In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Denpasar Bali, die op 15 februari 2020 met meer dan drie uur vertraging is uitgevoerd. AirHelp vorderde een compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagier haar vordering niet rechtsgeldig had overgedragen aan AirHelp.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de overdracht van het vorderingsrecht op 18 november 2021 rechtsgeldig was. De kantonrechter oordeelde dat AirHelp recht had op een compensatie, maar dat deze gehalveerd moest worden tot € 300,00, omdat de vertraging minder dan vier uur bedroeg. De kantonrechter oordeelde ook dat AirHelp de vervoerder rauwelijks had gedagvaard, omdat de aanmaning niet correct was verzonden. Hierdoor werden de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.
Uiteindelijk werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 300,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en werd het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 1 februari 2023.