ECLI:NL:RBNHO:2023:1631

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
9572201 \ CV EXPL 21-8168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G., vertegenwoordigd door mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Bangkok, met een tussenstop in München. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar München miste de passagier zijn aansluitende vlucht naar Bangkok. AirHelp vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die niet konden worden vermeden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging volledig door buitengewone omstandigheden was veroorzaakt. De rechter stelde vast dat de passagier, zelfs zonder de buitengewone omstandigheden, zijn aansluitende vlucht zou hebben gemist. Daarom werd de vordering van AirHelp toegewezen, en werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging.

De proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de zaak. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, op de openbare terechtzitting van 4 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9572201 \ CV EXPL 21-8168 (RH)
Uitspraakdatum: 4 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 1 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 13 december 2019 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland), naar Suvarnabhumi Airport, Bangkok (Thailand). Vanuit Bangkok zou de passagier op 14 december 2019 verder worden vervoerd naar Ngurah Rai Airport, Denpasar Bali (Indonesië), waar de passagier volgens de planning zou aankomen om 14:15 uur (lokale tijd).
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar München, met vluchtnummer LH2303 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier de aansluitende vluchten heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar alternatieve vluchten en op 14 december 2019 om 22:00 uur aangekomen op de eindbestemming (Bali).
2.3.
De passagier heeft de gepretendeerde vordering middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg was van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Bali, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Wallentin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel was van de rotatievlucht München – Amsterdam – München. Deze vluchten zijn met hetzelfde toestel uitgevoerd. De vervoerder voert verder aan dat de voorafgaande vlucht (met vluchtnummer LH2302) LH2302 verschillende malen een nieuw slot, ook wel “
Calculated Take Off Time” (hierna: CTOT), opgelegd heeft gekregen, waardoor vlucht LH2302 met een vertrekvertraging van 8 minuten is uitgevoerd. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder het vluchtrapport, de “Slot Allocation Message” (SAM) en de “Slot Revision Message” (SRM) overgelegd van vlucht LH2302 en daarnaast het vluchtrapport van de vlucht in kwestie. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat uit de SAM volgt dat het luchtverkeersbeheer om 06:45 uur (lokale tijd) een nieuwe CTOT aan vlucht LH2302 heeft toegekend wegens vertragingscode 81. Voor de betekenis van deze vertragingscode heeft de vervoerder verwezen naar de door hem overgelegde “Standard IATA Delay Codes”. Hieruit volgt dat vertragingscode 81 staat voor “
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/ CAPACITY, standard demand/ capacity problems”. Als gevolg van de CTOT is deze vlucht met een vertrekvertraging van 7 minuten uitgevoerd. Daarnaast is de vertraging van vlucht LH2302 voor de duur van 1 minuut ontstaan wegens vertragingscode 87, hetgeen volgens de “Standard IATA Delay Codes” staat voor “
AIRPORT FACILITIES, parking stands, ramp congestion, lighting, buildings, gate limitations, etc.”. Beide vertragingscodes vallen onder het kopje “
ATFM + AIRPORT + GOVERNMENTAL AUTHORITIES” en dienen zodoende als een buitengewone omstandigheid te worden beschouwd, aldus de vervoerder.
5.5.
De kantonrechter oordeelt dat de opgelegde CTOT wegens code 81 en code 87 aangemerkt kunnen worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT’s wegens code 81 en code 87 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat de vertraging van vlucht LH2302 van 8 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Niet in geschil is voorts dat vlucht LH2302 met een aankomstvertraging van 25 minuten is aangekomen op de luchthaven van Amsterdam. De vervoerder heeft eerst in dupliek aangevoerd dat het verschil in de vertrek- en de aankomstvertraging van de voorgaande vlucht van 17 minuten is veroorzaakt door de taxi-tijd, hetgeen volgens de vervoerder is aan te merken als een bijzondere omstandigheid. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij dit standpunt eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren heeft kunnen brengen. Hiertoe is hij op grond van de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering neergelegde vereiste concentratie van verweer gehouden. Nu hij dat heeft nagelaten, is dit verweer tardief. De vertraging voor de duur van 17 minuten levert derhalve geen buitengewone omstandigheid op.
5.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt dat de vertrekvertraging van 35 minuten is ontstaan wegens “
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector” (vertragingscode 93). Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht LH2302 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De vertragingsduur wegens vertragingscode 93 bedraagt blijkens het vluchtrapport van de vlucht in kwestie echter 35 minuten, in plaats van 8 minuten. Gesteld noch gebleken is waarom de vertraging is opgelopen tot 35 minuten. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH2302 werkt in dit geval dan ook door naar de onderhavige vlucht voor de duur van 8 minuten. De resterende vertraging als gevolg van code 93, te weten 27 minuten, kan geen buitengewone omstandigheid opleveren.
5.8.
Naast vertragingscode 93 wordt ook in het vluchtrapport, de SAM en SRM van de onderhavige vlucht ook vertragingscode 81 genoemd. Hieruit volgt dat de onderhavige vlucht een CTOT opgelegd heeft gekregen door de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht met een vertraging van 1 uur en 3 minuten is uitgevoerd, aldus de vervoerder. De kantonrechter is van oordeel dat de vertrekvertraging van de onderhavige vlucht voor de duur van 1 uur en 3 minuten wegens vertragingscode 81 dient te worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid en verwijst daarbij naar hetgeen hij hierover in overweging 5.5 heeft opgenomen. De vervoerder doet ten aanzien van de vertraging die tijdens de uitvoering van de onderhavige vlucht is ontstaan wegens vertragingscode 66 geen beroep op buitengewone omstandigheden.
5.9.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheden. De passagier is, met een vertraging van 2 uur, om 14:25 uur (lokale tijd) aangekomen in München. De aansluitende vlucht van passagier naar Bangkok stond om 13:35 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 1 uur en 11 minuten zou de vlucht om 13:14 uur (lokale tijd), dus met een vertraging van 49 minuten, te München zijn gearriveerd. De vervoerder heeft aangevoerd dat de minimum overstaptijd te München tussen internationale vluchten 45 minuten bedraagt. AirHelp heeft dit niet betwist. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, dan zou de passagier alsnog zijn aansluitende vlucht hebben gemist. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van passagier op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.10.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar. Daarbij wordt overwogen dat AirHelp wettelijke rente heeft gevorderd met ingang van “de datum van de vlucht”. De vlucht van de passagier was echter verspreid over twee dagen. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 14 december 2019, zijnde de datum waarop de passagier met vertraging op de eindbestemming is aangekomen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter