ECLI:NL:RBNHO:2023:13878

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
8392825 \ CV EXPL 20-2591
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht BA440 door British Airways

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EuClaim B.V., een vordering ingesteld tegen British Airways Plc. wegens compensatie na de annulering van vlucht BA440 van Londen Heathrow naar Amsterdam Schiphol op 13 augustus 2018. De passagiers vorderden een totaalbedrag van € 2.303,93, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een vermindering van de 'flow rate' op de luchthaven. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering van de vlucht noodzakelijk was en dat er geen andere opties waren om de vlucht uit te voeren. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de hoofdsom toe, evenals de wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de passagiers, aangezien de vervoerder ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

olaRECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8392825 \ CV EXPL 20-2591
Uitspraakdatum: 20 december 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]

weiden wonende te [plaats 1]

3. [eiser 3]

4. [eiser 4]pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kind
[minderjarige]
allen wonende te [plaats 2]
5. [eiser 5]wonende te [plaats 3] (Japan)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: EuClaim B.V.
tegen
de buitenlandse vennootschap
Public Limited Company (Verenigd Koninkrijk) British Airways Plc.
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De passagiers hebben op 25 maart 2021 een akte houdende overlegging producties ingediend. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord en op 7 april 2021 een akte ter correctie en overlegging producties ingediend.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 13 augustus 2018 diende te vervoeren van Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport met vlucht BA440, hierna: de vlucht. De passagiers zouden vervolgens doorvliegen naar verschillende eindbestemmingen.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagier onder sub 4 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn minderjarige kind te voeren.
2.6.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.950,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2018, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling, dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00, dan wel begroot op € 353,93 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018, dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.7.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening. Voor de passagiers onder sub 1 en 2 geldt een bedrag een bedrag van € 300,00 per passagier. Voor de passagiers onder sub 3 en 4 geldt een bedrag van € 250,00 per passagier en voor de passagier onder sub 5 geldt een bedrag van € 600,00.
2.8.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
3.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
3.3.
De vervoerder voert aan dat op 13 augustus 2018 sprake was van voorspelde slechte weersomstandigheden rondom London Heathrow. Hierdoor was het luchtverkeersbeheer genoodzaakt om beperkingen in te stellen. Op de luchthaven London Heathrow is een ‘flow rate’ (aantal vluchten die per uur mogen arriveren) van 48 vluchten per uur gebruikelijk. Op de vluchtdatum werd de ‘flow rate’ gedurende de gehele dag verminderd naar tussen de 36 en 42 vluchten per uur. Omdat er door de ‘flow rates’ minder vluchten aankwamen dan gepland, liepen de vertrekkende vluchten (met diezelfde toestellen) ook vertragingen op. Naast een beperking van arriverende vluchten werden ook steeds meer ‘slot delays’ opgelegd. De enorme vertragingen als gevolg van de weersomstandigheden hadden een enorme impact op het schema van de vervoerder. De vervoerder was derhalve genoodzaakt om vluchten te annuleren, aldus de vervoerder.
3.4.
Om te bepalen welke vluchten geannuleerd moesten worden hield de vervoerder rekening met verschillende factoren. Aangezien London Heathrow de thuisbasis is van de vervoerder zullen beperkingen op deze luchthaven ook vrijwel altijd van invloed zijn op de vluchten van de vervoerder, aldus nog steeds de vervoerder. De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Zij hebben als productie 4 bij repliek een schema overgelegd waaruit blijkt dat van alle vluchten rond de geplande vertrektijd alleen de onderhavige vlucht is geannuleerd. Hieruit volgt volgens de passagiers dat de weersomstandigheden niet dusdanig waren dat er niet langer gevlogen kon worden.
3.4.
De kantonrechter overweegt dat een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid kan vormen indien de vervoerder aantoont dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties, geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop hier niet in is geslaagd. Weliswaar heeft de vervoerder toegelicht dat de capaciteit van de luchthaven Londen Heathrow op 13 augustus 2018 naar beneden is bijgesteld, maar de vervoerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom specifiek de onderhavige vlucht moest worden geannuleerd en niet, zij het met vertraging, kon worden uitgevoerd. De passagiers hebben bovendien terecht opgemerkt dat de capaciteitsreductie in beginsel enkel betrekking had op arriverende vluchten, en dus niet op de vlucht in kwestie. Weliswaar heeft de vervoerder in dit verband aangevoerd dat er als gevolg van de
flow rate-beperking minder toestellen beschikbaar waren om vanaf Londen Heathrow naar andere bestemmingen te vliegen, maar gesteld noch gebleken is dat het toestel dat de vlucht zou uitvoeren als gevolg van de capaciteitsreductie niet op Londen Heathrow heeft kunnen landen waardoor er geen toestel beschikbaar was om de vlucht in kwestie uit te voeren.
3.5.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering dan wel de vertraging ten gevolge van de annulering te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen.
3.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
3.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
3.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
3.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.303,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.950,00 vanaf 13 augustus 2018, en over € 353,93 vanaf 30 december 2019, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
4.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 398,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter