In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, over de annulering van een vlucht. De passagier, die een vervoersovereenkomst had gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Edinburgh op 28 juni 2022, vorderde compensatie van € 250,00 wegens de annulering van de vlucht. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een vertraging van een eerdere vlucht, waardoor de bemanning hun maximale vliegdienstperiode zou overschrijden.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vlucht was geannuleerd, maar dat de vervoerder niet had kunnen bewijzen dat de omstandigheden die tot de annulering leidden, buiten zijn controle lagen. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe en veroordeelde de vervoerder tot betaling van de gevorderde compensatie, wettelijke rente, proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot afgifte van een certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 werd afgewezen wegens gebrek aan belang.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers beschermt bij annuleringen en vertragingen van vluchten. De vervoerder had de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat de annulering niet kon worden voorkomen, maar slaagde daar niet in, wat leidde tot de toewijzing van de vordering van de passagier.