ECLI:NL:RBNHO:2023:14027

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
10647269 \ CV EXPL 23-5101
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekzaak inzake machtiging minderjarige passagiers en ontvankelijkheid vordering

In deze verstekzaak hebben de passagiers, die allen in België wonen, de vervoerder United Airlines Inc gedagvaard. De kantonrechter heeft ambtshalve vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De passagiers hebben echter nagelaten om in de dagvaarding op te nemen in welke hoedanigheid zij optreden, met name voor de minderjarige passagiers. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser 2] en [eiser 3] minderjarig zijn en daarom niet bekwaam om zelfstandig in rechte op te treden. De passagiers hebben geen machtiging overgelegd zoals vereist door de Nederlandse wetgeving, en hebben gesteld dat dit niet nodig zou zijn vanwege hun Belgische afkomst. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het Belgisch recht van toepassing is, maar dat de passagiers alsnog de juiste procedurele stappen hadden moeten volgen. Hierdoor zijn de minderjarige passagiers niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.

De vordering van passagier sub 1 en sub 4 is echter toewijsbaar bevonden. De kantonrechter heeft de wettelijke rente over de hoofdsom toegewezen vanaf de datum van de vlucht, 24 december 2021. De passagiers hebben ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze vordering is afgewezen omdat niet is aangetoond dat de werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke handelingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Tot slot is de gevorderde afgifte van een certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 afgewezen, omdat de vervoerder niet in een lidstaat is gevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10647269 \ CV EXPL 23-5101 (DB)
Uitspraakdatum: 27 september 2023
Verstekvonnis in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
3.
[eiser 3]
4.
[eiser 4]
allen wonende te [plaats] (België)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
United Airlines Inc
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten), mede kantoorhoudende te Hoofddorp
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben de vervoerder gedagvaard. Tegen de vervoerder is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
2.2.
De kantonrechter heeft ambtshalve te onderzoeken of de passagiers in hun vordering kunnen worden ontvangen. Uit de dagvaarding blijkt dat [eiser 2] en [eiser 3] minderjarig zijn en daarom niet bekwaam om zelfstandig in rechte op te treden. De passagiers hebben geen machtiging als bedoeld in artikel 1:349 lid 1 BW in verbinding met artikel 1:253k BW overgelegd. De passagiers stellen dat er geen bijzondere volmacht nodig is voor de minderjarigen gezien zij de Belgische afkomst hebben. De kantonrechter stelt vast dat de minderjarige passagiers in België wonen en dat hierdoor op grond van artikel 17 van het Haag Kinderbeschermingsverdrag 1996 het Belgisch recht van toepassing is. Ingevolge artikel 378 lid 2 juncto 410 BW België is het voor de ouders van een minderjarige geen vereiste om een machtiging van de Vrederechter te overleggen indien zij namens de minderjarige wensen te procederen. Het is echter aan de passagiers om op de juiste wijze in de dagvaarding op te nemen in welke hoedanigheid zij optreden dan wel te stellen wie er in de onderhavige procedure als wettelijk vertegenwoordiger namens de minderjarige passagiers optreden. Dit hebben de passagiers nagelaten. De kantonrechter ziet daarom geen aanknopingspunten om de dagvaarding als verbeterd te lezen, in die zin dat dat het is ingediend door passagier sub 1 en/of passagier sub 4 pro se en in hoedanigheid wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige passagiers.
2.3.
Gelet op het voorgaande zullen de minderjarige passagiers niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. De vordering van passagier sub 1 en sub 4 is toewijsbaar. Die vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor.
2.4.
De passagiers hebben wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd vanaf ‘de dag der incident’ (de kantonrechter begrijpt: ‘de datum van de vlucht’). De gevorderde wettelijke rente over de toe te wijzen hoofdsom zal daarom worden toegewezen vanaf 24 december 2021.
2.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten met de daarover gevorderde rente moet daarom worden afgewezen.
2.6.
Bij deze uitkomst ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.7.
De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Een dergelijk certificaat is bedoeld voor de tenuitvoerlegging van beslissingen in een lidstaat en de vervoerder is niet in een lidstaat gevestigd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart passagier sub 2 en passagier sub 3 niet-ontvankelijk in hun vordering;
3.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan passagier sub 1 en passagier sub 4 van € 1.200,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter