In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Bakoe via Istanbul, maar miste zijn aansluitende vlucht door een vertraging van meer dan drie uur. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk congestie op de luchthaven Schiphol door een tekort aan beveiligingspersoneel.
De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter vond het niet duidelijk hoe de lange wachttijden bij de security check de vluchtvertraging hadden veroorzaakt. Aangezien de vervoerder verder geen verweer had gevoerd, werd de vordering tot betaling van de hoofdsom toegewezen, evenals de wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.