ECLI:NL:RBNHO:2023:14211

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
C/15/341411 / FA RK 23-3022
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de rechtmatigheid van een huisverbod opgelegd door de burgemeester op basis van de Wet tijdelijk huisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een huisverbod dat door de burgemeester was opgelegd op 31 mei 2023. Eiser, die een huisverbod had gekregen, stelde dat het besluit onterecht was en dat er geen strafbare feiten waren gepleegd. De rechtbank oordeelde dat het niet vereist is dat strafbare feiten zijn vastgesteld; een ernstig vermoeden van gevaar voor de veiligheid van de vrouw in de woning was voldoende. De rechtbank weegt het belang van de vrouw bij ongestoord verblijf in de woning zwaarder dan dat van eiser. Eiser had eerder geweld gebruikt tegen de vrouw en had een verleden van stalking en bedreiging. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester terecht het huisverbod had opgelegd, gezien de omstandigheden en het gevaar dat de aanwezigheid van eiser met zich meebracht. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen schending was van de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen. De uitspraak benadrukt dat bij het opleggen van een huisverbod een ernstig vermoeden van gevaar voldoende is, en dat de burgemeester in redelijkheid kon besluiten tot het huisverbod.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
Wet tijdelijk huisverbod
zaak-/rekestnummer: C/15/341411 / FA RK 23-3022 (beroep)
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken van 20 november 2023
in de zaak van:
[eiser], eiser,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende op een onbekend adres,
gemachtigde: mr. L.A. Korfker, advocaat te IJmuiden,
en
de burgemeester van de gemeente [gemeente], verweerder,
zetelende te [plaats] ,
in welke zaak belanghebbende is:
[de vrouw]¸ hierna: de vrouw,
wonende te [plaats]
gemachtigde: mr. S. Bouddount.

1.De procedure

1.1.
Bij besluit van 31 mei 2023 heeft verweerder aan eiser een huisverbod als bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) opgelegd voor de periode van 31 mei 2023 om 10.58 uur tot 10 juni 2023 om 10.58 uur.
1.2.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 7 juli 2023 beroep ingesteld.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2023. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
  • eiser, vertegenwoordigd door mr. L.A. Korfker,
  • verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. van den Berg,
  • de vrouw, vertegenwoordigd door mr. S. Bouddount.
Eiser heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank toetst het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid. Daarnaast dient de rechtbank ambtshalve te beoordelen of het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd.
2.2.
Op grond van artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
2.3.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser geweld heeft gebruikt tegen de vrouw. Verzoeker heeft in het verleden meerdere conflicten gehad met vrouwen en accepteert kennelijk niet dat zij zelf keuzes mogen maken in het leven. Eiser stalkt en bedreigt vrouwen als hij zijn zin niet krijgt. De zorg voor de vrouw is groot omdat zij de Nederlandse taal niet spreekt en niet in staat is voor zichzelf op te komen.
2.4
Volgens verweerder staat in deze kwestie de vraag centraal of de burgemeester terecht tot het opleggen van dit tijdelijk huisverbod is gekomen. Bij een tijdelijk huisverbod gaat het er volgens verweerder om dat er een afkoelingsperiode wordt gerealiseerd om escalatie te voorkomen. Bepalend voor het opleggen van het huisverbod waren de signalen als beschreven in de risicotaxatie (diverse registraties van conflicten, het lijkt erop dat eiser geen tegenspraak duldt en eiser was schor van het schreeuwen) en het feit dat de vrouw zichtbaar letsel had.
Het onomstotelijk vaststaan van fysieke mishandeling is niet een vereiste alvorens een huisverbod kan worden opgelegd, aldus verweerder, en evenmin doet het feit dat de strafzaak tegen eiser is geseponeerd afbreuk aan het huisverbod.
Verweerder erkent dat na het besluit onvoldoende hulpverlening is aangeboden.
2.6
Eiser heeft aangevoerd dat het besluit in strijd is met het zorgvuldigheids-, evenredigheids-, en motiveringsbeginsel.
Het besluit is summier gemotiveerd. Er wordt niet toegelicht waarom de aanwezigheid van eiser zou leiden tot gevaar voor de vrouw. De vrouw heeft juist geweld tegen eiser gebruikt en niet andersom. De eerdere problemen met andere vrouwen zijn eiser onbekend en niet relevant voor onderhavige kwestie.
De beschuldigingen zijn onvoldoende concreet en onvoldoende onderbouwd. Indien zorgvuldig onderzoek zou zijn gedaan naar de feiten was dit besluit niet genomen. De blauwe plekken van de vrouw waren op een eerder moment veroorzaakt en eiser heeft een filmpje aan de verbalisant laten zien waarop de te zien is dat de vrouw eiser aanviel. De enkele aanhouding op verdenking van huiselijke geweld rechtvaardigt het besluit niet. De strafzaak is inmiddels geseponeerd.
Eiser is door het besluit onevenredig benadeeld. De woning staat om naam van eiser en hij woont er al lang. De vrouw woont er pas sinds kort en had ook bij kennissen kunnen verblijven. Verweerder heeft geen vervangend onderdak voor eiser geregeld. Eiser heeft in zijn auto moeten slapen, terwijl hij afhankelijk is van medicijnen en een scootmobiel.
2.7
De vrouw heeft naar voren gebracht dat zij door eiser is mishandeld. Ze zat onder de blauwe plekken en staat achter de aangifte die ze heeft gedaan. De vrouw is opgelucht om te horen dat eiser een echtscheiding heeft aangevraagd. Eiser vindt dat hij meer recht heeft op de woning terwijl hij ervoor heeft gekozen om de vrouw, die geen diploma’s of werkervaring heeft, uit Marokko naar Nederland te halen.
2.6
De rechtbank stelt voorop dat de aanwezigheid van de door verweerder gestelde feiten en omstandigheden vol dient te worden getoetst. Uit artikel 9 van de Wth volgt dat de gebruikmaking van de bevoegdheid door de burgemeester in een concreet geval slechts terughoudend door de rechter kan worden getoetst. Dit betekent dat die gebruikmaking slechts dan rechtens onaanvaardbaar moet worden geacht indien geoordeeld moet worden dat de burgemeester bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid geen gebruik van die bevoegdheid heeft kunnen maken.
2.7
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten tijde van het nemen van de beslissing terecht een ernstig vermoeden van dreigend gevaar aan kunnen nemen en was verweerder zodoende bevoegd om het huisverbod op te leggen. Er was voorafgaand aan het besluit een melding van een ruzie in de woning bij de politie binnengekomen. Eiser en de vrouw beschuldigden elkaar van geweld en in de woning was het een rommel. De vrouw heeft daarbij aangegeven van dit jegens haar toegepaste geweld aangifte te willen doen. De vrouw had blauwe plekken en eiser heeft een verleden van stalking en bedreiging jegens vrouwen. Gelet op deze feiten tezamen kon verweerder het noodzakelijk achten een huisverbod op te leggen teneinde de dreiging van geweld weg te nemen.
Dat de strafzaak is geseponeerd doet aan het vorenstaande niet af. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, is het volgens vaste jurisprudentie immers niet vereist dat bij het opleggen van een huisverbod wordt vastgesteld of aannemelijk is dat er strafbare feiten zijn gepleegd. Een ernstig vermoeden van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van een persoon in de woning is voldoende. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten, omtrent het filmpje dat eiser aan hen heeft laten zien, volgt overigens niet, wat er ook van zij, dat te zien was dat eiser door de vrouw is aangevallen.
Gelet op het feit dat eiser werd verdacht van geweldpleging en de vrouw nog maar kort bij eiser in Nederland woonde, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht het belang van de vrouw zwaarder laten wegen dan het belang van eiser op een ongestoord verblijf in de woning. De omstandigheid dat eiser geen alternatief onderdak had, maakt evenmin dat verweerder het huisverbod achterwege had moeten laten. De vrouw had immers ook geen alternatief onderdak en eiser wordt zelfredzamer geacht dan de vrouw. Tot slot maakt de omstandigheid dat de hulpverlening na het huisverbod onvoldoende op gang is gekomen, zoals verweerder erkent, evenmin dat verweerder het huisverbod achterwege had moeten laten. Bij het opleggen van een huisverbod is een ernstig vermoeden van gevaar immers voldoende.
Verweerder heeft zodoende in redelijkheid kunnen besluiten het huisverbod op te leggen aan eiser. Betrokkenen zijn voorafgaand aan het besluit gehoord. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van een schending van het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel. Evenmin is sprake van een schending van het motiveringsbeginsel. Het besluit is weliswaar summier gemotiveerd maar naar het oordeel van de rechtbank afdoende, en zodanig dat het eiser duidelijk was waarom dit besluit ten aanzien van eiser is genomen.
2.9
De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren. Zij ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.C.A Onderwater, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep in stellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.