ECLI:NL:RBNHO:2023:13841

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
C/15/339076 HA RK 23/60
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de kantonrechter in civiele zaak

Op 1 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. P.J. Jansen. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens een zitting op 26 april 2023 in een aanhangige civiele zaak. De verzoeker stelde dat de kantonrechter niet tekeningsbevoegd was en dat alle rechters in Nederland niet bevoegd zouden zijn, met uitzondering van een specifieke persoon van de Raad van State. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de argumenten van de verzoeker niet voldoende waren om de wraking te rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om een afschrift van de beslissing aan de betrokken partijen toe te zenden. Tevens werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van de verzoeker niet in behandeling zal worden genomen, conform het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Holland.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer,
locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/339076 HA RK 23/60
Beslissing van 1 mei 2023
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
wonende in [woonplaats],
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. P.J. Jansen,
kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft ter zitting van 26 april 2023 in de bij de civiele sectie (afdeling kanton) aanhangige zaak met zaaknummer 10232876 CV EXPL 22-4350 (de hoofdzaak) de kantonrechter gewraakt.
1.2.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overweging besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van dit verzoek en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
Uit de zittingsaantekeningen van de griffier van de zitting van 26 april 2023 blijkt het volgende:
[verzoeker]: Ik wil aangesproken worden als levend wezen. Voordat we verder gaan, heb ik een vraag. Ik wil vragen u aan te tonen waaruit blijkt dat u tekeningsbevoegd bent.
Rechter: Het feit dat ik hier zit is voldoende.
[verzoeker]: Een levend wezen kan niet veroordeeld worden. Ik heb in de kvk gekeken en daaruit blijkt niet dat u tekeningsbevoegd bent. Ik wraak daarom de kantonrechter, de griffier en de hele rechtbank / rechtspraak. Ik heb alles uitgezocht en u bent niet tekeningsbevoegdheid. Ik doe daarom een beroep op art. 51 en art. 355 Strafrecht.Rechter: In de wet is een regeling vastgelegd voor wraking. Ik moet de behandeling dan staken en ik moet de wrakingskamer verzoeken om te beoordelen of ik op terechte gronden gewraakt ben.
[verzoeker]: Alle rechters in Nederland zijn niet bevoegd, alleen een meneer [naam] van de Raad van State is bevoegd.
Rechter: U kunt alleen mij wraken niet de griffier. Omdat u mij wraakt moet ik de behandeling staken. Kunt u nogmaals aangeven waarom u mij wraakt.[verzoeker]: Op grond van art. 51 en 355 Strafrecht wraak ik de rechter. De sancties die daarbij horen wil ik uitgekeerd krijgen op mijn rekeningnummer. Ook bent u niet tekeningsbevoegd en ontbreken bij de kvk de formulieren 18, 25 en 26.”
2.2.
De beslissing op voormeld verzoek kan niet anders luiden dan dat het ongegrond is. Het verzoek tot wraking zal daarom kennelijk ongegrond worden verklaard. Aan een verdere inhoudelijke behandeling van het verzoek op een zitting komt de wrakingskamer niet toe.
2.3.
De wrakingskamer bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van de rechter niet in behandeling zal worden genomen (artikel 5 lid 2 onder g van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Holland).

3.Beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de wederpartij in de hoofdzaak en de rechter een afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
bepaalt dat de zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op 26 april 2023 en beveelt daartoe de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de teamvoorzitter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, afdeling Handel, Kanton & Bewind.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. J.H. Gisolf en
mr. W.C. Oosterbroek, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
mr. D.A.C. Sinnige, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.