In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van betrokkene, die sinds 1 september 2022 onder bewind staat. Betrokkene, geboren in 1962, heeft verzocht om het bewind op te heffen, stellende dat zij hersteld is van een hersenbloeding, die de aanleiding was voor het instellen van het bewind. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 december 2023 heeft betrokkene aangegeven dat zij weer beter functioneert, maar de kantonrechter heeft twijfels over haar zelfredzaamheid. Betrokkene heeft het voorstel van de kantonrechter om een zelfredzaamheidstraject te volgen afgewezen, wat de zorgen van de kantonrechter versterkt. De bewindvoerder, A.C. Lakeman-Kramer, heeft verweer gevoerd en benadrukt dat betrokkene nog steeds regelmatig vergeetachtige momenten heeft en dat er financiële problemen zijn door dubbele woonlasten. De kantonrechter concludeert dat de grond voor het bewind nog steeds aanwezig is en dat het verzoek tot opheffing te vroeg komt. De kantonrechter wijst het verzoek af, met de overweging dat betrokkene de situatie niet goed inschat en dat het bewind noodzakelijk blijft voor haar financiële belangen.