ECLI:NL:RBNHO:2023:13929

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
9635154 \ CV EXPL 22-240
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van compensatie door passagier na vertraging van vlucht, beroep op buitengewone omstandigheden door vervoerder

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld tot betaling van € 600,00 aan compensatie wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Frankfurt en aansluitend naar Delhi op 6 oktober 2019. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming, wat volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 recht geeft op compensatie. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter oordeelde dat er geen overeenkomst tot betaling van compensatie tot stand was gekomen, omdat de passagier niet had ingestemd met de voorwaarden die de vervoerder had gesteld. De rechter bevestigde dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur was aangekomen, maar dat de vervoerder kon aantonen dat deze vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagier daarom werd afgewezen. De proceskosten werden op de passagier verhaald, omdat hij ongelijk kreeg in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9635154 \ CV EXPL 22-240 (DB)
Uitspraakdatum: 6 september 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap Aktiengesellschaft (AG) (Bondsrepubliek Duitsland)
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. R.W.L. Russell (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 27 september 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren op 6 oktober 2019 van Amsterdam naar Frankfurt International Airport (Duitsland) en aansluitend van Frankfurt naar Indira Gandhi International Airport (India) met als geplande aankomsttijd op maandag 7 oktober 2019 om 00:55 uur (lokale tijd).
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt met vluchtnummer LH989 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht gemist en is omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De passagier is met meer dan 3 uur vertraging aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
EUclaim heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Bij e-mail van 11 november 2019 heeft de vervoerder laten weten dat hij bereid is om de compensatie te voldoen, mits de passagier een foto van zichzelf met zijn identiteitsbewijs zou overleggen:
“(…) According to EC Regulation 261/2004 and due to circumstances leading to this flight irregularity we would like to offer your client EUR 600 compensation payment without recognition of a legal obligation and prejudice to the factual and legal situation. (…) In addition we respectfully request you to provide a copy of a photo ID of the entitled passenger. Document numbers and personal information except name, photo and address should be redacted (blackened). This ensures payments reach only the intended recipient. (…).”
2.5.
De gemachtigde van de passagier antwoordt hierop, bij brief van 11 november 2019, als volgt:

(…) You stated that you require proof of identification. You requested a valid government issued photo ID including photo. Like we have explained before, we are not able to hand over these documents. Since them implementation of the European Privacy Policy we are not allowed to share photos of the passengers anymore (…).”
2.6.
Bij e-mail van 12 november 2019 heeft de vervoerder onder andere het volgende geschreven:

Please understand that Lufthansa makes payments only to the claimant. Therefore, we ask you to confirm the identity of the authorized passenger irrefutably. The request to submit a copy of any official photo ID (such as driver’s license) serves that purpose alone. (…).
Alternatively, we suggest you obtain written confirmation from the passenger concerned permitting Lufthansa to contract him/her using the information provided in the booking for identity verification. (…)”
2.7.
Bij brief van 13 november 2019 heeft de gemachtigde van de passagier het eerder gegeven antwoord van 11 november 2019 herhaald.
2.8.
Bij e-mail van 14 november 2019 heeft de vervoerder onder andere het volgende geschreven:

Please note that we require the face on the ID to be shown in order to verify the passenger.
We will proceed with payments only when we receive this requisition. (…)”.
2.9.
Bij brief van 15 november 2019 heeft de gemachtigde van de passagier het eerder gegeven antwoord van 11 november 2019 herhaald.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 600,00 aan hoofdsom, € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten en de nakosten, het een en ander vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
De passagier stelt dat de vervoerder het gevraagde compensatiebedrag van € 600,00 heeft toegezegd. De passagier is met de vervoerder overeengekomen dat de vervoerder dit bedrag zou betalen. Deze overeenkomst is tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding. De vervoerder is echter niet tot betaling over gegaan. De passagier vordert daarom primair nakoming van de betalingstoezegging.
3.3.
De passagier heeft subsidiair aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg was van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, te weten (ATFM) slotrestricties van het luchtverkeersbeheer, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De primaire grondslag kan niet slagen. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat tussen de passagier en de vervoerder geen overeenkomst, al dan niet onder opschortende voorwaarde, tot betaling van compensatie is overeengekomen. De passagier heeft immers niet ingestemd met de e-mails van 11, 12 en 14 november 2019 van de vervoerder. Dat de vervoerder mogelijk voorwaarden heeft gesteld die de passagier niet kon nakomen, doet er voor de beoordeling of een overeenkomst tot stand is gekomen niet toe. Er is geen sprake geweest van aanvaarding van een aanbod, zodat geen sprake kan zijn van een overeenkomst.
5.3.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.4.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij voert daartoe aan dat de vlucht in kwestie deel uitmaakt van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt. De direct voorafgaande vlucht (LH988) heeft volgens de vervoerder vertraging opgelopen als gevolg van ATFM-slotrestricties, waarbij ATFM staat voor “
Air Traffic Flow Management”. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder, onder meer, het vluchtrapport en de “slot history” van de voorgaande vlucht overgelegd. Uit de “slot history” volgt dat deze vlucht als oorspronkelijke vertrektijd 07:10 UTC had, maar een CTOT kreeg opgelegd van 07:37 UTC met als vertragingscode 83, hetgeen volgens de door de vervoerder overgelegde “Standard IATA Delay Codes” staat voor: “
ATFM due to restriction at destination airport, airport and/or runway closed due to obstruction, industrial actions, staff shortage, political unrest, nois abatement, night curfew, special flights”.
5.5.
De kantonrechter is ten aanzien van de opgelegde CTOT wegens code 83 van oordeel dat de vertraging die is ontstaan door deze slotrestrictie aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een slotrestrictie krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een slotrestrictie moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij.
5.6.
De passagier betwist dat de vertraging is ontstaan wegens door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties en stelt daartoe dat de vertraging van vlucht LH988 is ontstaan door de vertragingscodes 95, 87 en 16, zoals genoemd in het vluchtrapport van vlucht LH988. Volgens de passagier heeft de vervoerder bewust gewacht op het slot dat was opgelegd, omdat vlucht LH988 niet klaar zou zijn voor een eerder vertrek, hetgeen volgens de passagier tevens zou blijken uit het niet afgeven van een “Ready Message”. De vervoerder heeft deze stelling gemotiveerd weerlegd door aan te voeren dat de vertraging die is ontstaan vanwege de drie vertragingscodes genoemd in het vluchtrapport van ondergeschikt belang is, aangezien deze vertraging wordt overlapt met de vertraging die is ontstaan wegens de door de luchtverkeersafleiding afgegeven restrictie, die reeds twee uur vóór de geplande vertrektijd van vlucht LH988 is opgelegd. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding het ‘slot’ wegens vertragingscode 83 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De vervoerder heeft voorts toegelicht dat het toestel binnen de marges van de toegekende CTOT van 07:37 UTC is vertrokken en opgestegen. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat de vertraging van vlucht LH988 voor de duur van 13 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van vlucht LH989 volgt dat de vlucht een vertraging had wegens code 93 (
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector) van 13 minuten. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht LH988 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH988 en heeft geresulteerd in een vertraging van 13 minuten, werkt in dit geval dan ook door naar de onderhavige vlucht.
5.8.
Naast code 93 is vlucht LH989 vertraagd uitgevoerd wegens code 89. De vervoerder heeft toegelicht dat deze code staat voor “
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS”. De restricties waren een besluit van de luchtverkeersleiding specifiek voor vlucht LH989 op deze specifieke dag, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft toegelicht dat sprake was van een ‘
ATC predeparture delay’ zonder ATFM, waarbij er geen latere ‘slot’ of CTOT wordt opgelegd, zodat er ook geen SAM, SRM of andere berichten van de luchtverkeersleiding zijn. De vervoerder heeft verwezen naar het vluchtrapport van de vlucht, waarin de IATA Delay sub-code 89O is opgenomen. Deze subcode staat volgens de vervoerder voor “
Environmental benefit, delayed start-up / push back due to use of reduced standard taxi times”. Volgens de vervoerder wordt het toestel, dat gereed staat voor vertrek, bij code 89 door de luchtverkeersleiding langer bij de gate gehouden wegens efficiency-redenen en/ of milieuredenen.
5.9.
Volgens de passagiers had het op de weg van de vervoerder gelegen om berichten van Eurocontrol of van luchtverkeersleiding Nederland met betrekking tot deze vertraging te overleggen. De kantonrechter oordeelt echter dat met het vluchtrapport voldoende is komen vast te staan dat de vlucht met 1 uur en 4 minuten is vertraagd ten gevolge van vertragingscode 89O. Het enkele feit dat dit document een intern document betreft, betekent niet dat aan het vluchtrapport een lage(re) mate van bewijskracht toekomt. De passagier heeft het vermoeden geuit dat er een andere reden is waarom de vlucht later is vertrokken en stelt dat het hem niet zou verbazen als vlucht LH989 zelf om een later vertrekmoment heeft verzocht bij de luchtverkeersleiding, maar hij heeft deze vermoedens op geen enkele manier onderbouwd. Dat andere vluchten wel zonder vertraging zijn vertrokken, is in dit kader van ondergeschikt belang. Voorts heeft de passagier erop gewezen dat KLM een onderzoek is gestart om te achterhalen of in de vluchtrapporten opgegeven vertragingscodes door de bemanning wel terecht worden opgegeven. Dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat het vluchtrapport in het onderhavige geval niet naar waarheid is ingevuld en dat de code zoals opgegeven in het vluchtrapport onjuist is.
5.10.
Nu de passagier niet heeft weersproken dat de vertraging wegens code 89 een buitengewone omstandigheid oplevert, is komen vast te staan dat de vertraging wegens vertragingscode 89 het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van (doorwerking) van de buitengewone omstandigheden. Niet in geschil is immers dat de vertraagde uitvoering van de vlucht het voor de passagier onmogelijk heeft gemaakt om de aansluitende vlucht naar Delhi te halen.
5.11.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Niet in geschil is dat tussen de aansluitende vluchten een overstaptijd van 1 uur en 20 minuten was ingepland en dat de minimale overstaptijd te Frankfurt 45 minuten bedraagt. De vervoerder heeft dus een ‘buffer’ van 35 minuten gehanteerd, hetgeen door de kantonrechter als voldoende wordt gekwalificeerd. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht en dat bij het bekijken van de mogelijkheden voor de omboeking breder is gekeken dan (de kantonrechter begrijpt: vluchten uitgevoerd door) haar eigen alliantie. Volgens de vervoerder is de passagier met de alternatieve vlucht op dezelfde dag (binnen 24 uur) op de eindbestemming gearriveerd. De passagier heeft het een en ander niet betwist. In de gegeven omstandigheden kon er naar het oordeel van de kantonrechter niet meer van de vervoerder worden verwacht. De conclusie is dat de vordering van de passagier zal worden afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De door de vervoerder verzochte rente over de proces- en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter