ECLI:NL:RBNHO:2023:1459

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
9179168 \ CV EXPL 21-2854
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 2 mei 2019 hadden passagiers een vervoersovereenkomst met KLM voor een vlucht van Hamburg naar New York, met een overstap in Amsterdam. De vlucht van Hamburg naar Amsterdam had vertraging, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar New York misten en uiteindelijk met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aankwamen. Flightright heeft de vordering ingediend namens de passagiers, die hun vorderingsrecht aan Flightright hebben overgedragen.

KLM betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een opgelegde Calculated Take-Off Time (CTOT) door de luchtverkeersleiding, die resulteerde in een vertraging van 29 minuten bij vertrek en 25 minuten bij aankomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat KLM voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een nieuwe CTOT, die door de luchtverkeersleiding was opgelegd. De kantonrechter concludeert dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken en wijst de vordering van Flightright af. De proceskosten worden toegewezen aan KLM, en Flightright wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9179168 \ CV EXPL 21-2854
Uitspraakdatum: 25 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Flightright GmbH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiser
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H Yildiz
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 8 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Passagiers [passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Hamburg via Amsterdam-Schiphol Airport naar New York (Verenigde Staten van Amerika) op 2 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Hamburg naar Amsterdam-Schiphol Airport is met vertraging uitgevoerd waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier hebben hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Flightright. Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Fligtright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te New York, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.5.
De vervoerder voert aan dat de onderhavige vlucht is vertraagd, omdat het toestel niet tijdig vanuit Hamburg mocht vertrekken van de luchtverkeersleiding Eurocontrol. Het toestel kreeg om 08:35 uur UTC een Calculated Take-Off Time (CTOT) opgelegd op grond waarvan het toestel om 12:07 uur UTC toestemming zou krijgen om op te stijgen. Uit het Slot Allocation Message (SAM) volgt dat het CTOT werd opgelegd vanwege beperkte capaciteit op de luchthaven van bestemming. Het CTOT is een aantal maal herzien. Om 11:04 uur UTC kreeg het toestel van de lokale luchtverkeersleiding uiteindelijk toestemming om te vertrekken. De vlucht is als gevolg hiervan met een vertraging van 29 minuten vertrokken en met een vertraging van 25 minuten te Amsterdam-Schiphol Airport aangekomen. De vertraging van de vlucht is volgens de vervoerder in de eerste plaats ontstaan wegens vertragingscode PA 83. PA staat
voor ‘Special Event’ ‘Reduction in planned declared or expected capacity or when demand exceeds the above capacities as a result of a major sporting, governmental or social event. It may also be used for ATM system upgrades and transitions. Large multinational military exercises may also use this reason. This category should only be used with prior approval during the planning process’. Code 83 staat voor ‘ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT’. De vervoerder licht bij dupliek nader toe dat de nationale luchtverkeersleiding de capaciteit heeft beperkt, omdat zij tijdens de implementatie van nieuwe systemen (implementatie van de ‘electronic flight strips’) in de toren van de luchtverkeersleiding onverwacht meer tijd nodig had per vliegtuig, dan van te voren voorzien. De vervoerder voert verder aan dat hij geen invloed heeft op het feit dat een beperking aan de vlucht wordt opgelegd, noch op de reden waarom deze wordt opgelegd, noch op de duur ervan. Volgens de vervoerder is hij verplicht deze door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT’s in acht te nemen. De vervoerder was niet vroegtijdig op de hoogte van het CTOT dan wel dat de capaciteit op 2 mei 2019 beperkt zou worden. De SAM is twee uur voor vertrek verzonden. De vervoerder heeft hierop niet kunnen anticiperen, aldus nog steeds de vervoerder.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertrekvertraging van de vlucht het gevolg is van een nieuwe CTOT. Daarbij heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat een CTOT wordt opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van Flightright dat de vervoerder er ruim van te voren rekening mee heeft kunnen houden dat sprake zou zijn van een transitieperiode en dat daarnaast de overgang naar een nieuw systeem door de luchtverkeersleiding inherent is aan de normale uitoefening van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder ontkent immers niet dat hij ruim van te voren op de hoogte was van de implementatie van de ‘electronic flight strips’, maar voert aan dat de luchtverkeersleiding er tijdens deze periode achter kwam dat hij meer tijd nodig had (per vlucht) waarna Eurocontrol is verzocht om regulaties af te kondigen. Voorts valt niet in te zien hoe de implementatie van een nieuw systeem door de luchtverkeersleiding inherent is aan de activiteiten van de vervoerder. Het betreft immers geen implementatie van een systeem van de vervoerder zelf.
5.7.
Voorts stelt Flightright dat ook de achterliggende reden van de CTOT van belang is voor de beoordeling of sprake is van buitengewone omstandigheden. Met Flightright is de kantonrechter van oordeel dat dit inderdaad van belang kan zijn met name als een CTOT wordt opgelegd op verzoek van de vervoerder. In de onderhavige zaak heeft de vervoerder echter toegelicht wat de reden is geweest en wordt dit ook niet betwist. Daarbij heeft de vervoerder tegenover de stelling van Flightright voldoende onderbouwd dat het toestel tijdig gereed stond voor vertrek en niet zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht.
5.8.
Flightright stelt verder dat uit overweging 15 van de considerans bij de Verordening volgt dat slechts sprake kan zijn van buitengewone omstandigheden indien één of meerdere besluiten van de luchtverkeersleiding tot langdurige vertraging hebben geleid. Hiervan is volgens Flightright geen sprake. Immers heeft het besluit van de luchtverkeersleiding slechts tot een uiteindelijke vertraging van 25 minuten geleid. De kantonrechter overweegt dat bij de beoordeling van de ‘langdurigheid’ van de vertraging de gehele vlucht in aanmerking dient te worden genomen. Hoewel 25 minuten vertraging op zichzelf inderdaad niet als ‘langdurig’ valt aan te merken, heeft dit er wel (mede) toe geleid dat de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist en als gevolg daarvan met langdurige vertraging op zijn eindbestemming is aangekomen. Dat de uiteindelijke vertraging is opgelopen vanwege het missen van de vlucht maakt dit niet anders. Geconcludeerd wordt dan ook dat het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van CTOT’s aan de vlucht een van buiten komende oorzaak is waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT kwalificeert in het onderhavige geval dan ook als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.9.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel de vertraging te beperken. De vervoerder voert aan dat hij alles in het werk heeft gesteld om de vlucht zo spoedig mogelijk uit te voeren en de passagiers heeft omgeboekt op de eerst beschikbare vlucht waarmee de passagiers met een vertraging van drie uur en 20 minuten zijn aangekomen. Flightright heeft dit niet betwist, zodat dit is komen vast te staan. De kantonrechter meent dan ook dat in deze situatie van de vervoerder niet meer kon worden verwacht en dat de vervoerder in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken. De vordering tot veroordeling van de vervoerder tot betaling van compensatie aan Flightright zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter