ECLI:NL:RBNHO:2023:13799

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
10337855 \ WM VERZ 23-285
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor het niet dragen van een goedgekeurde helm op een bromfiets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het niet dragen van een goedgekeurde helm op een bromfiets. De betrokkene, vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.nl, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. De zitting vond plaats op 23 juni 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie en de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.

De betrokkene betwistte de vaststelling van de gedraging, waarbij hij aanvoerde dat het onduidelijk was of hij de bestuurder of passagier was en dat hij op dezelfde dag een tweede beschikking had ontvangen voor dezelfde gedraging, wat in strijd zou zijn met het ne bis in idem beginsel. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedraging voldoende was komen vast te staan op basis van de verklaring van de verbalisant, die de betrokkene zonder helm had gezien. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene onvoldoende feiten had aangevoerd om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10337855 \ WM VERZ 23-285
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 7 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : N.G.A. Voorbach, Verkeersboete.nl

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is A. Khadri verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: bestuurder of passagier bromfiets draagt geen goedgekeurde, goedpassende/deugdelijke bevestigde helm.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde heeft in het beroepschrift kort samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is vast te stellen. Het is niet duidelijk of betrokkene de bestuurder of de passagier was. Betrokkene heeft dezelfde dag voor dezelfde gedraging een tweede beschikking ontvangen. Betrokkene stelt dat dit in strijd is met het ne bis in idem beginsel, en verzoekt de sanctie daarom te matigen dan wel te vernietigen. Tot slot is niet fysiek gehoord, maar telefonisch gehoord en dit dient tot compensatie te leiden. Namens betrokkene wordt om vergoeding van de proceskosten verzocht. Ter zitting is namens gemachtigde het beroepschrift nader toegelicht.
Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Ik, verbalisant, zag de betrokkene met een leger groen jas zonder helm vanaf de Buitenrustbrug rijden richting de Rustenburgerlaan. Ik, verbalisant, rij met mijn collega vanaf de Buitenrustbrug achter de scooter aan om staande te houden. Ik, verbalisant, zag vervolgens de betrokkene vanaf de Rustenburglaan rechts afslaan richting de Casteleynstraat tot het voertuig uit zicht verdwenen was. Door de positie en de rijrichting van het voertuig was staandehouding niet mogelijk.”
Verder bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal waarin de verbalisant onder meer verklaart:
(…)"Ik zag de betrokkene samen met mijn collega vanuit de auto rijden zonder een goedgekeurde helm. (…) Ik, verbalisant, kom door de acties van de betrokkene niet met een auto de Casteleynstraat inrijden vanwege de grote van het voertuig."(…)
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het standpunt van de gemachtigde dat ook in zaken waarin een betrokkene wordt bijgestaan door een professioneel gemachtigde sprake is van een structurele schending van de hoorplicht die tot matiging met het sanctiebedrag dient te leiden, deelt de kantonrechter niet.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: