ECLI:NL:RBNHO:2023:13730

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
C/15/346608 / JU RK 23-1840
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdhulp

Op 11 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3], op dat moment niet terug naar huis konden gaan vanwege zorgen over hun thuissituatie. De kinderrechter stelde vast dat er al langere tijd grote zorgen waren over de opvoedsituatie bij de moeder, die haar emoties niet onder controle kon houden, wat negatieve gevolgen had voor de kinderen. De GI (gecertificeerde instelling) had eerder al een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, en de kinderrechter handhaafde deze beschikking. De moeder had verzocht om afwijzing van de machtiging, maar de kinderrechter oordeelde dat de machtiging noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter benadrukte dat er een veilige en verantwoorde thuissituatie moet zijn voordat de kinderen terug kunnen keren. De machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 1 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/346608 / JU RK 23-1840
Datum uitspraak: 11 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd in Alkmaar,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. J.W.E. Groot, kantoorhoudende te Wognum.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 29 november 2023;
  • de spoedbeschikking van de kinderrechter van 30 november 2023;
  • het verweerschrift, met bijlage, van de moeder van 6 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 7 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , die voorafgaand aan de zitting apart door de kinderrechter zijn gehoord;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [begeleidster/ondersteuner] , namens de GGD, als begeleidster/ondersteuner van de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
[de minderjarige 3] is – zonder afbericht – niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 13 juli 2023 zijn [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 1 mei 2024.
2.3.
Bij beschikking van 30 november 2023 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken, onder aanhouding van hetgeen overigens is verzocht.
2.4.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] verblijven op grond van voornoemde machtiging bij een gezinshuis. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven bij een gezinshuis in [plaats] . [de minderjarige 3] verblijft bij een gezinshuis in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Thans ligt voor de vraag of er na het horen van de belanghebbenden aanleiding is om anders te beslissen op het spoedverzoek dan is gedaan op 30 november 2023. Daarnaast ligt ter beoordeling voor het verzoek van de GI tot het aansluitend verlenen van een machtiging uithuisplaatsing voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. De GI heeft al langere tijd grote zorgen over de thuissituatie van de moeder en over haar gemoedstoestand. De moeder voldoet niet aan de voorwaarden die zijn gesteld en laat hierin geen vooruitgang zien. Ondanks dat de moeder veel van de kinderen houdt en haar best doet, ontbreekt het haar aan inzicht (en mogelijk ook ruimte) om tot verandering te komen. De moeder heeft daarnaast besloten om de hulpverlening vanuit NiCare stop te zetten, waardoor er momenteel geen zicht meer is op de kinderen in de thuissituatie. Het is van belang dat de situatie rondom de kinderen wordt gestabiliseerd. Het is voor nu onduidelijk in hoeverre er sprake is van reactief gedrag of kind-eigen problematiek. Het doel van de uithuisplaatsing is dat de kinderen een veilige, voorspelbare opvoedingssituatie krijgen, waardoor er sprake kan zijn van stabilisatie van hen. Het tweede doel is dat er diagnostiek voor de kinderen komt, zodat duidelijk wordt welke hulp zij nodig hebben. Het derde doel is dat de moeder de tijd en de ruimte krijgt om aan zichzelf te werken. Een thuisplaatsing is mogelijk wanneer de moeder hulp voor zichzelf accepteert. Op deze manier kan haar gemoedstoestand stabiel worden en kan zij haar emoties reguleren. Ook wordt hierdoor de veiligheid van de kinderen gewaarborgd en wordt de leefomgeving van de kinderen voorspelbaar.
3.3.
Ter zitting heeft de GI het verzoek nader toegelicht. Er zijn meerdere aanleidingen voor de (spoed) uithuisplaatsing geweest. Er waren al langere tijd spanningen in de thuissituatie. Daarnaast hadden de kinderen last van de emotionele uitbarstingen van de moeder. Er is vervolgens opvoedondersteuning vanuit NiCare in het gezin ingezet om de thuissituatie te observeren. De moeder heeft de ondersteuning vanuit NiCare echter stopgezet, waardoor er voor de GI geen zicht meer was op de thuissituatie. De GI heeft de moeder meerdere keren gewaarschuwd en aangegeven dat de moeder aan zichzelf moest werken en hulp moest gaan zoeken, maar dat heeft zij niet gedaan. De GI heeft vandaag een gesprek met de moeder gehad. Tijdens het gesprek heeft de moeder aangegeven dat zij begrijpt dat de kinderen momenteel niet naar huis kunnen. De manier waarop de kinderen uit huis zijn geplaatst is heftig geweest. De GI vindt het bewonderenswaardig hoe de moeder hiermee omgaat.
Een thuisplaatsing is mogelijk indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Allereerst is het van belang dat de moeder haar emoties onder controle heeft en stabiel is. Daarnaast dient de moeder de kinderen niet te belasten met volwassenen- en persoonlijke problematiek. Verder zal de moeder persoonlijke hulpverlening en opvoedondersteuning moeten accepteren. De moeder moet de rust en ruimte krijgen om haar emoties onder controle te krijgen. Op deze manier komt er ook voor de kinderen rust. Op het moment dat de moeder meer rust en ruimte heeft, is opvoedondersteuning nodig. De GI is tevreden over de betrokkenheid vanuit de GGD. De GI zal het voortouw nemen om samen met de GGD persoonlijke hulpverlening voor de moeder in te zetten.

4.Het verweer van de moeder

4.1.
De moeder heeft verzocht om het verzoek spoedmachtiging uithuisplaatsing voor de duur van vier weken en het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling af te wijzen.
4.2.
De moeder heeft hiertoe schriftelijk het volgende naar voren gebracht. Er is geen acute noodzaak geweest om de kinderen uit huis te plaatsen. Daarnaast zijn er geen gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig. De GI is dus onterecht overgegaan tot de uithuisplaatsing van de kinderen. De moeder is van mening dat zij aan alle doelen en voorwaarden meewerkt die, in het kader van de ondertoezichtstelling, door de GI aan haar zijn gesteld. De moeder is in augustus 2023 naar [plaats] verhuisd en sindsdien is er sprake van een opgaande lijn. De moeder heeft haar woning op orde en zorgt dat het schoon is voor de kinderen. Ook heeft de moeder zich aangemeld voor een bewindvoerder, zodat zij haar financiën weer op orde krijgt. De moeder belast de kinderen niet met complot-denken en heeft haar emoties beter onder controle. Als de moeder volwassen zaken wil bespreken, doet zij dat niet meer in de aanwezigheid van de kinderen. Het is niet waar dat de kinderen voor de moeder zorgen in plaats van andersom. De moeder zorgt elke dag voor de kinderen. Verder betwist de moeder dat zij medicatie nodig heeft. De moeder heeft tijdelijk met de GGZ contact gehad, waarbij zij medicatie kreeg voorgeschreven. Het contact met de GGZ is stopgezet, omdat er geen psychische stoornis bij de moeder werd geconstateerd. De moeder zou wel willen leren om grenzen te stellen en assertiever te zijn. De moeder heeft de opvoedondersteuning vanuit NiCare opgezegd, omdat zij vond dat zij geen hulp ontving. De GI heeft echter gelijk een spoedmachtiging uithuisplaatsing aangevraagd nadat de moeder had besloten om NiCare op te zeggen, in plaats van verduidelijking of toelichting aan de moeder te vragen. De moeder betwist dat de GI geen zicht meer had toen NiCare door de moeder werd opgezegd. De GI had bij de moeder langs kunnen gaan, maar dit is niet gebeurd. Uit niets blijkt dat de moeder, op de opvoedondersteuning na, de hulp afwijst of belemmert.
4.3.
Ter zitting is het verzoek door en namens de moeder nader toegelicht. Ondanks dat de moeder op de dag van de zitting een goed gesprek met de GI heeft gehad, handhaaft zij haar verzoek. De moeder staat wel open om met de GI en de GGD te gaan samenwerken. Daarnaast wil de moeder aan zichzelf gaan werken. De moeder vindt het goed als er, samen met de hulpverlening, een plan wordt gemaakt zodat zij haar emoties leert te beheersen.

5.De standpunten

het standpunt van [de minderjarige 1]5.1. [de minderjarige 1] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij het liefste terug naar huis wil gaan. [de minderjarige 1] is het niet eens met de reden van de uithuisplaatsing en zag de uithuisplaatsing niet aankomen. Het gaat goed in het gezinshuis, maar thuis ging het beter. [de minderjarige 1] snapt het als hij niet gelijk terug naar huis kan gaan. Als er een plan wordt gemaakt om toe te werken naar huis, zal hij hieraan meewerken. [de minderjarige 1] vindt het fijn dat hij samen met [de minderjarige 2] in het gezinshuis is geplaatst. Het klopt dat de moeder veel dingen heeft meegemaakt waardoor zij haar emoties niet onder controle kan houden. De moeder wordt vaak boos en verdrietig als er iets gebeurt waar zij niet tegen kan, zoals onrecht. Na een tijdje wordt ze weer rustig. Het komt niet vaak voor dat de moeder zo reageert. In het rapport worden de zorgen erger beschreven dan hoe het in de werkelijkheid is. [de minderjarige 1] vindt dat de moeder geen speciale hulp nodig heeft. De moeder heeft altijd voor de kinderen gezorgd in plaats van andersom.
het standpunt van [de minderjarige 2]
5.2.
[de minderjarige 2] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed gaat in het gezinshuis. De uithuisplaatsing was onverwachts, maar [de minderjarige 2] is inmiddels gewend in het gezinshuis. [de minderjarige 2] vindt het fijn dat hij samen met [de minderjarige 1] in het gezinshuis is geplaatst. Het is daar rustiger dan thuis. [de minderjarige 2] zou graag terug naar huis willen gaan, maar dan moet de moeder eerst aan zichzelf gaan werken. De moeder kan om sommige dingen boos worden. Dit gebeurt regelmatig. De moeder moet leren om dit los te laten en rustiger te worden. De jeugdbeschermer is nog niet in het nieuwe huis van het gezin geweest. Het zou fijn zijn als de jeugdbeschermer een keer langskomt, zodat ze kan zien dat het huis netjes is.
het standpunt van de begeleidster / ondersteuner van de GGD
5.3.
De begeleidster van de GGD heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Er loopt momenteel nog geen hulpverleningstraject voor de moeder. De gesprekken met de moeder zijn tot nu toe ondersteunend geweest. De GGD is sinds de zomer, op aanvraag van de GI, bij de moeder betrokken. Het heeft even geduurd voordat de moeder met de GGD in gesprek wilde gaan. Inmiddels heeft de GGD het vertrouwen van de moeder gewonnen. De moeder heeft hulpverlening nodig om de dingen die zij in het verleden heeft meegemaakt te verwerken. Er moet hiervoor naar een geschikte praktijk worden gezocht. De GGD heeft contact gehad met de GGZ. Er is op dit moment geen psychiatrische stoornis bij de moeder aanwezig. De moeder is wel bekend bij de crisisdienst. De moeder heeft daar tijdelijke medicatie gekregen.

6.De beoordeling

Ten aanzien van de spoedmachtiging uithuisplaatsing
6.1.
In wat er op de zitting naar voren is gekomen, ziet de kinderrechter geen aanleiding om anders te oordelen over de verzochte spoedmachtiging uithuisplaatsing dan in de beschikking van 30 november 2023. De beschikking zal dan ook worden gehandhaafd.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing
6.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
6.3.
De kinderrechter is van oordeel dat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] op dit moment niet terug naar huis kunnen gaan. Een machtiging tot uithuisplaatsing is, gelet op de zorgen die er zijn, voor de kinderen noodzakelijk. Er zijn al langere tijd grote zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder kan haar emoties niet onder controle krijgen en daar hebben de kinderen last van. De kinderen vinden het soms lastig om naar de moeder te luisteren en worden geconfronteerd met de intense emoties van de moeder. Ook zijn er spanningen in de thuissituatie geweest. Er was tot voor kort opvoedondersteuning vanuit NiCare in het gezin betrokken, zodat er zicht kon komen op de opvoedsituatie. De moeder heeft de opvoedondersteuning echter stopgezet. Hierdoor was er voor de GI geen zicht meer op de thuissituatie. Dit was mede voor de GI reden om over te gaan tot het verzoek (spoed) uithuisplaatsing.
Ter zitting heeft de GI naar voren gebracht wat de voorwaarden voor een thuisplaatsing bij de moeder moeten zijn. De moeder dient allereerst emotioneel stabiel te zijn. Daarnaast dient zij de kinderen niet te belasten met haar persoonlijke problematiek. Ook zal de moeder opvoedondersteuning en persoonlijke hulpverlening moeten accepteren. De moeder heeft hier ter zitting mee ingestemd. De moeder heeft echter toch voor een afwijzing van het verzoek gepleit, omdat zij haar kinderen graag wil zien. Verder is ter zitting gebleken dat er een gesprek tussen de GI en de moeder heeft plaatsgevonden, waarin de moeder heeft aangegeven dat zij begrijpt dat de kinderen momenteel niet naar huis kunnen. De moeder heeft aangegeven dat zij haar best gaat doen om in goede samenwerking met de GI en de GGD de juiste stappen te zetten.
De kinderrechter is van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing nodig is om het verblijf van de kinderen in het gezinshuis te borgen. Voordat de kinderen terug naar huis kunnen gaan, moet er sprake zijn van een veilige en verantwoorde thuissituatie. De moeder dient stabiel te zijn. Daarbij is van belang dat de moeder hulpverlening en opvoedondersteuning accepteert. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat de moeder met zichzelf aan de slag gaat, zodat zij haar emoties leert te beheersen. Op deze manier ontstaat er rust en ruimte bij de moeder en dat is in het belang van de kinderen. Positief is dat er een goed gesprek tussen de moeder en de GI heeft plaatsgevonden. De moeder en de GI liggen meer op één lijn.
De kinderrechter maakt de moeder een groot compliment voor haar bereidheid om alles te doen wat nodig is om de kinderen weer thuis te kunnen plaatsen.
6.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 1 mei 2024.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
- [de minderjarige 3]geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, tot 1 mei 2024;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2023 door mr. M.M. van Weely, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Onkenhout als griffier, en op schrift gesteld op 21 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te [plaats] .