ECLI:NL:RBNHO:2023:14156

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10310127 \ CV EXPL 23-573
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de algemene voorwaarden van ANWB en de rechtsgeldigheid van incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ANWB B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, ANWB B.V., heeft een vordering ingesteld met betrekking tot de betaling van incassokosten, die volgens de Algemene Voorwaarden van ANWB zijn vastgesteld. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van ANWB getoetst, met name de bepalingen over incassokosten zoals opgenomen in artikel 1.12 en artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden 2019.

De kantonrechter oordeelt dat de bedingen over incassokosten niet voldoen aan de eisen van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. De gebruikte terminologie in de voorwaarden is onvoldoende duidelijk en kan de gemiddelde consument misleiden, waardoor de bedingen als oneerlijk worden aangemerkt. De kantonrechter vernietigt deze bedingen en wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af.

Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat de gevorderde hoofdsom van € 80,00, vermeerderd met wettelijke rente, toewijsbaar is. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 274,99. De uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10310127 \ CV EXPL 23-573 TvW
Uitspraakdatum: 22 november 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
ANWB B.V.
gevestigd te ‘s -Gravenhage
de eisende partij
gemachtigde: A. Niekus en mr. E. Krom
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 21 juni 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 16 augustus 2023 heeft gedaan.

2.De verdere beoordeling

Artikel 1.12 en artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden 2019 (hierna: Algemene Voorwaarden): incassokosten
2.1.
De eisende partij voert aan dat de bedingen over de gevolgen van te laat betalen, zoals bedoeld in de eerste bullet van artikel 1.12 en de tweede bullet van artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden niet onredelijk bezwarend zijn. In die bepalingen is aangesloten bij het recht dat de eisende partij heeft op grond van artikel 6:96 lid 5 en 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De term ‘incassokosten’ is dermate ingevoerd in het Nederlands taalgebied dat de consument begrijpt dat hiermee de wettelijke regeling voor incassokosten wordt bedoeld. Die bewoordingen leiden dus niet tot de conclusie dat het beding oneerlijk of niet transparant is. De eisende partij past de wettelijke regeling toe en wil daarbij alleen de incassokosten in rekening brengen die passen bij de tot dan toe aan de orde zijnde incassoactiviteiten. Daarom brengt zij in eerste instantie slechts een deel van de incassokosten, te weten € 6,00, in rekening in plaats van direct € 40,00 en daarna pas het maximaal toegestane bedrag overeenkomstig het Besluitvergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit), aldus de eisende partij.
2.2.
De kantonrechter blijft van oordeel dat de bedoelde bedingen onvoldoende aansluiten bij artikel 6:96 lid 5 en lid 6 BW en het Besluit. In het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘incassokosten’ niet alleen gebruikt in de zin van de wettelijke regeling voor incassokosten (artikel 6:96 lid 2 sub c BW en de leden 5 en 6 van datzelfde artikel). De term ‘incassokosten’ komt in dat wetsartikel ook niet voor. Het gebruik van deze term in voornoemde bedingen sluit voor een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument dus niet uit dat daarmee ook andere kosten kunnen worden bedoeld. Het gebrek aan verwijzing naar artikel 6:96 lid 5 en 6 BW leidt er bovendien toe dat kan worden afgeweken van de wet en dat incassokosten ongelimiteerd in rekening kunnen worden gebracht.
2.3.
Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat het vermoeden niet is weerlegd dat de eerste bullet van artikel 1.12 en de tweede bullet van artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. Deze bedingen worden daarom als oneerlijk aangemerkt en vernietigd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen.
Artikel 1.12 en artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden: opschortingsbedingen en tussentijdse opzegmogelijkheid
2.4.
De eisende partij voert aan dat zij ten aanzien van de gedaagde partij geen gebruik heeft gemaakt van enig opschortings- of tussentijds opzegbeding. De kantonrechter zal verdere ambtshalve toetsing van de tweede en derde bullet van artikel 1.12 en van de derde bullet van artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden daarom achterwege laten.
Artikel 1.8 en 3.24 van de Algemene Voorwaarden: prijswijzigingsbedingen
2.5.
De eisende partij voert aan dat zij betaling vordert van de overeengekomen en ongewijzigde prijs. De kantonrechter constateert dat in dit geval dus geen gebruik is gemaakt van een prijswijzigingsbeding. Verdere ambtshalve toetsing van deze bedingen zal daarom achterwege blijven.
Conclusie
2.6.
De gevorderde hoofdsom komt de kantonrechter overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. Ook de gevorderde rente is toewijsbaar.
2.7.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 80,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 80,00 vanaf de vervaldag van de ingebrekestelling tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,99 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 39,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter