ECLI:NL:RBNHO:2023:1776

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
15/107637-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in steekincident met ernstig letsel aan het oog

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, waarbij het slachtoffer zijn oog heeft verloren door een steekincident. Het incident vond plaats in de nacht van 14 op 15 maart 2020 tijdens een feest in Vijfhuizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en er was geen forensisch bewijs dat de verdachte als dader kon identificeren. De rechtbank concludeert dat de betrokkenheid van de verdachte niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld, waardoor de verdachte van alle tenlasteleggingen werd vrijgesproken.

De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van 28 maanden geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 117.482,08 afgewezen, omdat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend was bewezen. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 19 januari 2023, waar de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren, evenals de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/107637-20 (P)
Uitspraakdatum: 2 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Rienks en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.P. Vroegh, advocaat te 's-Hertogenbosch, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een perforatie van de oogbol (van het linkeroog) en/of één of meerdere (grote en/of diepe) snij- en/of steekwond(en) in de schouder en/of de nek, in elk geval in/tegen/op het lichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer] opzettelijk meermalen met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht (nabij of op het linkeroog) en/of de schouder en/of nek, althans in/op/tegen het lichaam, te steken en/of te slaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een perforatie van de oogbol (van het linkeroog) en/of een of meerdere (grote en/of diepe) snij- en/of steekwond(en) in de schouder en/of nek, in elk geval in/tegen/op het lichaam toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht (nabij of op het linkeroog) en/of de schouder en/of nek, althans in/op/tegen het lichaam, heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem primair en subsidiair is ten laste gelegd.
3.3.
VrijspraakIn de nacht van 14 op 15 april 2020 heeft op een feest in een loods te Vijfhuizen een incident plaatsgevonden waarbij de aangever [slachtoffer] met een voorwerp in zijn oog is gestoken waardoor hij dit oog heeft verloren. De politie en de ambulance zijn voor dit specifieke incident niet ter plaatse geweest. De aangever is door zijn vriendengroep naar het ziekenhuis gebracht. Enig (forensisch) onderzoek ter plaatse is niet uitgevoerd. Verklaringen van getuigen en het letsel van aangever vormen dus het enige mogelijke bewijsmateriaal.
Van de vrienden van de aangever die aanwezig waren op het feest, zijn de personen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] als getuige gehoord. Uit de getuigenverklaringen valt het volgende af te leiden.
Het feest was druk bezocht. In de loods waar het feest werd gehouden was het donker en verschillende bezoekers, waaronder in elk geval de aangever en personen binnen zijn vriendengroep, lijken onder invloed van alcohol dan wel andere verdovende middelen te zijn geweest. Op enig moment in die nacht heeft het betreffende incident plaatsgevonden. Over het tijdstip hiervan lopen de verklaringen uiteen. De aangever en getuige [getuige 2] hebben verklaard dat het incident omstreeks 3:00 uur plaatsvond. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat het rond 5:00 uur moet zijn geweest. Een vergelijkbaar tijdstip wordt genoemd door getuigen [getuige 5] (rond 04:00 - 05:00 uur), [getuige 6] (rond 04:45 - 05:00 uur) en [getuige 7] (rond 05:00 uur), de organisatoren van het feest. Uit het dossier blijkt dat omstreeks 04:51 uur een melding zou zijn gedaan van een vechtpartij met een slachtoffer op de locatie van het feest. De als getuige gehoorde melder heeft vervolgens verklaard over wat zich, naar de rechtbank begrijpt, heeft afgespeeld (kort) na het moment waarop aangever is gestoken. Deze getuige heeft het handelen van de dader echter niet gezien en geen dader herkend.
Ook niemand van de andere als getuige gehoorde aanwezigen heeft de verdachte rechtstreeks herkend als de dader. Ook heeft niemand een steekwapen waargenomen. Wel volgt uit de getuigenverklaringen dat kennelijk kort na het steekincident onder de bezoekers van het feest de naam “ [verdachte] ” werd genoemd als de vermoedelijke dader. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij in het tumult de namen [slachtoffer] en [verdachte] hoorde schreeuwen en getuige [getuige 4] heeft verklaard dat al snel rond ging dat [verdachte] het gedaan zou hebben. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij, kennelijk op een later moment toen zij bij [getuige 2] thuis was en op het balkon stond, de naam [verdachte] heeft doorgekregen als degene die de aangever zou hebben gestoken. Dit zou haar vanaf de straat zijn toegeroepen door een voor de rechtbank onbekend gebleven persoon genaamd [naam] . De context van deze mededeling is de rechtbank onduidelijk gebleven. Getuige [getuige 2] heeft verklaard achteraf van haar vriendinnen [getuige 3] en [getuige 4] te hebben gehoord dat [verdachte] de dader zou zijn geweest. Vervolgens hebben in elk geval de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] op Facebook en Instragram enkele foto’s van de verdachte gevonden door te zoeken op de naam [verdachte] . De aangever en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren vervolgens de verdachte op die foto’s te herkennen als degene die de aangever in zijn oog zou hebben gestoken, onder meer omdat hij op een van de foto’s een lichte jas aan heeft en ook de dader die avond een lichte jas aan zou hebben gehad.
De verdachte heeft verklaard die nacht op het feest aanwezig te zijn geweest maar ontkent stellig betrokken te zijn geweest bij het steekincident. De verdachte heeft verklaard die nacht erg dronken te zijn geweest en zich weinig meer te kunnen herinneren. Wel kan de verdachte zich herinneren dat hij die nacht op het betreffende feest in elkaar is geslagen door een groep personen, dat hij daardoor niet meer kon lopen en met een taxi naar huis is gebracht. Onderzoek in het ziekenhuis zou hebben uitgewezen dat de verdachte zijn knie op twee plaatsen had gebroken. De verdachte heeft hiervan aangifte gedaan. De getuige [getuige 8] , de vader van de verdachte, heeft hierover nog verklaard dat de verdachte die nacht rond 3:00 uur thuis werd gebracht en dat hij niet kon lopen door een vechtpartij. Dit zou betekenen dat de verdachte niet meer aanwezig was bij het incident waarvan om 04.51 uur melding is gedaan.
Op grond van dit alles volgt dat in de nacht van 14 op 15 april 2020 op het feest in de loods te Vijfhuizen verschillende incidenten lijken te hebben plaatsgevonden, waaronder het incident waarbij de aangever in zijn oog is gestoken. De betrokkenheid van de verdachte als dader van dit steekincident kan door de rechtbank echter niet met een voor bewezenverklaring vereist mate van zekerheid worden vastgesteld. Over het tijdstip waarop het incident heeft plaatsgevonden bestaat onduidelijkheid, evenals over de vraag of de verdachte op dat moment nog aanwezig was op het feest. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het dossier geen enkele (getuigen)verklaring bevat inhoudende dat de verdachte op het moment van het steekincident is herkend als de dader. De kennelijke wetenschap van elk van de getuigen dat de verdachte de dader moet zijn geweest, is telkens slechts gebaseerd op het gegeven dat zij dit op hun beurt van anderen (menen te) hebben gehoord, of tot stand gekomen na het zien van een foto van verdachte. Bij dit laatste kan de rechtbank niet uitsluiten dat de getuigen, al dan niet onbewust, door het zien van die foto zijn beïnvloed.
De rechtbank onderkent dat het zeer onbevredigend is om niet te kunnen vaststellen wat er in de betreffende nacht precies is gebeurd, mede gelet de grote gevolgen die de betreffende avond op het leven van de aangever heeft gehad. Gelet op het dossier kan de rechtbank echter niet anders dan concluderen dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat om ten aanzien van de verdachte tot een bewezenverklaring van zowel het primair als het subsidiair het ten laste gelegde te komen. De rechtbank zal de verdachte dan ook van de gehele tenlastelegging vrijspreken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 117.482,08 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu het aan de verdachte tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mrs. M.J.A. Duker en I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2023.