ECLI:NL:RBNHO:2023:1836

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
8008940 \ CV EXPL 19-12980
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, wegens compensatie voor een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Praag op 31 mei 2018. De passagiers arriveerden met een vertraging van 5 uur en 50 minuten en vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk luchtverkeersleidingrestricties die de vlucht hadden vertraagd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vertraging deels door een buitengewone omstandigheid was veroorzaakt, maar dat de vervoerder niet kon bewijzen dat deze omstandigheden de enige oorzaak waren van de vertraging. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 5.476,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden. De rechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen, en de proceskosten aan de passagiers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8008940 \ CV EXPL 19-12980 (RH)
Uitspraakdatum: 15 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3],
4. [passagier sub 4],
5. [passagier sub 5],
6. [passagier sub 6],
7. [passagier sub 7],
8. [passagier sub 8],
9. [passagier sub 9],
allen wonende te [woonplaats]
10. [passagier sub 10], wonende te [woonplaats]
11. [passagier sub 11], wonende te [woonplaats]
12. [passagier sub 12], wonende te [woonplaats]
13. [passagier sub 13]wonende te [woonplaats]
14. [passagier sub 14],
15. [passagier sub 15],
beiden wonende te [woonplaats]
16. [passagier sub 16], wonende te [woonplaats]
17. [passagier sub 17], wonende te [woonplaats]
18. [passagier sub 18], wonende te [woonplaats]
19. [passagier sub 19], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Bedfordshire (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 23 april 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Vervolgens hebben de passagiers de gelegenheid gekregen om zich bij akte uit te laten over de producties die de vervoerder bij zijn laatste schriftelijke reactie heeft overgelegd, wat zij hebben gedaan.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 31 mei 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Prague-Ruzyne Airport, Praag (Tsjechië), met vluchtnummer EZY7905 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers met een vertraging van 5 uur en 50 minuten zijn aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 mei 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 726,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging is veroorzaakt door (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Walletin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder voert aan dat het toestel dat de vlucht zou uitvoeren (toestel EZPB) vertraagd is aangekomen op de luchthaven van Amsterdam, omdat de voorafgaande vlucht (met vluchtnummer EZY8871) vertraagd is uitgevoerd wegens aan die vlucht opgelegde “Air Traffic Control” (hierna: ATC) restricties. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport van vlucht EZY8871 overgelegd. Daaruit volgt dat de vertraging van vlucht EZY8871 is veroorzaakt wegens ‘delay code 81’, hetgeen volgens de vervoerder staat voor “
ATC entroute demand/capacity (CTOT)”. Door deze oplegde restrictie dan wel CTOT is de vlucht met een vertrekvertraging van 1 uur en 21 minuten uitgevoerd, zoals ook volgt uit het vluchtrapport van vlucht EZY8871.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de opgelegde CTOT wegens vertragingscode 81 aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder.
5.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Voldoende gebleken is dat de vertraging van vlucht EZY8871 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De onderhavige vlucht is immers met hetzelfde toestel (toestel EZPB) uitgevoerd. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht EZY8871 werkt dan ook door naar de onderhavige vlucht. De vertragingsduur wegens vertragingscode 93 bedraagt blijkens de ‘Actual Flight Info’ van de onderhavige vlucht 5 uur en 25 minuten. Hiervan zijn 1 uur en 21 minuten vertraging het gevolg van buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht.
5.7.
Naast de vertraging die is ontstaan tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht heeft de vervoerder aangevoerd dat de vertraging van de onderhavige vlucht tevens is veroorzaakt door slotrestricties die aan de onderhavige vlucht zijn opgelegd. Hij voert daartoe onder meer aan dat de luchtverkeersleiding meerdere slotrestricties aan de vlucht heeft opgelegd, waarna de vlucht met het laatst opgelegde slot van 15:01 uur (UTC) mocht opstijgen. De vervoerder heeft ter onderbouwing van dit verweer de ‘Actual Flight Info’ en de ‘Flight Leg Information’ van de vlucht overgelegd. De passagiers stellen dat daaruit echter uitsluitend volgt dat de vlucht is vertraagd wegens vertragingscode 93, hetgeen verband houdt met de vertraging die is ontstaan tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht. Volgens de vervoerder is deze stelling onjuist, maar is de vertraging van de vlucht op de ‘Actual Flight Info’ per abuis niet verdeeld in vertragingscode 93 en vertragingscode 81. Uit de ‘Flight Leg Information’ van de vlucht volgt echter dat de luchtverkeersleiding meerdere slottijden heeft toegewezen aan de vlucht, aldus de vervoerder. De vertraging voor de duur van 5 uur en 25 minuten was volgens de vervoerder dan ook het gevolg van deze aan de vlucht opgelegde slotrestricties. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.8.
Weliswaar is het in beginsel juist dat door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties een buitengewone omstandigheid kunnen vormen. Uit de vluchtinformatie van de vlucht volgt echter dat de vertraging uitsluitend is ontstaan wegens vertragingscode 93. Hierdoor valt niet na te gaan of de vertraging van deze vlucht enkel is veroorzaakt door de vertraging wegens vertragingscode 93, of dat er wellicht (mede) een andere oorzaak, zoals vertraging wegens vertragingscode 81, aan deze vertraging ten grondslag lag zoals door de vervoerder wordt gesteld. Met andere woorden is niet voldoende onderbouwd wat de vertragingsduur is geweest wegens de door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties, dan wel wegens vertragingscode 81. Nu de vervoerder de stellingen van de passagiers onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, kan de vervoerder ten aanzien van deze vertraging van de onderhavige vlucht geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden.
5.9.
Aangezien de vertraging van de onderhavige vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagiers tevens compensatie zou toekomen indien de buitengewone omstandigheid zich niet had voorgedaan. De passagiers zijn met een vertraging van 5 uur en 50 minuten aangekomen op de eindbestemming. Daarvan is de vertraging voor de duur van 1 uur en 21 minuten veroorzaakt door (doorwerking van) een buitengewone omstandigheid. Indien de buitengewone omstandigheid zich niet had voorgedaan, waren de passagiers met een vertraging van 4 uur en 29 minuten aangekomen op de eindbestemming.
5.10.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De passagiers zijn immers niet vanwege de genoemde buitengewone omstandigheden met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming (Praag) aangekomen. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
5.11.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De passagiers hebben de wettelijke rente gevorderd met ingang “vanaf datum vlucht”. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 31 mei 2018, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.12.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 5.476,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.750,00 vanaf 31 mei 2018, en over € 726,00 vanaf 23 april 2019, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 660,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter