In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 november 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland als eisende partij en de stichting [naam] als gedaagde partij. De eisende partij heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die de vordering ter terechtzitting heeft erkend zonder verweer te voeren. De kantonrechter heeft de erkende vordering toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, en heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de afwijzing van deze kosten.
De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de overeenkomst tussen partijen beoordeeld, met speciale aandacht voor de eerlijkheid van de bedingen in het licht van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de verwijzing naar de tarievenregeling van PWN niet transparant is en dat de consument mogelijk wordt belast met hogere kosten dan wettelijk toegestaan. Dit heeft geleid tot de voornemens van de kantonrechter om het incassobeding in de algemene voorwaarden te vernietigen.
De beslissing van de kantonrechter omvat onder andere de veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 1.230,64, vermeerderd met wettelijke rente, en de mogelijkheid voor de eisende partij om werkzaamheden te verrichten voor het afsluiten van de wateraansluiting. De gedaagde partij is ook veroordeeld in de proceskosten. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door partijen over het oordeel van de kantonrechter over de oneerlijkheid van het incassobeding.