ECLI:NL:RBNHO:2023:1620

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
C/15/335399 / KG ZA 23-3
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over conservatoir leveringsbeslag en geldige koopovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een executiegeschil tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] c.s. Het geschil betreft de vraag of er een geldige koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] c.s. over een bedrijfsruimte. [gedaagde/eiser1] c.s. had op 26 maart 2021 een bod uitgebracht dat door de makelaar van [eiseres/verweerster] was geaccepteerd, maar [eiseres/verweerster] betwistte de geldigheid van deze overeenkomst. In een eerder vonnis van 13 juli 2022 had de rechtbank geoordeeld dat er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen, wat leidde tot een conservatoir leveringsbeslag door [gedaagde/eiser1] c.s. op de bedrijfsruimte. In het kort geding vorderde [eiseres/verweerster] de opheffing van dit beslag, terwijl [gedaagde/eiser1] c.s. in reconventie de schorsing van de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis vorderde.

De rechtbank overwoog dat de belangenafweging in het voordeel van [gedaagde/eiser1] c.s. uitviel, omdat het belang van [eiseres/verweerster] bij opheffing van het beslag niet opwoog tegen het belang van [gedaagde/eiser1] c.s. om de bestaande toestand te behouden totdat het hoger beroep was beslist. De rechtbank wees de vorderingen in conventie af en schorste de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis, waarbij [gedaagde/eiser1] c.s. werd veroordeeld tot opheffing van het beslag. De proceskosten werden aan de zijde van [gedaagde/eiser1] c.s. toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/335399 / KG ZA 23-3
Vonnis in kort geding van 7 februari 2023
in de zaak van
[eiseres/verweerster],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. V.H.B. Kruit te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde/eiser1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde/eiser2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. G. van Atten te Heemstede.
Partijen zullen hierna [eiseres/verweerster] en (gezamenlijk in enkelvoud) [gedaagde/eiser1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding van 16 januari 2023 met 5 producties
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie met in totaal 11 producties
  • de mondelinge behandeling van 24 januari 2023
  • de pleitnota van [eiseres/verweerster]
  • de pleitnota van [gedaagde/eiser1] c.s.
1.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [eiseres/verweerster]
  • mr. Kruit voornoemd
  • [gedaagde/eiser1]
  • [gedaagde/eiser2]
  • mr. Van Atten voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] c.s. is een geschil ontstaan over de aankoop door [gedaagde/eiser1] c.s. van een aan [eiseres/verweerster] in eigendom toebehorend bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: de bedrijfsruimte). Kern van het geschil is of het door [gedaagde/eiser1] c.s. op 26 maart 2021 uitgebrachte en door de makelaar van [eiseres/verweerster] geaccepteerde bod heeft geleid tot een geldige koopovereenkomst. Volgens [gedaagde/eiser1] c.s. is dat het geval, volgens [eiseres/verweerster] niet.
2.2.
De bedrijfsruimte is niet geleverd aan [gedaagde/eiser1] c.s.
2.3.
Naar daartoe verkregen verlof heeft [gedaagde/eiser1] c.s. op 7 mei 2021 conservatoir leveringsbeslag op de bedrijfsruimte gelegd.
2.4.
In een door [gedaagde/eiser1] c.s. tegen [eiseres/verweerster] en (de bewindvoerder van) haar voormalige echtgenote aanhangig gemaakte procedure is bij vonnis van 13 juli 2022 (hierna: het vonnis) onder meer het volgende overwogen en beslist:
(…)
1.2.
De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat er geen koopovereenkomst tussen [gedaagde/eiser1] c.s. en [eiseres/verweerster] c.s. tot stand is gekomen. [A.] heeft het bod van [gedaagde/eiser1] c.s. wel geaccepteerd, maar was niet bevoegd om dit bod namens [eiseres/verweerster] c.s. te accepteren en [gedaagde/eiser1] c.s. mochten ook niet gerechtvaardigd vertrouwen op het bestaan van een volmacht daartoe. Van onrechtmatig handelen door [eiseres/verweerster] c.s. is ook niet gebleken. Dit betekent dat de vorderingen in conventie worden afgewezen en de vorderingen in reconventie worden toegewezen.
(…)
5.16.
De rechtbank kan daarom niet anders dan concluderen dat [A.] zelfstandig heeft gehandeld en [eiseres/verweerster] c.s. niet gebonden heeft aan de verkoop van de bedrijfsruimte.
(…)
5.18.
Op grond van voorgaande concludeert de rechtbank dat tussen partijen geen koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat geen sprake is van onrechtmatig handelen. De vorderingen in conventie[Vzr.: tot ondertekening van de koopovereenkomst en levering van de bedrijfsruimte]
worden daarom afgewezen.
(…)
in reconventie
Moet het beslag worden opgeheven?
5.20.
Met de conclusie dat tussen partijen geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, vervalt de grondslag voor het door [gedaagde/eiser1] c.s. op 7 mei 2021 gelegde conservatoire beslag, voor zover dat nog op het pand rust. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel, omdat [gedaagde/eiser1] c.s. geen specifieke belangen gesteld hebben.
5.21.
De primaire reconventionele vordering[Vzr.: tot opheffing van het leveringsbeslag]
wordt daarom toegewezen.
(…)
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] c.s. in conventie in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres/verweerster] c.s. tot op heden begroot op € 2.561,00,
in reconventie
6.3.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] c.s. om het conservatoire leveringsbeslag van 7 mei 2021 op het pand gelegen aan de [adres] op te heffen, en beveelt [gedaagde/eiser1] c.s. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis tot doorhaling van het beslag in de openbare registers over te gaan,
6.4.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] c.s. in reconventie in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres/verweerster] c.s. tot op heden begroot op € 281,50,
(…)
6.6.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
(…)
2.5.
[gedaagde/eiser1] c.s. is van het vonnis in hoger beroep gekomen.
2.6.
Bij e-mail van 1 augustus 2022 heeft de advocaat van [eiseres/verweerster] aan de advocaat van [gedaagde/eiser1] c.s. verzocht de proces- en nakosten waarin [gedaagde/eiser1] c.s. bij voornoemd vonnis zijn veroordeeld te voldoen, waarna de advocaat van [gedaagde/eiser1] c.s. bij e-mail van 2 augustus 2022 heeft bevestigd dat [gedaagde/eiser1] c.s. “
het bedrag inmiddels heeft voldaan”.
2.7.
Bij e-mail van 22 december 2022 heeft de advocaat van [eiseres/verweerster] onder meer het volgende aan de advocaat van [gedaagde/eiser1] c.s. geschreven:
(…)
Onder verwijzing naar het vonnis dient het door uw cliënte gelegde beslag op het pand van cliënte te worden doorgehaald. Dat is tot op heden niet gedaan. Graag bied ik uw cliënte bij deze de gelegenheid tot morgenochtend 12:00 uur om het beslag door te halen, bij gebreke waarvan de deurwaarder zal worden verzocht het vonnis aan uw cliënte te betekenen, alsmede de kosten van executie bij uw cliënte te verhalen. Ik verwacht dat uw cliënte het niet zover wenst te laten komen en verneem graag voor morgen 12:00 uur of uw cliënte het beslag heeft doorgehaald.
(…)
2.8.
[gedaagde/eiser1] c.s. heeft het beslag niet laten doorhalen, waarna [eiseres/verweerster] het vonnis aan [gedaagde/eiser1] c.s. heeft laten betekenen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres/verweerster] vordert in conventie om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I.
om conform het dictum van het vonnis van 13 juli 2022 het conservatoire leveringsbeslag van 7 mei 2021 op het pand gelegen aan de [adres] op te heffen, en(de vzr leest: [gedaagde/eiser1])
te bevelen om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis het conservatoire beslag door te halen in de openbare registers, een en andere op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 (zegge: tienduizend Euro) per dat voor elke dag en/of dagdeel dat [gedaagde/eiser1] c.s. niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
II.
in de proceskosten van het geding, waaronder mede begrepen de nakosten van deze procedure en de kosten van eventuele executie maatregelen.
3.2.
Aan haar vordering in conventie legt [eiseres/verweerster] – samengevat – ten grondslag dat de rechtbank in het vonnis van 13 juli 2022 heeft overwogen dat geen koopovereenkomst tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] c.s. tot stand is gekomen, als gevolg waarvan de grondslag van het door [gedaagde/eiser1] c.s. gelegde conservatoire beslag is komen te vervallen en [gedaagde/eiser1] c.s. is veroordeeld tot opheffing en doorhaling van het beslag. Omdat [gedaagde/eiser1] c.s. echter weigert uitvoering te geven aan het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis, kan [eiseres/verweerster] de bedrijfsruimte niet vrij van beslag verkopen en leveren aan de door haar gevonden (andere) koper van de bedrijfsruimte. Daarmee handelt [gedaagde/eiser1] c.s. jegens haar onrechtmatig, aldus [eiseres/verweerster]. Zij wenst niet aan [gedaagde/eiser1] te verkopen omdat deze haar, in haar woorden, agressief heeft bejegend.
3.3.
[gedaagde/eiser1] c.s. voert tot zijn verweer in conventie – kort gezegd – aan dat het belang bij behoud van de rechtstoestand van [gedaagde/eiser1] c.s. zwaarder weegt dan het belang van [eiseres/verweerster] bij opheffing en doorhaling van het beslag, zodat de vordering tot opheffing van het beslag moet worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde/eiser1] c.s. vordert in reconventie om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 juli 2022 (zaaknummer/rolnummer: C/15/317778/ HA ZA 21-353) ten aanzien van de veroordeling van [gedaagde/eiser1] c.s. om het conservatoire leveringsbeslag van 7 mei 2021 op het pand gelegen aan de [adres] op te heffen en tot doorhaling van het beslag in de openbare registers over te gaan te schorsen totdat door het hof uitspraak is gedaan in het door [gedaagde/eiser1] c.s. ingestelde hoger beroep van voormeld vonnis.
4.2.
De vordering in reconventie is gebaseerd op het verweer in conventie.
4.3.
[eiseres/verweerster] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen zodanig met elkaar samen, dat deze hieronder gezamenlijk kunnen worden besproken en beoordeeld.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.2.
[gedaagde/eiser1] c.s. is bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis reeds veroordeeld tot opheffing van het beslag. De omstandigheid dat [gedaagde/eiser1] c.s. tegen dat vonnis hoger beroep heeft ingesteld, schorst die veroordeling niet. Daar komt bij dat het [eiseres/verweerster] op grond van het autonomiebeginsel in beginsel vrij staat om zélf te bepalen of en aan wie zij de bedrijfsruimte wenst te verkopen. Dat beginsel verdient bescherming, maar alléén als het [eiseres/verweerster] (nog) vrij staat om te kiezen aan wie zij de bedrijfsruimte verkoopt. Dát is nu echter precies de vraag die voorligt in het door [gedaagde/eiser1] c.s. tegen het vonnis aanhangig gemaakte hoger beroep. [gedaagde/eiser1] c.s. vordert in reconventie om de tenuitvoerlegging van het vonnis door [eiseres/verweerster] hangende dat beroep te schorsen.
Daarmee is hier sprake van een executiegeschil en moet de zaak worden beslist aan de hand van de daarvoor door de Hoge Raad aangereikte maatstaven.
5.3.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden. Bij de toepassing van deze maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag. [1]
5.4.
De beslissing van de bodemrechter bij vonnis van 13 juli 2022 is niet gemotiveerd met betrekking tot de uitvoerbaarheid bij voorraad. In een dergelijk geval moet worden aangenomen dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden aan de hand van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden. [2]
5.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat – anders dan [eiseres/verweerster] heeft betoogd – wél wordt toegekomen aan een belangenafweging. Weliswaar niet ten aanzien van de vordering tot opheffing van het beslag (want die heeft de bodemrechter inderdaad al bij haar vonnis in eerste aanleg gemaakt), maar wél ten aanzien van de vordering in reconventie tot schoring van de executie.
5.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient de belangenafweging in het onderhavige geval in het voordeel van [gedaagde/eiser1] c.s. uit te vallen. Het volgende is voor dat oordeel redengevend.
5.7.
Volgens [eiseres/verweerster] heeft zij inmiddels een andere koper gevonden voor de bedrijfsruimte, maar kan de bedrijfsruimte niet aan deze koper verkocht en geleverd worden omdat [gedaagde/eiser1] c.s. het beslag – in weerwil van de veroordeling daartoe in het vonnis – weigert op te heffen. Desgevraagd heeft [eiseres/verweerster] ter zitting echter ook aangegeven juridisch nog niet gebonden te zijn aan deze koper. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres/verweerster] de bedrijfsruimte voor een aanzienlijk hoger bedrag zal kunnen verkopen dan wanneer zij de bedrijfsruimte, indien de bodemrechter in hoger beroep tot het oordeel mocht komen dat wél een koopovereenkomst tot stand is gekomen, aan [gedaagde/eiser1] c.s. zou (moeten) verkopen.
Evenmin is gesteld of gebleken dat er andere zwaarwegende redenen zijn op grond waarvan zij het oordeel van de rechter in hoger beroep niet zou kunnen afwachten.
Naar hij ter zitting onweersproken heeft gesteld is zijn belang bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist gelegen in het feit dat de bedrijfsruimte van [eiseres/verweerster] de enige beschikbare locatie in het centrum van [adres] is waarop het bestemmingsplan hem de mogelijkheid biedt een door hem gewenste sportschool te realiseren. Toewijzing van de vordering in conventie (tot opheffing van het beslag) zal er naar verwachting toe leiden dat [eiseres/verweerster] de bedrijfsruimte aan een derde verkoopt. Daarmee ontstaat een reëel risico dat [gedaagde/eiser1] c.s. dit perspectief verliest.
5.8.
Het vorenstaande rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter de toewijzing van de vordering tot schorsing van de executie van het vonnis.
Daarbij speelt een belangrijke rol dat bij handhaving van het conservatoire beslag op de bedrijfsruimte vooralsnog niets verloren is (er is niet concreet gesteld dat de koper afhaakt). Daar komt bij dat het belang van [eiseres/verweerster] mede wordt gewaarborgd door het feit dat [gedaagde/eiser1] c.s. een toewijzing van de schorsing als door hem gevorderd op eigen risico executeert en door [eiseres/verweerster] aansprakelijk kan worden gehouden voor haar eventuele schade, in het geval het Hof het oordeel van de rechtbank bevestigt.
5.9.
Bij die stand van zaken dient de vordering in reconventie te worden toegewezen en die in conventie afgewezen. Aldus zal worden beslist. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om alleen in conventie kosten te liquideren.
5.10.
[eiseres/verweerster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde/eiser1] c.s. worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.523,75

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiseres/verweerster] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde/eiser1] c.s. tot op heden begroot op € 1.523,75,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van deze rechtbank van 8 juni 2022 met zaak- en rolnummer C/15?317778 / HA ZA 21-353, voor zover [gedaagde/eiser1] c.s. daarin in reconventie is veroordeeld om het conservatoire leveringsbeslag van 7 mei 2021 op het pand gelegen aan de [adres] op te heffen en over te gaan tot doorhaling van het beslag in de openbare registers,
6.5.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 7 februari 2023. [3]

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, r.o. 5.8.
2.Vgl.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, r.o. 5.4.3.
3.Conc.: 936