ECLI:NL:RBNHO:2023:13847

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
C/15/344418 / KG RK 23/626
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van rechters in strafzaak met medeverdachten

Op 2 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beslissing genomen op het verzoek tot verschoning van de rechters M.S. Lamboo, D.D.M. Hazeu en M.C.J. Lommen, die betrokken waren bij de behandeling van een strafzaak met parketnummer 15/870394-19. De rechters hebben verzocht zich te mogen verschonen omdat zij eerder uitspraak hebben gedaan in zaken van medeverdachten van de verdachte. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat de rechters zich op een zodanig specifieke wijze hebben uitgelaten over de bewezenverklaring en de schuld van de verdachte, dat de vrees voor het ontbreken van de benodigde onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Dit is in strijd met de vereisten van een eerlijke rechtsgang, zoals vastgelegd in de artikelen 517 en 512 van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank heeft het verzoek tot verschoning toegewezen en bepaald dat de strafzaak verder behandeld zal worden door een andere combinatie van rechters. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om een afschrift van de beslissing te zenden aan de betrokken partijen, waaronder de officier van justitie en de raadsman van de verdachte. De zaak is van belang omdat het de waarborging van de onpartijdigheid van de rechterlijke macht onderstreept, vooral in complexe strafzaken met meerdere verdachten.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakings- en verschoningskamer
Locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/344418 / KG RK 23/626
Beslissing van 2 oktober 2023
op het verzoek tot verschoning ingediend door:
mr. M.S. Lamboo,
mr. D.D.M. Hazeu,
mr. M.C.J. Lommen,
rechters van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Noord-Holland,
hierna te noemen: de MK.

1.Procesverloop

1.1
De MK is belast met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 15/870394-19 inzake de verdachte [verdachte]. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de raadsman van verdachte en de officier van justitie hebben verklaard te zullen berusten in een verschoning.
1.2
Mr. Lamboo heeft bij emailbericht van 29 september 2023 schriftelijk verzocht toe te staan dat de drie rechters van de MK zich verschonen in deze strafzaak.

2.Beoordeling

2.1
Een rechter kan volgens artikel 517 in relatie met artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Mr. Lamboo heeft namens de combinatie als onderbouwing van het verzoek tot verschoning het volgende aangevoerd:
“De zaak van de verdachte [verdachte] is tot op heden bij verstek behandeld op diverse zittingsdagen, gelijktijdig met een ruim aantal medeverdachten. De verdachte was voortvluchtig en verbleef, naar verluidt, in Afrika. Na afloop van de inhoudelijke behandeling maar voorafgaand aan de datum van sluiting van het onderzoek ontving de rechtbank van het OM het bericht dat de verdachte was aangehouden in Mozambique en dat zijn uitlevering was verzocht. De rechtbank heeft de zaak vervolgens meerdere malen aangehouden om de verdachte in de gelegenheid te stellen (desgewenst) van zijn aanwezigheidsrecht gebruik te maken. Deze week is hij uitgeleverd aan Nederland. De volgende pro forma zitting in zijn zaak is gepland op 3 oktober a.s. (komende dinsdag). (…)
Nu onze zittingscombinatie als meervoudige kamer inmiddels reeds uitspraak heeft gedaan in de zaken van diverse medeverdachten, staat het ons naar onze mening niet vrij de zaak van deze verdachte verder te behandelen. In de vonnissen van diverse medeverdachten heeft onze meervoudige kamer zich namelijk reeds op zodanig specifieke wijze over de bewijsvraag en de schuld van de verdachte [verdachte] uitgelaten, dat de vrees voor het ontbreken van de benodigde onpartijdigheid ten aanzien van [verdachte] objectief gerechtvaardigd is.”
2.3
In het algemeen is er geen grond tot wraking of verschoning aanwezig wanneer een rechter al heeft geoordeeld in de zaak tegen een medeverdachte. Het behoort immers tot de normale, wettelijke taak van de rechter die heeft te beslissen over de in art. 348 en 350 Sv vermelde vragen, daarbij slechts te oordelen op de grondslag van wat aan de verdachte is ten laste gelegd en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van die verdachte. Daarbij dient de rechter wat hij heeft beslist in andere zaken tegen andere verdachten buiten beschouwing te laten. [1]
Maar dat geldt niet wanneer de betrokken rechter zich al op een zodanig specifieke wijze heeft uitgelaten over de bewezenverklaring en de schuld van de verdachte dat hierdoor de vrees voor het ontbreken van de benodigde onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is. [2]
De verschoningskamer is van oordeel dat vanuit het oogpunt van verdachte de schijn van vooringenomenheid is gewekt door de overwegingen en bewezenverklaringen in de strafvonnissen van 20 december 2022 tegen de medeverdachten. Zo worden in het vonnis met de parketnummers 15/871520-17 (zaak A) en 15/710004-22 (zaak B) de resultaten van het onderzoek tegen onder andere verdachte [verdachte] uitvoerig beschreven en wordt door de MK daaruit afgeleid (blz 14, 16 en 22) dat verdachte [verdachte] met de medeverdachten nauw en bewust heeft samengewerkt bij de bewezenverkaarde feiten.
2.4
De door de MK aangevoerde feiten en omstandigheden rechtvaardigen daarom de conclusie dat het behandelen van de strafzaak door deze MK de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen schaden. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1
wijst het verzoek van de rechters Lamboo, Hazeu en Lommen tot verschoning toe;
3.2
bepaalt dat de strafzaak met parketnummer 15/870394-19 verder zal worden behandeld door een andere combinatie en beveelt dat deze zaak daartoe in handen wordt gesteld van het team straf, locatie Alkmaar van deze rechtbank;
3.3
beveelt de griffier om onverwijld aan de rechters, de officier van justitie en mr. Kizilocak, raadsman van verdachte, een afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.H. Gisolf, voorzitter, en mr. L.J. Saarloos en
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, leden van de wrakings- en verschoningskamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Kliffen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023.
griffier voorzitter

Voetnoten

1.Zie o.a. HR 26 mei 1992, NJ 1992, 676 en HR 3 maart 1998, NJ 1998/514.
2.Zie b.v. Rb. Den Haag 3 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:11807 en