Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[eiser 1],
2.
[eiser 2],
1.De zaak in het kort
2.De verdere procedure
- de akte overlegging productie tevens aanpassing van eis zijdens [eisers] c.s. van 26 juli 2023;
- antwoordakte (ook op de akte van [eisers] c.s. van 26 juli 2023) zijdens [gedaagde] van 26 juli 2023;
- de akte uitlating producties zijdens [eisers] c.s. van 6 september 2023;
- de brief van de rechtbank aan partijen van 25 september 2023, waarin de rechtbank heeft aangegeven dat van de akte van 6 september 2023 alleen de tekst bij de randnummers 1 tot en met 4 en 9 onderdeel uitmaken van het procesdossier en de tekst bij de randnummers 5 tot en met 8 buiten beschouwing zullen worden gelaten;
- de akte uitlaten zijdens [gedaagde] van 25 oktober 2023.
3.De verdere beoordeling
- niet is gesteld of gebleken dat [eisers] c.s. de strook grond die door de nieuwe uitbouw is overbouwd in het verleden hebben gebruikt, anders dan voor onderhoud aan hun zijgevel;
- niet is komen vast te staan dat de luchtspouw tussen de zijgevel van de woning van [eisers] c.s. ventilatie problemen en/of schimmelvorming in de woning van [eisers] c.s. oplevert;
- niet is komen vast te staan dat de woning van [eisers] c.s. door de nieuwe uitbouw niet langer als vrijstaand kan worden beschouwd.
[eisers] c.s. hebben immers nooit geklaagd over de eerdere overbouw. Dit betoog kan niet slagen. De vestiging van de erfdienstbaarheid ziet immers op de gehele overbouw, dus ook op de overbouw waarvan al eerder sprake was. De schade die [eisers] c.s. daardoor lijden moet door [gedaagde] worden vergoed. Uitgaande van een overbouw van 2,03 m2, zoals [eisers] c.s. hebben aangevoerd, leidt dit tot een bedrag van € 1.421,00. Aan de vestiging van de erfdienstbaarheid zal dus de voorwaarde worden verbonden dat [gedaagde] dit bedrag aan [eisers] c.s. betaalt.
Primair: Gedaagde te bevelen de door haar recentelijk aangebrachte uitbouw in te korten en te verlagen op een wijze dat deze qua hoogte voldoet aan de bouwtekeningen en qua breedte niet langer over de eigendomsgrens staat zoals vastgesteld door het Kadaster in het relaas van bevindingen d.d. 22 augustus 2022, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,= voor iedere dag dat gedaagde binnen 4 weken na betekening van het gewezen vonnis, weigert aan dit bevel gehoor te geven;Subsidiair: als uw rechtbank het primair gevorderde zal afwijzen doordat uw rechtbank meent dat in casu sprake is van misbruik van recht ex art. 3:13 BW en dat gedaagde een beroep toekomt op artikel 5:54 BW, dan wordt uw rechtbank verzocht gedaagde te bevelen binnen 2 weken na het in deze te wijzen vonnis alle door haar aangebrachte verbindingen tussen haar uitbouw en de woning van eisers (o.a. aan de zijgevel vastgeplakte dakbedekking, aan de voor- en achtergevel van de uitbouw aangebrachte verbindingen en een recent aangebrachte kitrand op het platte dak van de woning van eisers) zonder achterlating van enig spoor of beschadiging te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat gedaagde weigert aan dit bevel gehoor te geven.
Dit is in strijd met het tussenvonnis waaruit nu juist volgt dat de uitbouw van [gedaagde] niet meer met de woning van [eisers] c.s. verbonden is. Volgens [eisers] c.s. heeft [gedaagde] hierdoor wederom zonder hun toestemming gebruik gemaakt van hun woning ten behoeve van haar eigen woning.
De vorderingen 1 primair, 2, 4, 5 en 7 zullen worden afgewezen. In deze uitkomst en in de omstandigheid dat partijen buren van elkaar zijn, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing