ECLI:NL:RBNHO:2023:13986

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
5634482 \ CV EXPL 17-174
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met British Airways Plc, een vordering ingesteld wegens vertraging van hun vlucht op 17 oktober 2014. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij door de vertraging van hun aansluitende vlucht naar Newark Liberty Airport meer dan drie uur later op hun eindbestemming aankwamen. De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een verplichte veiligheidscontrole, slotrestricties van de luchtverkeersleiding en de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen. De vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeerde dat de vertraging deels te wijten was aan buitengewone omstandigheden, maar ook aan andere factoren. De passagiers hadden zonder deze buitengewone omstandigheden hun aansluitende vlucht kunnen halen.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en wees de vordering van de passagiers af. De proceskosten werden op de passagiers verhaald, omdat zij ongelijk kregen. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 20 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5634482 \ CV EXPL 17-174
Uitspraakdatum: 20 december 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats 1]
3.
[eiser 3], wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de buitenlandse vennootschap: Public Limited Company
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 7 oktober 2016 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Newark Liberty Airport (Verenigde Staten) met de vluchtcombinatie BA435 en BA189 op 17 oktober 2014.
2.2.
Vlucht BA435 van Amsterdam naar Londen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Newark gemist. Zij zijn omgeboekt naar vlucht VS17, waarmee zij 4 uur en 54 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband toegelicht dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht met hetzelfde toestel (22 minuten), door een verplichte veiligheidscontrole (5 minuten) en door slotrestricties afkomstig van de luchtverkeersleiding (14 minuten).
4.5.
Het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren stond gepland om eerst vlucht BA434 van Londen naar Amsterdam uit te voeren. Onder verwijzing naar het vluchtrapport van vlucht BA434 (productie 2 bij antwoord) heeft de vervoerder aangevoerd dat deze vlucht met een vertraging van 11 minuten uit Londen is vertrokken. Daarvan zijn volgens de vervoerder in totaal acht minuten te wijten aan buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft toegelicht dat de oorzaak van de deze vertraging is gelegen in vertragingscodes RA (‘rotational delay’, 4 minuten) en AMZ (‘start up delay’, 4 minuten). De vervoerder heeft verder nog aangevoerd dat de vertraging van vlucht BA434 tijdens de uitvoering van de vlucht met 11 minuten is toegenomen wegens een lange taxitijd, hetgeen volgens hem eveneens als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De kantonrechter overweegt als volgt. De passagiers hebben terecht opgemerkt dat de vertraging als gevolg van code RA een doorvertraging betreft. Het is niet gebleken dat deze doorvertraging is veroorzaakt door (restricties van) de luchtverkeersleiding. Het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt op dit punt dan ook niet. De passagiers hebben niet betwist dat de start up delay (code AMZ) een buitengewone omstandigheid vormt, zodat dit als vaststaand zal worden aangenomen. Ten aanzien van de lange taxi-tijd overweegt de kantonrechter dat de vervoerder geen invloed heeft op het tijdsverloop tussen het vertrek van de gate en het moment van opstijgen. Tussen het moment dat een toestel vertrekt van de gate (‘
off blocks’) en het moment dat een vliegtuig opstijgt (‘
airborne’) is het toestel afhankelijk van de luchtverkeersleiding. Dit is een omstandigheid die buiten de invloedssfeer van een luchtvaartmaatschappij ligt en daarmee kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid.
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheden doorwerken naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt dat de vlucht een vertraging had van 22 minuten wegens vertragingscode RA (rotational delay). Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee komen vast te staan dat de vertraging van vlucht BA434 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. Gelet op het voorgaande wordt een vertrekvertraging van 15 minuten als gevolg van code RA aangemerkt als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.7.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht vervolgens nog met 5 minuten is opgelopen als gevolg van vertragingscode FA (‘cabin crew special requests’) en met 14 minuten als gevolg van vertragingscode AM (‘departure restriction, start up delay’). Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat de start up delay het gevolg is geweest van een beslissing van de luchtverkeersleiding om het toestel niet te laten vertrekken. De passagiers stellen dat een besluit van de luchtverkeersleiding slechts een buitengewone omstandigheid kan opleveren indien dit besluit een langdurige vertraging heeft veroorzaakt. De kantonrechter volgt deze stelling niet. Voor zover de passagiers bedoelen dat niet wordt voldaan aan paragraaf 15 van de considerans van de Verordening, wordt overwogen dat een dergelijk besluit vermoed wordt een buitengewone omstandigheid op te leveren, maar dat dit niet betekent dat een ander besluit van de luchtverkeersleiding geen buitengewone omstandigheid kan opleveren.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vertrekvertraging van 41 minuten voor de duur van 29 minuten te wijten is aan buitengewone omstandigheden. Tijdens de vlucht is een deel van de vertraging ingelopen, zodat de vlucht met 35 minuten vertraging is aangekomen op de luchthaven van Londen. De kantonrechter is van oordeel dat in deze stand van zaken de vertraging voor de duur van 29 minuten kan worden aangemerkt als het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.9.
Nu vertraging van de onderhavige vlucht deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagiers hun aansluitende vlucht zouden hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheden. Vast staat dat de passagiers met een vertraging van 35 minuten om 15:50 uur (lokale tijd) zijn aangekomen te Londen. Voorts staat vast dat de aansluitende vlucht naar Newark om 16:30 uur (lokale tijd) is vertrokken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 29 minuten zou de onderhavige lucht om 15:21 uur (lokale tijd), dus met een vertraging van 6 minuten, te Londen arriveren. Als onweersproken staat vast dat de minimale connectietijd op de onderhavige route 60 minuten bedraagt. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, hadden de passagiers de aansluitende vlucht dus kunnen halen. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.10.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van 29 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen.
4.11.
De passagiers stellen voorts dat de omdraaitijd tussen vlucht BA434 en BA435 te kort zou zijn. De kantonrechter overweegt dat luchtvaartmaatschappijen op grond van het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) weliswaar gehouden zijn om in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet gerekend kunnen worden tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest. Deze stelling slaagt daarom niet.
4.12.
De passagiers stellen verder dat zij niet zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht ‘bij eerste gelegenheid’. De kantonrechter overweegt dat van de vervoerder in beginsel niet kan worden gevergd dat hij voor het aanbieden van een alternatieve vlucht de passagiers de mogelijkheid geeft om te kiezen uit alle vluchten van die dag bij alle luchtvaartmaatschappijen. In het onderhavige geval zijn de passagiers met minder dan 24 uur vertraging op hun eindbestemming aangekomen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de alternatief aangeboden vlucht geen redelijke maatregel vormt. Bovendien hebben de passagiers nagelaten om te bewijzen dat er nog plaats beschikbaar was op de genoemde vluchten UA115, BA187, DL3 en BA179.
4.13.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
4.14.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter