ECLI:NL:RBNHO:2023:14246

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
HAA 22/5952
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van de uitspraak inzake het niet tijdig beslissen op een Woo-verzoek door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2023 uitspraak gedaan over een beroep van de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. tegen het niet tijdig beslissen op een verzoek op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiseres had op 14 september 2022 een verzoek ingediend bij de gedeputeerde staten van Noord-Holland om documenten te verstrekken met betrekking tot toezicht en handhaving op Tata Steel en satellietbedrijven. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn door verweerder was overschreden en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank droeg verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak volledig te beslissen op het Woo-verzoek en stelde een dwangsom van € 100,- per dag in voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moest verweerder het griffierecht van € 365,- vergoeden en € 1.674,- aan proceskosten betalen aan eiseres. De rechtbank benadrukte dat de termijn voor het nemen van een besluit realistisch moet zijn en dat er een afweging moet worden gemaakt tussen snelheid en zorgvuldigheid. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5952
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2023 in de zaak tussen

Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., uit Nijmegen, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, verweerder.

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het niet op tijd beslissen op een verzoek als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo) op 17 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van eiseres.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het Woo-verzoek gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de datum van verzending van de uitspraak volledig te beslissen op het Woo-verzoek door bekendmaking op de wettelijk voorgeschreven wijze;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van€ 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.

Inleiding

1. Op 14 september 2022 heeft eiseres met een beroep op de Woo gedeputeerde staten van Noord-Holland (ter attentie van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied) verzocht om alle documenten in het kader van toezicht en handhaving op Tata Steel en satellietbedrijven te verstrekken. Het verzoek van eiseres ziet op alle documenten van na
16 januari 2007 over met name de volgende werkeenheden: de kooksfabrieken, de pelletfabriek, de sinterfabriek en de ertsvoorbereiding sinterfabriek. Daarbij heeft eiseres een fasering voor de openbaarmaking voorgesteld:
verweerder verstrekt op korte termijn de meta data over de beschikbare documenten (titel, datum, type document etc.);
op basis daarvan gaan eiseres en verweerder in gesprek om specifieke documenten aan te wijzen die versneld openbaar gemaakt kunnen worden;
verweerder maakt de documenten uit 2022, 2021, 2020 en 2019 in tranches per jaar openbaar;
verweerder doet voor de documenten van 2018 een redelijke voorstel voor een gefaseerde openbaarmaking.
2. Op 14 september 2022 heeft de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied per
e-mail de ontvangst van het Woo-verzoek bevestigd.
3. Op 5 oktober 2022 heeft verweerder per e-mail aangegeven dat het niet mogelijk is om binnen vier weken op het Woo-verzoek te beslissen, omdat het verzoek wordt aangemerkt als omvangrijk en documenten vanaf 2007 worden opgevraagd. Op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo heeft verweerder de beslistermijn met twee weken verdaagd.
4. Op 27 oktober 2022 heeft eiseres verweerder schriftelijk in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek en verzocht per ommegaande over te gaan tot het stellen van een termijn waarbinnen verweerder een besluit zal nemen.
5. Op 15 november 2022 heeft een gesprek tussen eiseres en verweerder plaats gevonden. Daarna is niet op enigerlei wijze aan de afdoening van het Woo-verzoek een vervolg gegeven.
6. Op 23 november 2022 heeft eiseres een beroepschrift aan de rechtbank gestuurd. Dat beroepschrift is op 25 november 2022 door de rechtbank ontvangen.
7. Op 19 januari 2023 heeft verweerder de rechtbank verzocht om de zaak aan te houden. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat het onmogelijk is gebleken het omvangrijke verzoek binnen de door de Woo gestelde beslistermijnen af te handelen, gezien meerdere omvangrijke Woo-verzoeken, de krappe arbeidsmarkt en omdat de technische verbeteringen die daarvoor nodig zijn veel tijd vergen. Daarnaast heeft verweerder geschreven op verzoek van eiseres voorrang te geven aan het openbaar maken van bepaalde documenten en hierover verder in gesprek te gaan met eiseres.
8. Op 10 februari 2023 heeft eiseres schriftelijk laten weten zich niet te kunnen vinden in aanhouding van de zaak. Spoedige openbaarmaking van de documenten is voor haar van groot belang. Bovendien heeft zij er geen vertrouwen in dat het opnieuw aangaan van een informeel gesprek met verweerder bijdraagt aan het daadwerkelijk snel openbaar maken van de documenten.

Beoordeling door de rechtbank

9. Verweerder heeft de beslistermijn uit artikel 4.4 van de Woo overschreden. Eiseres, heeft verweerder na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke gesteld en is meer dan twee weken later in beroep gegaan. Daarom is het beroep gegrond. Dat betekent dat de rechtbank een termijn moet bepalen waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek van eiseres moet beslissen. Als uitgangspunt geldt op basis van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb dat de termijn hiervoor twee weken na het verzenden van de uitspraak is. Als de omvang van het verzoek daar aanleiding toe geeft kan de bestuursrechter, op basis van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo, een andere termijn vaststellen. De bestuursrechter kan ook op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb in bijzondere gevallen een andere termijn bepalen.
10. De rechtbank stelt voorop dat de bestuursrechter bij het bepalen van de termijn rekening kan houden met (onder andere) de omvang en complexiteit van het verzoek, de maatregelen die zijn genomen om zo snel als mogelijk alsnog een besluit te nemen op het verzoek, de mogelijkheid om gebruik te maken van softwareprogramma’s, de voortgang in de besluitvorming en de datum waarop het verzoek is gedaan. De te bepalen termijn moet recht doen aan de reële mogelijkheden die het bestuursorgaan heeft om op het verzoek te besluiten, maar ook aan het in de Woo neergelegde recht om overheidsinformatie op te vragen en deze binnen een afzienbare termijn te ontvangen. Bij de te stellen beslistermijn moet de rechtbank een afweging maken tussen snelheid en zorgvuldigheid. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 8:55d van de Awb blijkt dat de wetgever de rechter ruimte biedt om verantwoorde keuzes te maken bij het dilemma tussen snelheid en zorgvuldigheid. De rechtbank moet een termijn stellen die niet onrealistisch kort is maar ook niet onnodig lang.
11. Verweerder heeft in het aanhoudingsverzoek zoals hiervoor weergegeven (punt 7), aangegeven waarom het niet mogelijk is (geweest) tijdig te beslissen. Verweerder heeft daarbij niet gereageerd op de door eiseres voorgestelde fasering of op een andere manier aangegeven wat voor haar met betrekking tot het Woo-verzoek wel mogelijk is.
12. Verweerder is niet op de zitting verschenen. Eiseres heeft op de zitting aangegeven dat zij de vrijdag voor de zitting (die op maandag plaatsvond) een excellijst van verweerder heeft ontvangen. Eisers heeft de lijst – gezien de korte tijd – alleen vluchtig kunnen bekijken en vertelt dat in de lijst de namen van 24.000 documenten staan, waaronder ook e-mails die zij niet heeft gevraagd. Voorts heeft verweerder volgens eiseres aangegeven de voorkeur te hebben om steeds per 500 documenten een deelbesluit te nemen. Verweerder heeft de rechtbank niet op de hoogte gesteld van een eventueel genomen (deel)besluit.
12. Sinds het Woo-verzoek van eiseres zijn inmiddels ruim zeven maanden verstreken. In die periode heeft verweerder, voor zover bij de rechtbank bekend, geen (deel)besluit naar aanleiding van het Woo-verzoek genomen. Verweerder heeft ook geen inzicht gegeven in de omvang en mogelijke complexiteit van het verzoek of inzichtelijk gemaakt op welke manier en op welke termijn de openbaarmaking reëel mogelijk zou zijn. Verweerder heeft de rechtbank geen (concrete) handvatten geboden voor het vaststellen van een haalbare beslistermijn, niet in de beperkte schriftelijke communicatie, noch op de zitting (verweerder is immers niet verschenen). De rechtbank tast hierover dan ook in het duister en ziet daarom geen aanleiding om van het uitgangspunt van een beslistermijn van twee weken af te wijken. Omdat verweerder niet op de zitting is verschenen gaat deze termijn in op de datum van verzending van de uitspraak.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023 door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.