ECLI:NL:RBNHO:2023:1709

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
C/15/325647 / HA ZA 22-140
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na mislukte samenwerking tussen groothandel en detailhandel

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, vordert de besloten vennootschap I LOVE BALKAN B.V. (ILB) schadevergoeding van de gedaagde, die onder de handelsnamen Lotus Mobile en Lotus Group opereert. De partijen hadden in juni 2021 een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de import van zonnebloemolie in Suriname. Na een reeks transacties en een festivalorganisatie, waarbij ILB aanzienlijke bedragen aan de gedaagde heeft betaald, is de samenwerking echter mislukt. ILB stelt dat de gedaagde zijn verplichtingen niet is nagekomen en vordert onder andere ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding van bijna € 500.000.

De rechtbank heeft de vorderingen van ILB afgewezen. De rechter oordeelt dat ILB onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een rechtsgeldige overeenkomst tot levering van zonnebloemolie. De rechtbank concludeert dat er geen wilsovereenstemming is geweest tussen de partijen, en dat de gedaagde niet tekortgeschoten is in de nakoming van een overeenkomst. Ook de vorderingen met betrekking tot andere leveringen, zoals medische hulpmiddelen en alcohol, zijn afgewezen, omdat ILB niet heeft aangetoond dat er rechtsgeldige overeenkomsten zijn gesloten.

De rechtbank heeft ILB als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 3.473,00. Dit vonnis is uitgesproken op 1 maart 2023 door mr. Th.S. Röell.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/325647 / HA ZA 22-140
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I LOVE BALKAN B.V.,
gevestigd te Deventer,
eiseres,
advocaat mr. J.L.W. Nillesen te Amsterdam (na onttrekking mr. K.R. Lieuw On),
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam Lotus Mobile en De Lotus Group Lotus Distributors,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.M.E. van Veen-Oudenaarden te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna ILB en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 juli 2022
  • het formulier B8 met een aanvullende productie van ILB
  • de mondelinge behandeling op 24 januari 2023
  • de pleitnota van mr. Nillesen
  • de zittingsaantekeningen van de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ILB is een groothandel, gericht op het aankopen, verkopen, de opslag en distributie van buitenlandse producten.
2.2.
[gedaagde] exploiteert in Nederland onder de handelsnaam Lotus Mobile een detailhandel in consumentengoederen. In Suriname houdt [gedaagde] zich onder de handelsnaam Lotus Group / Lotus Distributors bezig met de import van consumptiegoederen.
2.3.
In juni 2021 hebben partijen besloten te gaan samenwerken. De bedoeling was dat [gedaagde] in Suriname grote hoeveelheden van door ILB in Kroatië aangekochte zonnebloemolie zou gaan verkopen.
2.4.
De aan ILB gelieerde onderneming Exploitatie Maatschappij Terborgh B.V. (hierna: Terborgh) heeft samen met [gedaagde] een festival te Zuid-Limburg georganiseerd. ILB heeft de drankvoorziening voor haar rekening genomen. Bij een boeking voor het festival hoorde ook een overnachting. [gedaagde] heeft de daarvoor benodigde gastenbedden aan Terborgh geleverd. Lotus Group / Mobile heeft Terborgh hiervoor een factuur gestuurd van € 13.080,00, en Terborgh heeft deze factuur ook betaald.
2.5.
ILB heeft op 5 september 2021 een bedrag van € 20.000,00 aan Mobile Group overgemaakt, met als omschrijving ‘Participatie festival 50/50 Red Beryl’.
2.6.
[gedaagde] heeft ook een partij maandverband en medische schorten bij ILB besteld. Verder heeft ILB vanaf augustus en september 2021 diverse andere offertes aan [gedaagde] uitgebracht.
2.7.
Partijen hebben getracht de samenwerking te formaliseren in de gezamenlijk op te richten vennootschap onder firma Lotus Group World Wide. De opgestelde oprichtingsakte hebben partijen niet ondertekend omdat deze op een ondergeschikt punt nog moest worden aangepast. De vennootschap is wel ingeschreven in het handelsregister, met ILB en [gedaagde] als de vennoten.
2.8.
[gedaagde] heeft ILB in september 2021 een schriftelijke verklaring op naam van de directeur van het kabinet van de President van de republiek Suriname, gedateerd 8 september 2021 gestuurd, waarin de directeur zich garant stelt voor de afname van 250.000 liter zonnebloemolie.
2.9.
ILB werd later duidelijk dat de schriftelijke garantstelling niet door de directeur van het kabinet van de President was afgegeven. ILB heeft haar inschrijving als vennoot van Lotus Group World Wide per 25 oktober 2021 ongedaan laten maken.
2.10.
Tijdens de samenwerking heeft ILB onder meer de volgende facturen aan [gedaagde] gestuurd:
8 augustus 2021 (nr. 1002) 30x1.600 medische schorten € 24.000,00
14 augustus 2021 (nr. 1005) 18.000 liter zonnebloemolie € 12.960,00
14 augustus 2021 (nr. 1006) 4x896 DHV Jasmin Organic € - 5.734,40
14 augustus 2021 (nr. 1007) creditnota € - 12.960,00
16 augustus 2021 (nr. 1008) 4x896 DHV Jasmin Organic € 5.734,40
16 augustus 2021 (nr. 1009) 18.000 liter zonnebloemolie € 12.960,00
16 september 2021 (nr. 1016) diverse alcoholische dranken € 11.121,43
28 september 2021 (nr. 1030) 30x1.600 medische schorten € 183.120,00
28 september 2021 (nr. 1031) 100.000 mondmaskers FFP2 € 109.000,00
30 september 2021 (nr. 1019) 90.000 liter zonnebloemolie € 126.900,00
30 september 2021 (nr. 1020) 272.250 liter zonnebloemolie € 383.872,50
30 september 2021 (nr. 1022) 4x896 DHV Jasmin Organic € - 5.734,40
30 september 2021 (nr. 1024) creditnota € - 11.121,43
2.11.
ILB heeft op 14 januari 2022 conservatoir beslag laten leggen op het woonhuis van [gedaagde] als zekerheid voor verhaal van een vordering van € 965.455,61 (inclusief rente en kosten).
2.12.
Bij akte van cessie van 17 januari 2023 heeft Terborgh een vordering op [gedaagde] van € 13.080,00 aan ILB overgedragen.

3.Het geschil

3.1.
ILB vordert samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de in juni 2021, althans in 2021, tussen partijen gesloten overeenkomst tot levering van zonnebloemolie, en de latere opschaling van die overeenkomst, te ontbinden, althans ontbonden te verklaren,
[gedaagde] te veroordelen ILB een schadevergoeding te betalen van € 492.875,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente,
de in augustus 2021, althans in 2021, gesloten overeenkomst tussen Terborgh B.V. tot levering door [gedaagde] van bedden en bijbehorend slaaptextiel op grond van dwaling te vernietigen, althans deze overeenkomst op grond van wanprestatie te ontbinden, althans ontbonden te verklaren,
[gedaagde] na de vernietiging of ontbinding te veroordelen tot betaling aan ILB van € 13.080,00, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente,
[gedaagde] te veroordelen om € 11.120,43 te betalen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor de door ILB aan hem geleverde alcohol, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente,
[gedaagde] te veroordelen om een op 5 september 2021 in bruikleen verstrekt geldbedrag van € 20.000,00 aan ILB terug te betalen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente,
[gedaagde] te veroordelen om € 292.000,00 aan ILB te betalen voor geleverde medische hulpmiddelen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente,
[gedaagde] te veroordelen om ILB € 163.550,91 te betalen voor geleden schade als gevolg van zijn handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid in de precontractuele verhoudingen, althans onrechtmatig handelen, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente,
I. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de kosten van beslaglegging.
3.2.
ILB legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag:
ILB heeft diverse transacties met [gedaagde] verricht en diverse besprekingen met [gedaagde] gevoerd gericht op de totstandkoming van overeenkomsten met betrekking tot consumentengoederen, zijnde [gedaagde] zijn verplichtingen daaruit niet nagekomen en hebbende hij zich aan wanprestatie en/of zich aan een onrechtmatige daad jegens ILB schuldig gemaakt, cq heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid, als gevolg waarvan ILB schade heeft geleden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering A en B: ontbinding overeenkomst levering zonnebloemolie / schadevergoeding

4.1.
ILB vordert de tussen partijen in juni 2021, althans in het jaar 2021 gesloten overeenkomst tot levering van zonnebloemolie te ontbinden, en [gedaagde] te veroordelen een schadevergoeding aan ILB te betalen van € 492.874,00. ILB stelt daartoe dat [gedaagde] ernstig is tekortgeschoten in de tussen partijen gesloten overeenkomst door niet voor de zonnebloemolie te betalen, hoewel de olie klaar stond voor verzending naar Suriname.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft ILB onvoldoende gesteld om ervan uit te gaan dat partijen op grond van een overeenkomst hebben samengewerkt. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding van het aanbod (artikel 6:217 BW). Daarbij moet tussen partijen sprake zijn van wilsovereenstemming. Of sprake is geweest van wilsovereenstemming wordt bepaald aan de hand van de verklaringen en gedragingen van partijen naar elkaar, en wat zij in dat kader van elkaar konden verwachten.
4.3.
ILB stelt weliswaar dat zij in juni 2021 met [gedaagde] is overeengekomen dat ILB 50 trucks (1.162.500 liter) zonnebloemolie aan hem zou leveren, maar tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] heeft ILB onvoldoende feiten en/of omstandigheden naar voren gebracht waaruit het bestaan van een dergelijke overeenkomst blijkt. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst ILB slechts naar een veelheid hapsnap tussen partijen uitgewisselde appberichten, offertes en facturen. De facturen zijn opgemaakt zonder dat daar een levering tegenover stond. De berichten, de offertes en de facturen ziet als een voorbereiding om op de voorgenomen samenwerking. Geen van de appberichten bevatten echter een concreet aanbod van ILB, zodat van de kant van [gedaagde] geen sprake kan zijn van een aanvaarding van een aanbod of een offerte. Alleen die berichten acht de rechtbank dan ook onvoldoende om het bestaan van een rechtsgeldige overeenkomst tot het leveren van 50 trucks (1.162.500 liter) zonnebloemolie tussen partijen uit af te leiden. Omdat ILB niet heeft gesteld dat op een andere wijze een overeenkomst tot stand is gekomen, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat tussen partijen met betrekking tot een hoeveelheid van 1.162.500 liter zonnebloemolie geen overeenkomst is gesloten.
4.4.
[gedaagde] heeft aangegeven dat tussen partijen de afspraak gold dat pas van een bindende overeenkomst sprake was als hij een factuur had voorzien van zijn handtekening. Wat betreft zonnebloemolie gaat het om één factuur. [gedaagde] heeft erkend dat hij de factuur van 16 augustus 2021 van € 12.960,00 voor 18.000 liter zonnebloemolie heeft voorzien van een handtekening. ILB heeft gesteld dat zij de 18.000 liter zonnebloemolie niet kon leveren, vanwege de problemen die er tussen ILB en haar leverancier zijn ontstaan. ILB heeft niet, althans onvoldoende duidelijk gemaakt waarom [gedaagde] hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Omdat er daarom geen grond is om de overeenkomst tot levering van 18.000 liter zonnebloemolie te ontbinden, zal de vordering onder A. worden afgewezen.
Vordering B: schadevergoeding van € 492.875,00
4.5.
Omdat onder 4.3. is geconcludeerd dat slechts één overeenkomst tot levering van zonnebloemolie tussen partijen is komen vast te staan, en dat [gedaagde] niet is tekortgeschoten in de nakoming van die overeenkomst, komt een schadevergoeding op grond van wanprestatie niet aan de orde.
4.6.
Contractspartijen en schuldeisers en schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Het niet nakomen van deze verplichting kan leiden tot een beperkte dan wel aanvullende uitleg van een tussen hen geldende overeenkomst, of beperking van een tussen hen geldende wet, gewoonte of rechtshandeling, maar een schending van de eisen van redelijkheid en billijkheid op zich kan niet leiden tot een verplichting tot schadevergoeding. In de cryptische omschrijving van de vordering leest de rechtbank niet dat ILB een schadevergoeding eist op grond van het onrechtmatig afbreken van vergaande onderhandelingen over de zonnebloemolie. Voor de gevorderde schadevergoeding met betrekking tot de zonnebloemolie blijft dan als grondslag over het gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde].
4.7.
Ter zitting heeft ILB toegelicht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door ILB met valse beweringen en valselijk opgemaakte stukken over te halen grote hoeveelheden zonnebloemolie bij haar leverancier te bestellen. Voor de hoeveelheid zonnebloemolie die ILB op grond van de beweringen van [gedaagde] zou hebben besteld, verwijst ILB naar haar facturen van 30 september 2021. Het zou dan gaan om een hoeveelheid van 1.162.500 liter zonnebloemolie. Uit de overwegingen 4.3. en 4.4. blijkt dat dit precies de hoeveelheid zonnebloemolie is, ten aanzien waarvan ILB in juni 2021 ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat tussen ILB en [gedaagde] een overeenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat ILB de zonnebloemolie bij haar leverancier heeft besteld op basis van de volgens ILB met [gedaagde] in juni 2021 ILB gesloten overeenkomst. De rechtbank heeft weliswaar grote vraagtekens bij het verstrekken door [gedaagde] van een vervalsing van een brief van de Directeur van het kabinet van de president van Suriname, maar trekt daaruit niet de conclusie dat [gedaagde] met de vervalste garantie heeft overgehaald om 1.162.500 liter zonnebloemolie bij haar leverancier te bestellen. Omdat hieruit volgt dat [gedaagde] niet onrechtmatig heeft bewogen om een grote hoeveelheden zonnebloemolie in te kopen, zal het gevorderde bedrag van € 492.875,00 als vergoeding voor het geleden verlies en gederfde winst worden afgewezen.
Vordering C en D: Vernietiging of ontbinding overeenkomst Terborgh - [gedaagde] / terugbetaling € 13.080,00
4.8.
Terborgh heeft bij akte van cessie van 17 januari 2023 haar vordering op [gedaagde] van € 13.080,00 als vergoeding voor het leveren van ondeugdelijke bedden rechtsgeldig overgedragen aan ILB.
4.9.
ILB vordert de tussen Terborgh en [gedaagde] gesloten overeenkomst over de bedden te vernietigen op grond van dwaling, of te ontbinden wegens wanprestatie. De cessie heeft echter niet de gehele rechtsverhouding doen overgaan. Door de cessie wordt de gecedeerde vordering losgemaakt uit de rechtsverhouding tussen Terborgh en [gedaagde] en gaat zij over op ILB. De bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomst op grond van een wilsgebrek als dwaling of bedrog is ook na de cessie achtergebleven bij Terborgh. Dit heeft tot gevolg dat de bewuste vordering tot vernietiging op grond dwaling niet door middel van cessie aan ILB is overgedragen, zodat de bevoegdheid tot vernietiging van de bewuste overeenkomst wegens misbruik van omstandigheden dan wel dwaling toekomt aan degene die stelt te hebben gedwaald. [1] ILB is daarom niet-ontvankelijk in haar vordering de tussen Terborgh en [gedaagde] gesloten overeenkomst over het leveren van bedden te vernietigen.
4.10.
Een vordering tot ontbinding van de overeenkomst kan slechts worden toegewezen als [gedaagde] ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Daarvoor is vereist dat [gedaagde] in verzuim is in de zin van artikel 6:81 BW. Voor het intreden van verzuim is een ingebrekestelling vereist. Gesteld noch gebleken is dat ILB Terborgh en/of ILB [gedaagde] rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Omdat niet is gebleken dat [gedaagde] in verzuim is, zullen de gevorderde ontbinding en schadevergoeding worden afgewezen.
Vordering E: betaling van € 11.120,43 voor geleverde alcohol
4.11.
ILB stelt dat zij aan [gedaagde] drank heeft geleverd, bestemd voor een festival te Zuid-Limburg dat ILB samen met [gedaagde] heeft georganiseerd. ILB heeft [gedaagde] hiervoor op 16 september 2021 een factuur gestuurd van € 11.120,43. ILB geeft aan dat zij ermee heeft ingestemd dat de afrekening zou plaatsvinden na twee andere door [gedaagde] georganiseerde festivals. [gedaagde] erkent dat hij bereid was een beperkte hoeveelheid drank over te nemen. Hij beroept zich erop dat hij in zijn e-mail van 4 oktober 2021 daaraan als voorwaarde heeft gesteld dat hij niet met een megavoorraad drank mag komen te zitten, en als dat wel zo zou zijn, partijen daarover met elkaar in gesprek zouden moeten gaan. ILB heeft niet weersproken dat [gedaagde] deze voorwaarde aan de overname van de overblijvende drank heeft gesteld. Uit het feit dat ILB op 30 september 2021 een creditnota van € 11.120,43 heeft gestuurd, leidt de rechtbank af dat de door [gedaagde] gestelde voorwaarde is vervuld. Omdat ILB geen feiten of omstandigheden heeft gesteld om haar stelling te onderbouwen dat [gedaagde] ondanks de creditering de drank heeft behouden en wellicht zou hebben verkocht, zal ook deze vordering worden afgewezen.
Vordering F: terugbetaling geldlening van € 20.000,00
4.12.
Ter onderbouwing van deze vordering verwijst ILB naar een overschrijving van € 20.000,00 op 5 september 2020 van de bankrekening van ILB naar de bankrekening Lotus Mobile met als omschrijving
‘Participatie festival 50/50 Red Beryl’. Een bestuurder van ILB heeft op 2 januari 2022 schriftelijk verklaard dat deze overschrijving zou gaan om een lening tot het moment dat partijen een verdeelsleutel zouden vaststellen over de verdeling van de winst van de gezamenlijk georganiseerde festival. Deze onderbouwing acht de rechtbank te mager. Uit de omschrijving 50/50 blijkt dat partijen al een verdeelsleutel hadden gemaakt, en ILB kan niet eenzijdig haar investering ombuigen naar een geldlening nadat het festival kennelijk niet succesvol is gebleken. Dat er geen eindafrekening van het festival is opgemaakt, betekent niet dat ILB haar verloren investering alsnog op [gedaagde] kan verhalen.
Vordering G: € 292.000,00 voor medische hulpmiddelen
4.13.
Hierbij gaat het om 48.000 medische schorten en 100.000 medische mondmaskers. Voor wat betreft de schorten stelt ILB dat zij deze aan [gedaagde] heeft verkocht voor € 4,00 per schort, maar dat zij om belasting te omzeilen een factuur van slechts € 24.000,00 heeft opgesteld om Surinaamse belasting te omzeilen. Volgens ILB is [gedaagde] naast de factuur van € 24.000,00 ook de factuur van 28 september 2021 van € 168.000,00 (ex btw) aan ILB verschuldigd.
4.14.
[gedaagde] weerspreekt dat hij met ILB een prijs van € 4,00 per schort is overeengekomen. Volgens [gedaagde] zijn partijen een prijs van € 0,50 per schort overeengekomen, en heeft hij de factuur van € 24.000,00 betaald die ILB hem voor de schorten op 8 augustus 2021 stuurde. Ter onderbouwing wijst [gedaagde] op twee overeenkomsten van geldlening van 6 augustus 2021 tot een totaalbedrag € 24.000,00, en [gedaagde] stelt dat hij dit bedrag op 8 augustus 2021 contant aan ILB heeft betaald. Waar ILB slechts heeft herhaald dat de factuur van € 24.000,00 volledig moet worden betaald, zonder poging te ondernemen dit verweer van [gedaagde] te weerleggen, moet de rechtbank het ervoor houden dat [gedaagde] het bedrag van € 24.000,00 voor de schorten daadwerkelijk aan ILB heeft betaald. ILB heeft tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat tussen partijen in werkelijkheid een bedrag van € 4,00 per schort was overeengekomen. Het voor de schorten gevorderde restantbedrag van € 168.000,00 zal daarom eveneens worden afgewezen.
4.15.
ILB stelt dat [gedaagde] op 16 augustus 2021 bij ILB 32 pallets met 100.000 mondkapjes heeft besteld, en dat ILB die mondkapjes ook aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] betwist dat hij met ILB een overeenkomst heeft gesloten. [gedaagde] geeft daarbij aan dat hij zelfs nimmer met ILB over de levering van een partij mondkapjes heeft gesproken. In reactie op dit verweer heeft ILB aangegeven dat [gedaagde] de mondkapjes heeft gekocht, dat deze deels aan [gedaagde] zijn geleverd, en dat de overige mondkapjes geleverd zullen worden als [gedaagde] de factuur betaalt. Feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat ILB met [gedaagde] overeenstemming heeft bereikt over de koop door [gedaagde] van mondkapjes heeft ILB niet gesteld. Deze vordering zal daarom eveneens als ongegrond worden afgewezen.
Vordering H: Schadevergoeding van € 163.550,91
4.16.
ILB stelt dat [gedaagde] haar tijdens een bespreking heeft meegedeeld dat hij de opdracht van de Surinaamse overheid had gekregen om eerste levensbehoeften naar Suriname te exporteren, waarbij [gedaagde] zou zijn vrijgesteld van het heffen van importbelasting over de goederen. ILB heeft geen verdere informatie verstrekt over de datum, plaats van de bespreking of wie de gesprekspartners zijn geweest. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen of [gedaagde] een dergelijke mededeling heeft gedaan. Dat ILB aan deze mededeling niet twijfelde omdat [gedaagde] wat betreft de afname van zonnebloemolie de schriftelijke garantie van de directeur van het kabinet van de president van Suriname had overgelegd, klopt niet met de feiten. ILB stelt dat de kosten die ILB op grond van de mededeling heeft gemaakt en de vervolgens rond 16 augustus 2021 gemaakte offertes en facturen voor rekening van [gedaagde] moeten komen. De schriftelijke garantie van de directeur van het kabinet van de president is na 16 augustus 2021 afgegeven, te weten 8 september 2021. De stelling dat ILB er half augustus 2021 op basis van de bewuste brief van de directeur van het kabinet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde] een ongelimiteerde vrijbrief had voor het belastingvrij importeren van goederen kan dan ook geen stand houden. Omdat ILB haar vordering ook op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, zal het gevorderde schadebedrag van € 163.550,91 worden afgewezen.
4.17.
De conclusie is dat de vorderingen ILB zullen worden afgewezen. ILB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op de volgende bedragen:
- griffierecht 2.277,00
- salaris advocaat
1.196,00
Totaal € 3.473,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van ILB af,
5.2.
veroordeelt ILB in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.473,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023. [2]

Voetnoten

2.type: 830