ECLI:NL:RBNHO:2023:13980

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
6718122 \ CV EXPL 18-1821
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van aansluitende vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp, een vordering ingesteld tegen de buitenlandse vennootschap British Airways Plc, vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een reis van Amsterdam via Londen naar Los Angeles op 1 augustus 2016. Door een vertraging van de eerste vlucht, BA429, misten zij hun aansluitende vlucht AA109 naar Los Angeles en arriveerden zij 23 uur en 53 minuten later dan gepland.

De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals luchtverkeersbeperkingen en een bezette gate. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en dat de geplande overstaptijd van 100 minuten onvoldoende was om de vertraging op te vangen.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder, ondanks de mogelijke buitengewone omstandigheden, gehouden was tot compensatie van de passagiers. De vordering tot betaling van € 4.144,50 werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De vervoerder werd ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Het vonnis werd uitgesproken op 1 november 2023 door kantonrechter mr. S.N. Schipper.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6718122 \ CV EXPL 18-1821
Uitspraakdatum: 1 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
5.
[eiser 5],
6.
[eiser 6],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de buitenlandse vennootschap: Public Limited Company
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 1 december 2017 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Los Angeles International Airport (Verenigde Staten) met de vluchtcombinatie BA429 en AA109 op 1 augustus 2016.
2.2.
Vlucht BA429 van Amsterdam naar Londen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht AA109 naar Los Angeles gemist. Zij zijn omgeboekt naar vlucht UA935, waarmee zij 23 uur en 53 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 586,85 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat het toestel bij vertrek is vertraagd vanwege door het luchtverkeersbeheer ingestelde beperkingen. Verder is het toestel bij nadering van Heathrow in de holding gezet, waardoor de vlucht verder is vertraagd. Daarnaast heeft de vervoerder aangevoerd dat de gate waar de vlucht in kwestie aan moest komen, bezet werd gehouden door een andere vlucht met een probleem.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet gebleken is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van buitengewone omstandigheden. Daarom dient hij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden (zie ook het arrest van het Hof van 12 mei 2011 Eglitis/Latvijas C-294/10).
4.5.
Als onbetwist staat vast dat de minimale overstaptijd tussen vlucht BA429 en AA109 op 1 augustus 2016 op Londen Heathrow 90 minuten bedroeg. Niet in geschil is dat tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van 100 minuten was gepland. Dit betekent dat de vervoerder een buffer van 10 minuten heeft aangehouden om eventuele vertragingen op te vangen, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht.
4.6.
De vervoerder heeft hiertegen aangevoerd dat de aansluitende vlucht naar Los Angeles eveneens was vertraagd. De passagiers zijn (als gevolg van de vermeende buitengewone omstandigheden) om 10:59 uur (lokale tijd) met 19 minuten vertraging in Londen aangekomen. De aansluitende vlucht is om 12:54 uur (lokale tijd) vertrokken. De daadwerkelijk beschikbare overstaptijd tussen de aankomststijd van de vlucht en de vertrektijd van de aansluitende vlucht betrof derhalve 115 minuten. De passagiers beschikten dan ook over een overstaptijd die 25 minuten langer was dan de minimale overstaptijd op de onderhavige route. Dat de passagiers hun overstap hebben gemist, is volgens de vervoerder dan ook niet te wijten aan de beperkte buffer. De kantonrechter volgt dit betoog niet. Gesteld noch gebleken is op welk tijdstip het toestel dat de aansluitende vlucht heeft uitgevoerd haar deuren sloot. Ook ontbreekt informatie over de sluiting van de gate. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder zijn verweer op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan. Het een en ander leidt tot de conclusie dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheden te kunnen ondervangen, althans dat niet is komen vast te staan dat de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist als gevolg van buitengewone omstandigheden, omdat de vervoerder onvoldoende reservetijd heeft ingepland.
4.7.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat de vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, de vervoerder vanwege de buitengewone omstandigheden in samenhang met het niet naleven van de buffer gehouden is de passagiers te compenseren in verband met de vertraging op de eindbestemming. Het verzoek tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 4.144,5‬0, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.600,00 vanaf 1 augustus 2016, en over € 544,50 vanaf 1 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 528,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter