ECLI:NL:RBNHO:2023:13746

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 6211
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van Wmo-ondersteuning voor een alleenstaande moeder met een kind met beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder met lichamelijke en psychische beperkingen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) was toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente eiseres 550 minuten per week ondersteuning heeft toegekend, waarvan 150 minuten voor zwaar huishoudelijk werk en 400 minuten voor de verzorging van haar zoontje, die geboren is met een waterhoofd en een ontwikkelingsachterstand heeft.

Eiseres betwistte de kwalificatie van de zorg en het gehanteerde tarief, en voerde aan dat de zorg voor haar kind niet onder de gebruikelijke zorg valt, omdat hij speciale behoeften heeft. De rechtbank oordeelde dat de hulp die verband houdt met de beperkingen van het kind niet onder de Wmo valt, maar onder de Jeugdwet. De rechtbank concludeerde dat de door verweerder toegewezen ondersteuning niet onredelijk was en dat het gehanteerde tarief in overeenstemming was met de gestelde indicatie. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een hogere indicatie en tarief voor de zorg voor haar kind.

De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de verantwoordelijkheden onder de Wmo en de Jeugdwet, en bevestigt dat de zorg voor kinderen met speciale behoeften niet altijd onder de Wmo valt, maar dat er specifieke regelingen zijn voor jeugdzorg. De rechtbank heeft de belangen van zowel eiseres als haar kind in overweging genomen, maar oordeelde dat de gemeente correct had gehandeld in de toekenning van de ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6211

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.E. Stam),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Klarenbeek).

Inleiding

Verweerder heeft eiseres met het besluit van 30 mei 2022 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ondersteuning toegekend op basis van een persoonsgebonden budget (pgb). Het gaat daarbij om hulp bij het huishouden voor 550 minuten per week, waarbij een tarief van € 16,74 geldt, over de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022.
Met het bestreden besluit van 11 november 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij het besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het bestreden besluit

1. Eiseres is een alleenstaande moeder. Zij heeft lichamelijke en psychische beperkingen. Haar zoontje [naam] , geboren in 2018, is geboren met een waterhoofd. Hij heeft een ontwikkelingsachterstand, zowel verstandelijk als lichamelijk.
2. Tot juli 2020 ontving eiseres een pgb voor 15 uur begeleiding en huishoudelijke hulp. Met ingang van 1 juli 2020 is aan eiseres ondersteuning toegekend op basis van het zorgarrangement Psychisch sociaal IC. Eiseres ontving deze zorg in natura. Het daartegen ingestelde beroep (geregistreerd onder nummer 21/266) is door eiseres op 1 februari 2022 ingetrokken, nadat partijen een schikking bereikt hadden. Uit de zich in het dossier bevindende correspondentie tussen partijen blijkt dat zij het eens zijn geworden over de omvang van de hulp die geboden moet worden. Het gaat om 150 minuten per week voor (zwaar) huishoudelijk werk en 400 minuten per week voor de verzorging van [naam] in de ochtend tot hij naar school kan worden gebracht (conform de normtijden voor kinderen onder de 6 jaar). Dit pgb gold tot 31 januari 2022. Uit de correspondentie volgt verder dat partijen het ook eens zijn dat aan eiseres van 1 februari 2022 tot 31 december 2022 een pgb zal worden toegekend voor 550 minuten per week.
3. Naar aanleiding van de aanvraag van Wmo-ondersteuning voor 2022 heeft op 22 april 2022 een gesprek met eiseres plaatsgevonden. Mede op basis daarvan is een nieuw perspectiefplan opgesteld. Op basis daarvan heeft verweerder het primaire besluit genomen, waarin het uurtarief voor de (huishoudelijke) hulp vastgesteld is op € 16,74. Eiseres heeft zich in haar bezwaar gekeerd tegen de kwalificatie van de zorg en het daarmee samenhangende gehanteerde tarief.
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op de volgende standpunten. Er zijn meerdere gesprekken gevoerd met eiseres, waarbij haar hulpvraag is vastgesteld en is bepaald wat haar beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie zijn. Ook is inzicht verkregen in de aard en omvang van de noodzakelijke ondersteuning waarbij tevens is onderzocht of er gebruikelijke hulp / eigen kracht / hulp uit netwerk, etc. is. Daarna heeft er een mediationgesprek plaatsgevonden. Vastgesteld is dat er 550 minuten per week ondersteuning vanuit de Wmo kan worden geboden, 150 minuten voor zwaar huishoudelijk werk en 400 minuten voor ondersteuning en zorg voor [naam] , in het bijzonder tijdens het ochtendritueel. De verzorging en het toezicht houden bij het spelen valt gelet op de leeftijd van [naam] , nog geheel onder de gebruikelijke zorg. Verzorging van een jong kind is onderdeel van het voeren van een gestructureerd huishouden.
Dat er in het verleden 2 verschillende tarieven zijn gehanteerd is volgens verweerder evident onjuist geweest. Dit leidt er echter niet toe dat verweerder dit tarief opnieuw moet toekennen.
5. Eiseres voert aan dat in het kader van de vorige beroepsprocedure op 6 december 2021 een gesprek heeft plaatsgevonden en dat naar aanleiding van dit gesprek tot een schikking is gekomen. Daarbij zou alsnog een pgb voor 400 minuten per week voor begeleiding/zorg voor [naam] en 150 minuten per week voor hulp in het huishouden worden verstrekt. Er is tijdens dat gesprek altijd gesproken over begeleiding en zorg voor [naam] naast huishoudelijke hulp. Ook voor de indicatie psychisch sociaal 1C viel de zorg/ondersteuning voor [naam] onder begeleiding. Er werden altijd 2 tarieven vergoed vanuit de gemeente.
Eiseres wijst erop dat zij meerdere lichamelijke en psychische klachten heeft op grond waarvan de Wmo voorziening pgb begeleiding in het verleden is toegekend. Dit blijkt ook uit het toegekend ZIN zorgarrangement psychisch sociaal 1C. Dat eiseres in het verleden geen recht heeft gehad op deze voorziening is nergens op gebaseerd. Met dit standpunt gaat verweerder ook voorbij aan de medische klachten van eiseres en aan het gegeven dat [naam] is geboren met een waterhoofd waardoor hij verscheidene hersenoperaties heeft ondergaan en waardoor zijn rechterhersenhelft niet is volgroeid. Hierdoor heeft [naam] een ontwikkelingsachterstand en heeft hij beperkingen in zijn functioneren.
Er is dan ook geen sprake van dat het inzake de toegekende 400 minuten per week gaat om gebruikelijke zorg voor een gezond kind van onder zes jaar. De begeleiding van moeder en bij zoon zag en ziet op een veel groter pakket. Het gaat ook om begeleiding bij de organisatie van huishouding en dagbesteding van eiseres zelf, bij het ondersteunen van activiteiten, hulp bij opvoedondersteuning in verband met de ontwikkelingsproblemen bij zoon, ondersteuning bij het buiten spelen, bij het ondersteunen van de fysiotherapeutische oefeningen van zoon bij het ondersteunen van afspraken buiten de deur, ondersteuning bij het brengen halen van zoon, etc.

Beoordeling door de rechtbank

6. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels zijn te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.
7. De rechtbank stelt vast dat de omvang van de indicatie (dat wil zeggen het aantal toegekende minuten) niet in geschil is. Wel is de aard/kwalificatie van de geïndiceerde hulp in geschil.
8. Verweerder heeft een pgb toegekend voor huishoudelijke ondersteuning met het daarbij behorende tarief. Onder deze ondersteuning valt volgens verweerder hulp voor het zwaar huishoudelijk werk (150 minuten) en daarnaast hulp bij de verzorging van [naam] (400 minuten). Verweerder stelt daarbij dat de zorg voor kinderen onder de 6 jaar valt onder de gebruikelijke zorg die ouders geacht worden te geven aan hun kinderen. Dit gaat onder andere om het naar bed brengen en eruit halen, om het wassen en aankleden, om het eten en drinken geven. Omdat het eiseres door haar fysieke beperkingen niet lukt om deze zorg te geven aan [naam] krijgt zij hiervoor ondersteuning.
9. Eiseres betwist dat de voornoemde 400 minuten zien op gebruikelijke zorg voor een (gezond) kind onder de 6 jaar. Enerzijds stelt eiseres dat de hulp die eiseres nodig heeft (en waar de 400 minuten voor zijn toegekend) ook ziet op begeleiding bij de organisatie van het houden en dagbesteding van eiseres zelf, voor het ondersteunen van activiteiten, hulp bij opvoedondersteuning, ondersteuning bij het buiten spelen, hulp bij het ondersteunen van de fysiotherapie. Deze hulp moet worden gekwalificeerd als
begeleiding, in plaats van huishoudelijke ondersteuning. Daarnaast stelt eiseres dat [naam] geen gezond kind is, waardoor de kindzorgnormen niet voor hem gelden.
10. De rechtbank oordeelt allereerst dat de hulp die verband houdt met de beperkingen van [naam] niet onder de Wmo valt. Denk hierbij aan de ondersteuning van activiteiten en oefeningen. Deze hulp valt onder de Jeugdwet.
11. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat eiseres is aangewezen op begeleiding. Daartoe wordt het volgende overwogen.
11.1
Eiseres stelt dat zij in het verleden, naast de geboden ondersteuning, geïndiceerd is geweest voor een vorm van begeleiding, met een ander tarief. Voor dat standpunt kan in de toelichting van de zorgaanbieder van 1 december 2020 op het perspectiefplan bevestiging worden gezien, nu daarin bij de te behalen doelen staat dat eiseres ondersteuning nodig heeft bij het opbouwen en behouden van de gewenste dagbesteding.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat uit het perspectiefplan dat in 2022 is vastgesteld niet naar voren komt dat deze hulp (nog) nodig is.
11.2
De rechtbank stelt vast dat in het perspectiefplan van 22 april 2022 onder meer beschreven dat eiseres belemmeringen ondervindt door haar lichamelijke aandoeningen en dat zij daarnaast psychische klachten heeft, waarvoor zij onder behandeling staat. [naam] loopt achter in zijn ontwikkeling en eiseres maakt zich daar zorgen over. Het lukt eiseres vanwege haar eigen problematiek niet altijd om hem te stimuleren in zijn fysieke ontwikkeling. Eiseres kan [naam] moeilijk zelf optillen en hem in en uit zijn bedje tillen. De vader van eiseres helpt haar iedere avond met de verzorging van [naam] . Als te bereiken resultaten worden genoemd een schoon en leefbaar huis en ondersteuning in de ochtendzorg voor [naam] op de doordeweekse dagen totdat hij is gebadderd, aangekleed en heeft ontbeten.
Dat eiseres daarnaast zelf (nog) begeleiding nodig zou hebben blijkt niet uit het perspectiefplan van 2022. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat het perspectiefplan niet volledig is, maar aan welke begeleiding eiseres behoefte heeft, los van de extra zorg voor [naam] , is niet duidelijk geworden. Eiseres heeft voorts niet onderbouwd dat er een noodzaak is voor begeleiding bij de organisatie van het huishouden of voor haar dagbesteding. Als eiseres behoefte heeft aan hulp bij de opvoeding en de begeleiding van [naam] is dat in beginsel als jeugdhulp aan te merken. Dat valt buiten de omvang van dit geschil.
12. Niet in geschil is verder dat het gaat om de verzorging van [naam] in de ochtenden, uit bed halen, wassen, aankleden en ontbijten. Het gaat daarmee om het overnemen van de gebruikelijke ouderlijke taken. Hiervoor heeft verweerder conform zijn beleidsregels huishoudelijke ondersteuning geïndiceerd. De rechtbank acht dat niet onredelijk. Het door verweerder gehanteerde tarief is in overeenstemming met de gestelde indicatie. Voor een hoger tarief ziet de rechtbank geen aanknopingspunten.
13. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beroepsgronden niet slagen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
bijlage

Wet maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2.3.5
(…)
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
(…)

Beleidsregels Wmo [plaats] 2020

Bijlage 1 Normering huishoudelijke ondersteuning,
Tabel 7 Normtijden resultaatgebied zorg voor kinderen onder de 6 jaar
Zorg voor kinderen onder de 6 jaar
Indien er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt er eerst nagegaan of mantelzorg mogelijk is en wat andere de algemeen gebruikelijke/voorliggende voorzieningen kunnen opvangen.
Indien de 1. [plaats] medewerker constateert dat deze niet aanwezig / niet toepasbaar zijn of zijn uitgeput, is bij uitval van de ouder in een éénoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind, HH een mogelijke tijdelijke oplossing.
Deze indicatie kan tot 40 uur per week afgegeven worden voor oppas en opvang van gezonde kinderen, voor maximaal 3 maanden, de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden.