ECLI:NL:RBNHO:2023:13625

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
10477098 \ CV EXPL 23-2638
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, over de annulering van een vlucht. De passagier, die een vervoersovereenkomst had gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Edinburgh op 28 juni 2022, vorderde compensatie van € 250,00 wegens de annulering van de vlucht. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een vertraging van een eerdere vlucht, waardoor de bemanning hun maximale vliegdienstperiode zou overschrijden.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vlucht was geannuleerd, maar dat de vervoerder niet had kunnen bewijzen dat de omstandigheden die tot de annulering leidden, buiten zijn controle lagen. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe en veroordeelde de vervoerder tot betaling van de gevorderde compensatie, wettelijke rente, proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot afgifte van een certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 werd afgewezen wegens gebrek aan belang.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers beschermt bij annuleringen en vertragingen van vluchten. De vervoerder had de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat de annulering niet kon worden voorkomen, maar slaagde daar niet in, wat leidde tot de toewijzing van de vordering van de passagier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10477098 \ CV EXPL 23-2638
Uitspraakdatum: 20 december 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats], Verenigd Koninkrijk
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gedaagde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te London Luton Airport, Verenigd Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (KoolhaasLegal)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 12 april 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Edinburgh Airport, Edinburgh (Verenigd Koninkrijk) op 28 juni 2022 met vlucht EZY6926, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 48,40, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten;
- de nakosten.
3.2.
Voorts verzoekt de passagier de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.3.
De vervoerder voert aan dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Amsterdam – Nice – Amsterdam – Edinburgh – Amsterdam (vier vluchten in totaal). De vlucht in kwestie zou oorspronkelijk om 16.30 uur UTC vertrekken vanaf Amsterdam en om 18.00 uur UTC aankomen in Edinburgh. Wegens slechte weersomstandigheden in Nice, met name onweersbuien, heeft de vlucht van Amsterdam naar Nice (EZY7935) een vertraagde vertrek-SLOT aangewezen gekregen. Uiteindelijk heeft het toestel uit moeten wijken naar Marseille. In Marseille heeft het luchtverkeersbeheer aan het toestel een vertrek-SLOT van 17:03 uur UTC opgelegd. Als gevolg daarvan is het toestel om 18:54 uur UTC in Amsterdam aangekomen. Deze vertraging leidde ertoe dat de hierop volgende rotatievlucht Amsterdam – Edinburgh – Amsterdam niet meer uitgevoerd kon worden. Het uitvoeren van de vlucht in kwestie zou immers tot gevolg hebben dat de bemanning hun maximale vliegdienstperiode zou overschrijden en dat de avondklok op Schiphol overschreden zou worden. Er was geen vervangende bemanning beschikbaar met voldoende resterende vliegdienstperiode om de vlucht uit te voeren. Hierop heeft de vervoerder om 18:21 UTC besloten om de vlucht in kwestie te annuleren. De vervoerder stelt dat er voor hem geen andere reële opties waren.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder met zijn stellingen en overlegde producties voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was van slechte weersomstandigheden te Nice, dat vlucht EZY7935 daarom uit moest wijken naar Marseille en dat het toestel hierdoor en door de opgelegde SLOT-beperkingen om 18.54 uur UTC in Amsterdam is aangekomen. Vervoerder stelt echter dat de vlucht uiteindelijk is geannuleerd wegens de dreiging van het uit de uren lopen van de bemanning en van het schenden van de avondklok van Schiphol.
5.5.
De kantonrechter stelt voorop dat het uit de uren lopen van de bemanning in beginsel een operationeel probleem is. Voor zover deze omstandigheid (door bijkomende omstandigheden) als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt, ligt het op de weg van de vervoerder om dit te onderbouwen. De vervoerder heeft echter tegenover de betwisting van de passagier onvoldoende aangetoond dat de bemanning als gevolg van de buitengewone omstandigheden uit de uren zou lopen en dat de vervoerder geen reservebemanning voorhanden had. Dit had wel op de weg van de vervoerder gelegen. De vervoerder voert nog aan dat ook indien een reservebemanning zou kunnen worden ingezet, de vlucht niet vóór het sluiten van het luchtruim van Schiphol op zou kunnen stijgen. Ook deze stelling heeft de vervoerder niet voldoende onderbouwd. Het beroep op de benodigde bemanningsrapporttijd en briefing kan hem daarbij niet baten, nu is gesteld noch gebleken dat (een van deze) procedure(s) niet al in gang gezet kon worden op het moment dat bekend werd dat het toestel later vanuit Marseille zou vertrekken. Het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de annulering ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
5.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
5.10.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
5.11.
De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 wordt vooralsnog bij gebrek aan belang afgewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente dat bedrag vanaf 28 juni 2022 tot aan de dag van voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 86,00;
salaris gemachtigde € 160,00;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter