ECLI:NL:RBNHO:2023:1542

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
C/15/333707 / HA ZA 22-680
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verstrekken van stukken en machtigingen in een erfbelastingzaak met betrekking tot nalatenschap en bankrekeningen

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een incident in een civiele procedure betreffende de nalatenschap van mevrouw [A.]. In deze zaak vorderde [eiser/verweerder] in conventie dat [gedaagde/eiser] bepaalde stukken zou verstrekken, waaronder bankafschriften en belastingaangiften van de erflaatster. De rechtbank oordeelde dat [eiser/verweerder] rechtmatig belang had bij de gevraagde informatie, aangezien hij als erfgenaam recht heeft op inzicht in de nalatenschap. De rechtbank wees de vordering tot verstrekking van de bankafschriften en belastingaangiften voor de jaren 2020 en 2021 toe, maar wees andere vorderingen af, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren.

In reconventie vorderde [gedaagde/eiser] machtigingen om bankrekeningen van de erflaatster te deblokkeren en om een administratiekantoor opdracht te geven voor het opstellen van belastingaangiften. De rechtbank verleende een machtiging voor het opvragen van informatie bij de bank, maar wees de vordering tot deblokkeren van de rekeningen af, omdat niet was aangetoond dat dit noodzakelijk was. Ook de vordering tot benoeming van een taxateur voor een muntenverzameling werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat deze verzameling tot de nalatenschap behoorde.

De proceskosten in beide incidenten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak zal op 5 april 2023 weer op de rol komen voor een conclusie van antwoord in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/333707 / HA ZA 22-680
Vonnis in incident van 22 februari 2023
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident in conventie,
verweerder in het incident in reconventie,
advocaat mr. M.M. van Wijk te Honselersdijk,
tegen
[gedaagde/eiser],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident in conventie,
eiseres in het incident reconventie,
advocaat mr. P. Wieringa te Zaandam.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 5
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende een incidentele conclusie ex artikel 223 Rv, tevens conclusie van eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in incident, tevens houdende eigen vordering in incident
  • de e-mail van mr. Wieringa van 25 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident in conventie en in het incident in reconventie.

2.De vorderingen in de hoofdzaak

in conventie

2.1.
[eiser/verweerder] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat:
I. [gedaagde/eiser] te veroordelen een bedrag van € 11.256,84 aan de nalatenschap terug te betalen;
II. het erfdeel van [eiser/verweerder] vast te stellen;
III. te verklaren voor recht, dat de vordering van [eiser/verweerder] opeisbaar is geworden;
IV. te bepalen dat over het erfdeel van [eiser/verweerder] de wettelijke rente verschuldigd is, te rekenen vanaf de datum van overlijden dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding;
V. [gedaagde/eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
in reconventie
2.2.
[gedaagde/eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde/eiser] en [eiser/verweerder] ieder voor de helft gerechtigd zijn tot de nalatenschap van mevrouw [A.], overleden te [woonplaats] op [datum];
II. de verdeling van die nalatenschap vast te stellen;
III. kosten rechtens.

3.De vordering in het incident in conventie

3.1.
[eiser/verweerder] heeft bij dagvaarding een voorwaardelijke vordering in het incident tot het verstrekken van stukken ingesteld, onder de voorwaarde dat de gevorderde stukken niet bij de conclusie van antwoord zijn ingediend. Na ontvangst van de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende een incidentele conclusie ex artikel 223 Rv, tevens conclusie van eis in reconventie heeft [eiser/verweerder] bij conclusie van antwoord in het incident in reconventie vervolgens een onvoorwaardelijke incidentele vordering ingesteld.
3.2.
Eiser vordert in het thans door hem onvoorwaardelijk opgeworpen incident dat [gedaagde/eiser] wordt veroordeeld tot het in het geding brengen van minimaal de navolgende stukken, doch tevens alle overige informatie die in haar bezit is, die benodigd is voor het vaststellen van de omvang van de nalatenschap en ieders erfdeel daarin:
kopieën van alle rekeningafschriften (betaal-, belegging- en spaar) van erflaatster in ieder geval, maar niet uitputtend, van de rekening met nummer [nummer] en [nummer] vanaf een jaar voor overlijden tot datum overlijden;
kopieën van de jaaroverzichten van alle rekeningen (betaal-, belegging- en spaar) van erflaatster, vanaf 2016 tot datum overlijden;
kopieën van Belastingaangiften en -aanslagen IB vanaf 2016 tot en met 2021 van erflaatster.
3.3.
[gedaagde/eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De vordering in het incident in reconventie

4.1.
[gedaagde/eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde/eiser] ex artikel 3:299 BW te machtigen om namens partijen al de rekeningen van erflaatster bij ING inclusief de beleggingsrekening te deblokkeren en om haar namens partijen te machtigen tot het opvragen van alle informatie die betrekking heeft op deze rekeningen, waaronder – maar niet uitsluitend – de jaaropgaven 2020, 2021 en 2022, alsmede de bankafschriften over de periode vanaf 18 juni 2020, alsmede de overschrijvingsformulieren waarmee de betalingen aan [gedaagde/eiser] en haar dochters (met valutadatum [datum]) gedaan zijn;
II. [gedaagde/eiser] ex artikel 3:299 BW te machtigen om namens partijen aan het administratiekantoor Admi & Advi, gevestigd te (1508 GE) Zaandam aan de Juffersstraat 1 – D, opdracht te geven om zowel de aangifte erfbelasting, als de aangifte IB 2021 van mevrouw [A.], overleden te [woonplaats] op [datum], op te stellen en in te dienen;
III. een taxateur te benoemen die de muntenverzameling die tot de nalatenschap van mevrouw [A.], overleden te [woonplaats] op [datum], behoort, te taxeren, met veroordeling van [eiser/verweerder] om aan de taxatie mee te werken door de in zijn bezit zijnde munten, waaronder specifiek de Willem III – munten aan de taxateur ter beschikking te stellen.
4.2.
[eiser/verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident in conventie

5.1.
Voor zover [eiser/verweerder] zich beroept op de exhibitieplicht van artikel 843a Rv om de financiële administratie van erflaatster te krijgen geldt dat die vordering alleen toewijsbaar is als degene van wie inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden wordt gevorderd deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft en daarnaast voldaan is aan alle in het eerste lid van dat artikel genoemde voorwaarden, te weten:
  • de eiser of verzoeker dient een rechtmatig belang te hebben;
  • de vordering dient betrekking te hebben op bepaalde bescheiden; en
  • de bescheiden dienen een rechtsbetrekking te betreffen waarin de eiser of verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is.
Verder moet zich, indien de belanghebbende zich daarop beroept, geen van de drie in de leden 3 en 4 van artikel 834a Rv vervatte uitzonderingen voordoen.
5.2.
Als erfgenaam is [eiser/verweerder] deelgenoot van de bijzondere gemeenschap, de nalatenschap van erflaatster. Tot de nalatenschap behoort ook de financiële administratie. Op grond van artikel 3:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de eisen van redelijkheid en billijkheid hebben de erfgenamen over en weer recht op informatie over de omvang en samenstelling van de nalatenschap. Hieruit volgt dat op een erfgenaam de verplichting rust aan zijn mede-erfgenaam inzage te geven in de gegevens die hij onder zich heeft, voor zover die mede-erfgenaam die gegevens nodig heeft voor het bepalen van zijn erfrechtelijke aanspraken. In de jurisprudentie wordt bovendien aangenomen dat een (mede-)erfgenaam een rechtmatig belang heeft bij afgifte van kopieën van bankafschriften van erflater als wordt gesteld dat de andere erfgenaam gelden aan het vermogen van de erflater heeft onttrokken. Het rechtmatig belang van [eiser/verweerder] is naar het oordeel van de rechtbank dan ook gegeven.
5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de bescheiden waarvan kopieën wordt gevorderd voldoende bepaald zijn. De vordering ziet specifieke bescheiden, namelijk de bankafschriften van de (betaal-, belegging en spaar)rekeningen van erflaatster in de periode van één jaar voor het overlijden tot datum overlijden, de jaaroverzichten van deze rekeningen van erflaatster vanaf 2016 tot datum overlijden en de belastingaangiften en -aanslagen IB vanaf 2016 tot en met 2021 van erflaatster. De bescheiden hebben daarnaast betrekking op een rechtsbetrekking waarin enerzijds [eiser/verweerder] als erfgenaam en anderzijds [gedaagde/eiser] als erfgenaam partij is.
5.4.
[gedaagde/eiser] voert aan geen bezwaar te hebben tegen verstrekking van de gevorderde bankafschriften. Zij heeft toegelicht dat als de bankrekeningen door [eiser/verweerder] gedeblokkeerd worden partijen die informatie kunnen verkrijgen. Onduidelijk is gebleven of [gedaagde/eiser] zelf over de gevorderde bankafschriften beschikt. Dit deel van de vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen dat [gedaagde/eiser], voor zover zij over de gevorderde kopieën van de bankafschriften beschikt, zij deze aan [eiser/verweerder] dient te verstrekken.
5.5.
Wat betreft de jaaroverzichten en de aanslagen en aangiften IB betoogt [gedaagde/eiser] dat voor het vaststellen van de nalatenschap de jaaroverzichten over de periode 2016 t/m 2019 en de aanslagen en aangiften 2016 t/m 2020 niet van belang zijn. De rechtbank stelt voorop dat de informatie die op grond van artikel 843a Rv aan een erfgenaam verstrekt moet worden beperkt is tot de stukken die voor de berekening van de omvang van de nalatenschap van belang zijn. De rechtbank is met [gedaagde/eiser] van oordeel dat jaaroverzichten van de bankrekeningen over 2020 en 2021 en de IB-aanslag en -aangifte 2021 aan [eiser/verweerder] verstrekt moeten worden. [eiser/verweerder] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij naast de hiervoor genoemde stukken de andere gevraagde jaaroverzichten en IB-aanslagen en -aangiften die van vér voor de peildatum dateren nodig heeft voor de berekening van de omvang van de nalatenschap. Dit betekent dat de vordering onder I sub b en c alleen zal worden toegewezen ten aanzien van de jaaroverzichten 2020 en 2021 en de IB-aanslag en -aangifte 2021.
5.6.
[gedaagde/eiser] heeft daarnaast onweersproken gesteld dat [eiser/verweerder] op basis van de verklaring van erfrecht ook zelf de voor hem relevante documenten van vóór 1 januari 2021 kan opvragen. Voor zover [gedaagde/eiser] niet over de gevorderde kopieën beschikt of niet gehouden is tot afgifte ervan, kan [eiser/verweerder] zich dan ook wenden tot de betreffende bank en de Belastingdienst om te waarborgen dat hij alsnog de door hem gewenste gegevens ontvangt.
Proceskosten
5.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in het incident in conventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in het incident in reconventie

6.1.
Bij de beoordeling van een vordering in de zin van artikel 223 Rv dient de rechter de belangen van partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin. Ten aanzien van de proceskansen is voldoende dat de vordering van de eiser in de hoofdzaak aannemelijk is. Maar voordat aan een inhoudelijke toetsing van de vordering wordt toegekomen, moet eerst zijn voldaan aan de voorwaarde dat de eiser in het incident voldoende belang heeft bij zijn incidentele vordering, in die zin dat hij daarbij een dusdanig belang heeft dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht.
Machtigingen
6.2.
[gedaagde/eiser] vordert een aantal machtigingen ex artikel 2:399 BW. Het gaat om een machtiging: i) tot het deblokkeren van de rekeningen van erflaatster bij ING, ii) tot het opvragen van alle informatie die betrekking heeft op de rekeningen van erflaatster bij ING, en iii) op basis waarvan zij een opdracht kan verstrekken aan administratiekantoor Admi & Advi voor het opstellen van de aangifte erfbelasting als de aangifte IB 2021. De gevorderde machtigingen zullen hierna achtereenvolgens worden beoordeeld.
6.3.
Wat betreft de blokkering van de rekeningen van erflaatster geldt het volgende. Uit de stukken volgt dat [eiser/verweerder] tot blokkering van deze rekeningen is overgegaan, omdat hij stelt dat [gedaagde/eiser] heeft geprobeerd om de rekeningen op te heffen en het saldo naar haar eigen rekening over te laten boeken. Omdat niet gesteld of gebleken is dat opheffing van de blokkades een vereiste is voor het opvragen van de gewenste informatie ziet de rechtbank in dit stadium van de procedure geen reden tot het deblokkeren van de rekeningen. Dit betekent dat de gevorderde machtiging hiertoe zal worden afgewezen.
6.4.
De rechtbank zal, voor zover nodig, wel een machtiging verstrekken voor het opvragen van alle informatie die betrekking heeft op de rekeningen van erflaatster bij ING. In beginsel kan een erfgenaam, zoals door [gedaagde/eiser] zelf ook is betoogd, op basis van een verklaring van erfrecht zelf bij de bank de gewenste gegevens opvragen. Mede gelet op de blokkering van de rekeningen van erflaatster zal de rechtbank zekerheidshalve een machtiging ex artikel 3:299 BW aan [gedaagde/eiser] verstrekken, voor het geval deze blokkades een belemmering vormen bij het opvragen van de gewenste informatie.
6.5.
Verder vordert [gedaagde/eiser] een machtiging op basis waarvan zij een opdracht kan verstrekken aan administratiekantoor Admi & Advi voor het opstellen van de aangifte erfbelasting als de aangifte IB 2021. [eiser/verweerder] heeft hiertegen bezwaar geuit en betoogt dat de ouders van partijen wegens gebrek aan vertrouwen in dat administratiekantoor al enige jaren hun belastingaangiften lieten verzorgen door een medewerkster van ANBO. Gesteld noch gebleken is waarom van [gedaagde/eiser] niet kan worden gevergd de bodemprocedure af te wachten. Gelet op het door [eiser/verweerder] gemaakte bezwaar zal deze vordering worden afgewezen.
Taxateur
6.6.
Verder vordert [gedaagde/eiser] dat de rechtbank een taxateur benoemt om een tot de nalatenschap behorende muntenverzameling te taxeren. [eiser/verweerder] betwist de aanwezigheid van een muntenverzameling. Volgens hem hebben partijen in de gangkast in de woning van erflaatster slechts een klein grijs doosje gevonden, waarvan zij de inhoud overeenkomstig de handgeschreven specificatie, hebben verdeeld. [eiser/verweerder] betwist dat in het doosje Willem III munten hebben gezeten, dan wel dat hij deze munten in zijn bezit heeft.
6.7.
Omdat in dit stadium van de procedure niet is komen vast te staan dat enige muntenverzameling tot de nalatenschap behoort, zal de vordering in incident tot benoeming van een taxateur worden afgewezen. Bovendien is door [gedaagde/eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een dusdanig belang heeft dat van haar niet kan worden gevergd dat zij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Het voorgaande neemt niet weg dat als in de hoofdzaak wordt vastgesteld dat een muntenverzameling tot de nalatenschap behoort, dan – indien nodig – alsnog een taxateur benoemd kan worden.
Proceskosten
6.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in het incident in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde/eiser] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis afschrift te verstrekken van de volgende bescheiden, voor zover zij hierover beschikt:
  • kopieën van alle rekeningafschriften (betaal-, belegging- en spaar) van [A.] van de rekening met nummer [nummer] en [nummer] vanaf een jaar voor overlijden tot datum overlijden,
  • kopieën van de jaaroverzichten van alle rekeningen (betaal-, belegging- en spaar) van [A.] over de jaren 2020 en 2021,
  • kopieën van Belastingaangiften en -aanslagen IB 2021 van [A.],
7.2.
wijst af het meer of anders gevorderde,
7.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in het incident in reconventie
7.4.
machtigt [gedaagde/eiser] op de voet van artikel 3:299 BW om op haar kosten, bij de ING op te vragen afschriften van alle bankproducten in de administratie bekend op naam van (de erven) van [A.],
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
7.6.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
7.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 april 2023voor conclusie van antwoord in reconventie,
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589