ECLI:NL:RBNHO:2023:1423

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
15/283596-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne met bijna twee kilogram door verdachte

Op 20 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van bijna twee kilogram cocaïne. De verdachte arriveerde op 2 november 2022 op Schiphol vanuit Curaçao, waar in haar koffer cocaïne werd aangetroffen, verborgen in verschillende voorwerpen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte over haar onwetendheid ongeloofwaardig waren, gezien de tegenstrijdigheden in haar verklaringen en het bewijs dat zij contact had met anderen rondom haar reis. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 360 dagen geëist, waarvan 322 dagen voorwaardelijk, en de rechtbank volgde deze eis, maar hield rekening met de zeer uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar verstandelijke beperking en de noodzaak voor 24-uurs begeleiding. De rechtbank besloot de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot het reeds uitgezeten voorarrest, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/283596-22 (P)
Uitspraakdatum: 20 februari 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. de Leeuw en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 2 november 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat de verdachte bewust heeft deelgenomen aan het invoeren van de cocaïne.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 2 november 2022 met het vliegtuig vanuit Curaçao in Nederland is aangekomen. Bij aankomst op de luchthaven Schiphol is in de koffer van de verdachte cocaïne aangetroffen. De cocaïne was verborgen in drie spuitbussen, zes blikjes en twee plastic flesjes. De verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat daar cocaïne in zat. De rechtbank hecht daar geen geloof aan en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft ten overstaande van verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, de rechter-commissaris en de rechtbank verklaringen afgelegd over de verdenking dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van cocaïne met een nettogewicht van bijna twee kilogram. Deze verklaringen zijn wisselend en tegenstrijdig. De verdachte heeft bijvoorbeeld ter terechtzitting verklaard dat zij onder bedreiging de beveiligingscode van haar koffer heeft gegeven aan iemand en dat ze in het geheel niet wist van de aanwezigheid van de hierboven genoemde voorwerpen in haar koffer. Ten overstaande van de Koninklijke Marechaussee heeft de verdachte echter verklaard dat zij wel op de hoogte was van de aanwezigheid van de voorwerpen in haar koffer en dat ze deze onder bedreiging heeft meegenomen (verhoor van 3 november 2022). Aanvankelijk verklaarde ze in dat verhoor nog de voorwerpen zelf te hebben aangeschaft, waarna ze in hetzelfde verhoor weer op die verklaring terugkwam. Waar de dreiging uit zou hebben bestaan is door de verdachte overigens niet duidelijk gemaakt.
De verdachte heeft de door haar genoemde reden van haar reis naar Curaçao, namelijk het regelen van haar pensioen, niet of nauwelijks geconcretiseerd of onderbouwd. Bovendien bevinden zich sms-berichten in het dossier die rondom de reis van de verdachte door en aan haar zijn verzonden, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte doorlopend contact heeft gehad met personen die haar van en naar de luchthavens op Curaçao en in Nederland reden (dossierpagina’s 76-79). Zij heeft evenwel niet of nauwelijks verklaard over wie deze personen zijn, anders dan dat zij hen niet kent.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat zij niets wist van de bij haar aangetroffen cocaïne ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte ten tijde van de reis bekend was met de aanwezigheid van de aangetroffen hoeveelheid cocaïne in haar bagage. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van die cocaïne.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 2 november 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Voor zover de verdachte een beroep heeft gedaan op psychische overmacht, wordt dat beroep verworpen omdat een situatie die psychische overmacht oplevert, feitelijk niet aannemelijk is geworden. Dit ligt besloten in hetgeen hierboven is overwogen over de ongeloofwaardigheid van haar verklaringen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen waarvan 322 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij eventuele oplegging van een straf aan de verdachte rekening te houden met haar persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan blijkt uit het dossier.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van bijna twee kilogram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was zo groot dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van ook zware criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten. Daarnaast plegen gebruikers van cocaïne niet zelden strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 december 2022.
Ook heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 31 januari 2023 zoals opgemaakt door [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Betrokkene komt uit ons onderzoek naar voren als een verstandelijk beperkte vrouw die aangewezen is op intensieve zorg. Betrokkene heeft een WLZ-indicatie en verbleef ruim twee jaar in een woonvoorziening van het Leger des Heils voor verstandelijke beperkten. Zij is op 25 januari 2023 verhuisd naar een woonvoorziening van [locatie] waar haar 24-uurs begeleiding wordt geboden.
Een zwaarwegende negatieve consequentie van gevangenisstraf is dat betrokkene mogelijk haar huidige plek in de 24-uurswoonvoorziening, waarvoor zij lang op de wachtlijst heeft gestaan, kwijtraakt.
De afhankelijkheid van de verdachte van de 24-uursbegeleiding is nader toegelicht in een brief van februari 2023, opgesteld en ondertekend door [naam] , orthopedagoog en gedragsdeskundige bij [locatie] . Hierin is ook vermeld dat de verdachte een totaal IQ van 51 heeft, wat duidt op de ondergrens van een licht verstandelijke beperking.
De rechtbank neemt hetgeen in voornoemde stukken over de persoon van de verdachte is vermeld tot uitgangspunt.
Oriëntatiepunten
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Deze oriëntatiepunten noemen als strafmaat voor het invoeren van 1500 tot 2000 gram cocaïne een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 24 maanden.
De op te leggen straf
De rechtbank ziet in de zeer uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om af te wijken van deze oriëntatiepunten. De verdachte is een uiterst kwetsbare vrouw met een zeer laag IQ. Zij heeft 24 uur per dag begeleiding nodig op praktisch, sociaal en emotioneel gebied en [locatie] verwacht dat zij het hoofd niet boven water zal kunnen houden in een penitentiaire inrichting. Na een langdurig dakloos bestaan, is de verdachte opgevangen door het Leger des Heils en heeft zij recent een vaste plek gekregen bij een instelling die haar die 24 uurs begeleiding en de nodige zorg kan bieden. Wanneer de verdachte weer gedetineerd zou raken, raakt zij die plek kwijt.
De ernst van het feit maakt dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar op basis van het voorgaande zal de rechtbank de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beperken tot het reeds uitgezeten voorarrest. De rechtbank zal daarnaast bepalen dat een aanzienlijk gedeelte van de gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
360 [driehonderdzestig] dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 322 [driehonderdtweeëntwintig] dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de verdachte voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. M.J.A. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2023.