In deze zaak heeft verzoekster, die onder bewind is gesteld, een verzoek ingediend tot wraking van de kantonrechter in een lopende bewindzaak. De wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland heeft op 28 augustus 2023 uitspraak gedaan over dit verzoek. Verzoekster was opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 15 augustus 2023, maar heeft om uitstel gevraagd vanwege buikgriep. De rechter heeft dit verzoek om aanhouding afgewezen, wat verzoekster als partijdig heeft ervaren en heeft geleid tot haar wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard. De kamer oordeelde dat wraking alleen aan de orde is als er sprake is van vooringenomenheid of de schijn van partijdigheid. In dit geval was er geen sprake van beide. Het verzoek richtte zich feitelijk tegen de beslissing van de rechter om geen aanhouding van de mondelinge behandeling te verlenen, wat volgens de wrakingskamer geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer benadrukte dat een negatieve procesbeslissing van een rechter op zich geen reden is voor wraking en dat verzoekster haar onvrede over de beslissing via andere rechtsmiddelen kan aanvechten.
De rechtbank heeft besloten dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is en heeft de procedure in de hoofdzaak voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.