In deze zaak heeft Van Rhijn Bouw B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden wegens onbetaalde facturen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.J. Oost, heeft op 15 september 2022 een dagvaarding uitgebracht. Tijdens de zitting op 20 februari 2023 zijn de gedaagden niet verschenen. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de omstandigheden van de gedaagden, die hebben aangevoerd dat hun betalingsproblemen voortkomen uit een miscalculatie door hun financieel adviseur en persoonlijke omstandigheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden de vordering niet hebben betwist, waardoor deze kan worden toegewezen. De eiseres heeft drie facturen gestuurd, waarvan twee niet (volledig) zijn betaald. De kantonrechter oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagden niet aan de eiseres kunnen worden tegengeworpen, aangezien de werkzaamheden in 2019 zijn afgerond en de eiseres recht heeft op volledige betaling.
De kantonrechter heeft de vordering van Van Rhijn Bouw toegewezen tot een bedrag van € 8.150,43, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter kan geen betalingsregeling opleggen, maar heeft aangegeven dat dit mogelijk is onder verband van vonnis. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagden, die ongelijk hebben gekregen. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.J. Dijk op 15 maart 2023.