetaalt, zodat het noodzakelijk was dat hij werd uitgeschreven om het voor haar als alleenstaande ouder mogelijk te maken aanspraak te maken op toeslagen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het (spoedeisend) belang van de vrouw vloeit rechtstreeks voort uit het arbitrale vonnis. Daarin is bepaald dat zij zich voor de verlenging van de termijn moet wenden tot de voorzieningenrechter (zie 2.4 onder F2). Het verweer van de man dat de vrouw geen (spoedeisend) belang heeft wordt daarom verworpen.
4.2.
Voorop gesteld wordt dat de vraag die ter beoordeling voorligt niet is of de waarde voor de woning die partijen overeengekomen zijn in de arbitrageprocedure als marktconform kan worden aangemerkt of aanpassing behoeft. Hierover hebben partijen afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het arbitrale vonnis van 19 juni 2023.
De omstandigheid dat de man na het arbitrale vonnis op andere gedachten is gekomen over de waarde van de woning waarmee hij akkoord gegaan is op grond van informatie die hij nadien heeft ingewonnen speelt in dit kort geding geen rol. De man kan op die afspraak tussen partijen in deze procedure niet terugkomen.
4.3.
De vraag die voorligt aan de voorzieningenrechter is uitsluitend of er grond bestaat voor verlenging van de in het arbitraal vonnis genoemde termijn om de woning aan de vrouw toe te delen in verband met zwaarwegende belangen die aan de zijde van de vrouw zijn opgekomen. Het gaat in het onderhavige kort geding dan ook niet om een belangenafweging die moet plaatsvinden tussen de belangen van de vrouw en de man.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van dergelijke zwaarwegende belangen aan haar zijde. Daarbij is het volgende van belang.
4.5.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er vanaf de datum van het arbitrale vonnis alles aan heeft gedaan om de woning tijdig aan zich te kunnen laten toedelen voor de overeengekomen waarde van € 500.000,-. Dat blijkt onder meer uit de mededeling van de vrouw dat zij de man op 3 juli 2023 al heeft gemaild dat de notaris contact met hem kon gaan opnemen voor een volmacht. De man heeft dit niet weersproken, maar heeft verklaard dat er veel gemaild is tussen partijen en dat hij zich dit niet kan herinneren. Hieruit blijkt voldoende dat de vrouw in ieder geval op dat moment de notaris al had ingeschakeld.
Verder heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat zij het benodigde akkoord van het Recreatieschap en van Staatsbosbeheer al omstreeks 12 augustus 2023 had verkregen. Tot slot staat tussen partijen vast dat de man op 12 september 2023 is benaderd door de notaris met het verzoek om een volmacht af te geven. Dit was nog binnen de overeengekomen termijn. Hoewel volgens zijn stelling op dat moment levering aan de vrouw niet meer aan de orde was omdat de termijn waarop zij kenbaar had moeten maken dat zij de woning toegedeeld wilde krijgen al ongebruikt was verstreken heeft hij dat standpunt niet meegedeeld aan de notaris. In plaats daarvan heeft hij verschillende vragen aan de notaris gesteld met betrekking tot de toedeling van de woning, waarop hij ‑ naar eigen zeggen ‑ in een e-mail van 19 oktober 2023 antwoord op heeft gekregen.
4.6.
Weliswaar is de bank pas op 20 september 2023, dus buiten de in het arbitrale vonnis genoemde termijn, definitief akkoord gegaan, maar de vrouw heeft uitgelegd dat dit kwam omdat de man niet in Nederland staat ingeschreven en daardoor eerder niet bereikbaar was voor de bank. Dit is door de man niet weersproken. Hij heeft daarover aangevoerd dat dit aan de vrouw moet worden toegerekend omdat zij had bewerkstelligd dat hij was uitgeschreven van het adres van de woning, maar hierin wordt hij niet gevolgd. De uitleg van de vrouw dat dit is gebeurd omdat de man al bij zijn vriendin woonde, nergens meer aan meebetaalde en zij aanspraak wilde kunnen maken op toeslagen heeft de man niet weersproken. Bij die stand van zaken valt hierover aan de vrouw geen verwijt te maken.
4.7.
Geoordeeld wordt dat de door de vrouw vanaf het arbitrale vonnis ondernomen acties om de woning aan zich te laten toedelen, waarbij de termijn door omstandigheden aan de zijde van de man slechts zeer kort werd overschreden op zichzelf beschouwd in redelijkheid al een verlenging van de termijn zouden hebben gerechtvaardigd. Daartoe was de man echter niet meer bereid.
De nu door de vrouw aangevoerde belangen voor het behoud van de woning worden aangemerkt als zwaarwegende belangen aan de zijde van de vrouw als bedoeld in het arbitrale vonnis. Deze belangen rechtvaardigen de verlenging van de termijn tot en met 31 december 2023, ook als de noodzaak voor de verlenging niet (mede) aan de man zou kunnen worden toegeschreven.
4.8.
Het door de vrouw gevorderde verlof om de notariële overdracht van het aandeel van de man in de woning aan haar tot stand te brengen uiterlijk op 31 december 2023 zoals omschreven in het arbitraal vonnis d.d. 19 juni 2023 NAI 4957 wordt toegewezen.
4.9.
De gevorderde in de plaats stelling van het vonnis voor de benodigde medewerking van de man aan de levering van de woning is in het arbitrale vonnis reeds bepaald. Om executieproblemen te voorkomen zal de voorzieningenrechter toch ook dit deel van de vordering toewijzen en een termijn bepalen als bedoeld in artikel 3:301 lid 1 BW. In de omstandigheid dat de man blijkens de stukken in ieder geval op 7 juli 2023 al bekend was met het arbitrale vonnis en de daarin opgenomen in de plaats stelling van het vonnis ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de termijn te bepalen op één dag.
4.10.
Omdat het geschil voortkomt uit de omstandigheid dat tussen partijen een affectieve relatie heeft bestaan zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent de vrouw verlof om de notariële overdracht van het aandeel van de man in de woning aan haar tot stand te brengen uiterlijk op 31 december 2023 zoals omschreven in het arbitraal vonnis d.d. 19 juni 2023 NAI 4957;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de notariële toedeling van de woning aan de vrouw vereiste rechtshandeling(en) van de man;
5.3.
bepaalt de termijn van artikel 3:301 BW op één dag;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 20 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155