ECLI:NL:RBNHO:2023:13930

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
10611564 CV EXPL 23-4410
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake de oneerlijkheid van het Bik-beding in de Tarievenregeling van PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 november 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland als eisende partij en de stichting [naam] als gedaagde partij. De eisende partij heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die de vordering ter terechtzitting heeft erkend zonder verweer te voeren. De kantonrechter heeft de erkende vordering toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, en heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de afwijzing van deze kosten.

De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de overeenkomst tussen partijen beoordeeld, met speciale aandacht voor de eerlijkheid van de bedingen in het licht van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de verwijzing naar de tarievenregeling van PWN niet transparant is en dat de consument mogelijk wordt belast met hogere kosten dan wettelijk toegestaan. Dit heeft geleid tot de voornemens van de kantonrechter om het incassobeding in de algemene voorwaarden te vernietigen.

De beslissing van de kantonrechter omvat onder andere de veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 1.230,64, vermeerderd met wettelijke rente, en de mogelijkheid voor de eisende partij om werkzaamheden te verrichten voor het afsluiten van de wateraansluiting. De gedaagde partij is ook veroordeeld in de proceskosten. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door partijen over het oordeel van de kantonrechter over de oneerlijkheid van het incassobeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 10611564 CV EXPL 23-4410 /
datum uitspraak: 1 november 2023

Vonnis op erkentenis in de zaak van:

de naamloze vennootschap N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland
te Velserbroek
de eisende partij
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso
tegen
de stichting Stichting [naam] in de hoedanigheid van bewindvoerder in het bewind van [betrokkene]
te [betrokkene]
de gedaagde partij
verschenen bij [bewindvoerder] (bewindvoerder)

De procedure

Op de bij dagvaarding d.d. 6 juli 2023 omschreven gronden heeft de eisende partij tegen de gedaagde partij een vordering ingesteld als daarin omschreven.
De inhoud van die dagvaarding geldt als hier ingelast.
De gedaagde partij heeft ter terechtzitting de vordering erkend en ter zake geen verweer gevoerd.

De beoordeling

1.1.
De door de gedaagde partij erkende vordering behoort te worden toegewezen met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Over de afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten volgt hierna een toelichting en ook mogen partijen zich hierover nog uitlaten.
1.2.
Voor het treffen van een betalingsregeling dient de gedaagde partij zich te wenden tot de (gemachtigde van) eisende partij.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.1.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
2.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
2.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Voor deze zaak betekent dat het volgende.
Incasso- en rentebeding
2.6.
Omdat PWN buitengerechtelijke incassokosten en rente vordert, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of PWN in de overeenkomst of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden een regeling heeft opgenomen over incassokosten en rente, die zodanig afwijkt van de wettelijke regelingen over incassokosten en rente dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld.
2.7.
De bedingen die voor de beoordeling relevant zijn, zijn het rente- en incassobeding in artikel 15 lid 6 van de Algemene Voorwaarden voor de levering van drinkwater van 1 januari 2017. De tekst van dit artikel is op zichzelf niet oneerlijk. In dit artikel wordt echter verwezen naar de tarievenregeling van PWN waarin de hoogte van de vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten is opgenomen. In de tarievenregeling 2023 van PWN wordt vermeld dat als het notabedrag hoger is dan € 267,00, het tarief maximaal 15% van het aan te manen bedrag is en dat hierin de Wet Incasso Kosten wordt gevolgd. Hiermee wordt waarschijnlijk bedoeld: de Wet van 15 maart 2012 tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de normering van de vergoeding voor kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (Stb. 2012/140) maar deze wet is voor de gemiddelde consument heel lastig te vinden en daardoor is deze verwijzing niet transparant. Bovendien is de verwijzing onvolledig. Voor zover bedoeld is hiermee te verwijzen naar artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten, klopt het genoemde maximale tarief in veel gevallen niet.
Bovendien wordt een incassobedrag genoemd van € 100,00 exclusief de kosten voor het afsluiten als PWN langskomt om betaling te verkrijgen. Dit vaste bedrag van € 100,00 is niet in lijn met het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten.
2.8.
Het voorgaande zou tot gevolg kunnen hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 [1] onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233, aanhef en onder a, BW en daarmee oneerlijk in de zin van de Richtlijn. De kantonrechter is daarom voornemens het incassobeding in artikel 15.6 van de Algemene Voorwaarden te vernietigen. Daarbij wijst de kantonrechter erop dat terugvallen op een wettelijke regeling niet mogelijk is, zodat de gevorderde buitengerechtelijke kosten alsdan moeten worden afgewezen.
2.9.
Partijen krijgen de gelegenheid zich over het voorshands uitgesproken oordeel dat het incassobeding in artikel 15.6 van de Algemene Voorwaarden in samenhang met artikel 4.1 van de tarievenregeling 2023 van PWN oneerlijk is, uit te laten. Voor het overige wordt de vordering reeds nu toegewezen.

De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.230,64, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2023 tot aan de dag van de gehele betaling, zulks te vermeerderen met zoveel maal het door de gedaagde partij aan de eisende partij verschuldigde voorschotbedrag als er perioden of een gedeelte van een periode verlopen, alsmede eventueel de door de gedaagde partij aan de eisende partij verschuldigde jaar- en/of eindafrekening, een en ander vanaf 6 juli 2023 tot de dag waarop de eisende partij de waterafsluiting deactiveert;
3.2.
bepaalt dat de eisende partij op grond van artikel 558 onder b Rv gerechtigd is werkzaamheden op of aan een onroerende zaak te verrichten, te weten werkzaamheden om te komen tot het afsluiten van de wateraansluiting van het pand op het verbruiksadres Roemer Visscherstraat 273 te Haarlem;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij op grond van artikel 558 onder b Rv te gedogen dat de eisende partij de werkzaamheden verricht om te komen tot het afsluiten van de wateraansluiting van het pand op het verbruiksadres;
3.4.
bepaalt dat de eisende partij ter uitvoering van de werkzaamheden tot het afsluiten van de wateraansluiting gerechtigd is tot tijdelijke en (gedeeltelijke) ontruiming van de woning op het verbruiksadres over te gaan;
3.5.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 252,28 inclusief btw ten titel van de kosten ten behoeve van het deactiveren van de wateraansluiting;
3.6.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van eisende partij begroot op:
€ 107,32 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 199,00 wegens salaris gemachtigde en veroordeelt gedaagde partij tot betaling van € 99,50 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.
3.7.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
3.8.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 29 november 2023voor het nemen van een akte door partijen over het voorshands uitgesproken oordeel dat het incassobeding in artikel 15.6 van de Algemene Voorwaarden 2017 in samenhang met artikel 4.1 van de tarievenregeling 2023 van PWN oneerlijk is, zoals is overwogen in rechtsoverweging 2.6 tot en met 2.9;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op
1 november 2023.
De griffier,
De kantonrechter,

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4