ECLI:NL:RBNHO:2023:1642

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
8678091
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie na de annulering van hun vlucht LH2303 van Amsterdam naar München op 1 mei 2018. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 500,00 plus rente en bijkomende kosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De vervoerder, Lufthansa, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een langdurige slotvertraging.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht daadwerkelijk was geannuleerd en dat de vervoerder niet kon aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet kon worden verplicht om het toestel beschikbaar te houden tot een onbepaald moment, gezien het vooruitzicht van een vertraging van 183 minuten. De kantonrechter concludeerde dat de annulering van de vlucht gerechtvaardigd was en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken door de passagiers om te boeken naar de eerst beschikbare vlucht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in situaties van annulering en de voorwaarden waaronder zij zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8678091 \ CV EXPL 20-6347
Uitspraakdatum: 1 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1],

2.
[passagier sub 2],beiden wonende te [woonplaats] (Duitsland)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 1 mei 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar München Franz Josef Strauss Airport (Duitsland) met vlucht LH2303 op 1 mei 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 mei 2018 dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de (vertraging op de eindbestemming als gevolg van de) annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
Het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren stond gepland om eerst vlucht LH2302 van München naar Amsterdam met een schemavertrektijd van 06:45 uur UTC uit te voeren. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder, onder verwijzing naar de
ATC-Slot History(productie 2 bij antwoord), voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertrektijd van vlucht LH2302 meermaals is gewijzigd in verband met slechte weersomstandigheden te Amsterdam. De vervoerder doet geen beroep op de weersomstandigheden als zodanig, maar betoogt dat hij als gevolg van de langdurige slotvertraging geen andere keuze had dan tot annulering van vlucht LH2302 over te gaan. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling van de passagiers dat de weeromstandigheden niet dusdanig waren dat er niet langer gevlogen kon worden.
4.5.
Uit de overgelegde slothistorie volgt dat vlucht LH2302 uiteindelijk om 04:53 uur UTC de laatste SRM ontving met een geplande opstijgtijd (CTOT) van 09:48 uur UTC. De passagiers stellen dat het toestel, op basis van deze laatstelijk toegekende CTOT, om 09:31 uur UTC van de blokken had mogen gaan. Dit vertrekmoment ligt 2 uur en 46 minuten later dan de schemavertrektijd van 06:45 uur UTC, zodat er op basis van de laatstelijk toegekende CTOT geen sprake was van een vooruitzicht op een vertraging van meer dan drie uur, aldus de passagiers. De kantonrechter volgt deze stelling niet. De vervoerder is niet vrij om te bepalen op welk moment hij binnen het aan hem toegekende slot opstijgt. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt er om 05:59 uur UTC sprake was van een verwachte vertraging van 3 uur en 3 minuten.
4.6.
De passagiers stellen dat de vervoerder de vlucht op een voorbarig moment heeft geannuleerd. Het is volgens de passagiers niet uitgesloten dat het luchtverkeersbeheer het opgelegde slot nog zou vervroegen. Daar komt bij dat de vervoerder door de vlucht te annuleren ook de mogelijkheid om een
Ready Messageaf te geven niet heeft benut. Het is dan ook een operationele keuze van de vervoerder geweest om de vlucht te annuleren, aldus de passagiers. De vervoerder heeft hiertegen aangevoerd dat het geen zin heeft om een vliegtuig en bemanning vast te houden tot een onbekend tijdstip waarop het mag vertrekken. Dit zou de dienstregeling onaanvaardbaar verstoren. Bovendien kan de vervoerder hierdoor de passagiers zo vroeg mogelijk informeren over de annulering en alternatief vervoer aanbieden.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat het opleggen van een nieuw slot door de luchtverkeersleiding in beginsel kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Hoewel het niet is uitgesloten dat het luchtverkeersbeheer na het opleggen van een slot met een latere vertrektijd, een slot oplegt met een eerdere vertrektijd, is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder in het onderhavige geval – waarbij het vooruitzicht was dat de vlucht met een vertraging van 183 minuten moest worden uitgevoerd – niet gehouden is om te wachten op een mogelijke nieuwe slottijd met een eerdere vertrektijd. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat niet van de vervoerder gevergd kan worden dat hij in het onderhavige geval het toestel beschikbaar houdt tot een door de luchtverkeersleiding nader te bepalen moment en daarmee niet in staat is om ook de opvolgende vluchten tijdig uit te voeren. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de annulering van vlucht LH2302 het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
4.8.
De vervoerder heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op vlucht LH2302 en de annulering van de vlucht in kwestie. Door de annulering van vlucht LH2302 was het toestel immers niet Amsterdam om de vlucht in kwestie uit te voeren. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van de vervoerder op de doorwerking van buitengewone omstandigheden slaagt.
4.9.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming als gevolg van de annulering te voorkomen dan wel te beperken.
4.10.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht naar München met plaats; vlucht EW1835 uitgevoerd door Eurowings. Er was volgens de vervoerder geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht die eerder op de eindbestemming aankwam. De passagiers hebben het voorgaande betwist en stellen dat de vervoerder hen had kunnen omboeken naar de in productie 7 bij repliek genoemde vluchten om langdurige vertraging te voorkomen. De passagiers hebben echter nagelaten om aan te tonen dat er op deze vluchten vrije plaatsen beschikbaar waren, zodat de kantonrechter aan deze stelling voorbij gaat.
4.11.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming als gevolg van de annulering te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter