ECLI:NL:RBNHO:2023:1842

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
8254424 \ CV EXPL 20-204
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 5 juli 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 plus bijkomende kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vlucht van New York naar Frankfurt was vertraagd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam misten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange taxitijden op de luchthaven van New York, die niet te vermijden waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging deels het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals instructies van de luchtverkeersleiding, en dat zij alle redelijke maatregelen hadden getroffen om de vertraging te beperken. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de vertraging niet volledig aan hen te wijten was.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om adequaat te reageren op buitengewone omstandigheden en de verantwoordelijkheden die zij hebben ten opzichte van passagiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8254424 \ CV EXPL 20-204 (RH)
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3],
4. [passagier sub 4],
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 8 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 5 juli 2018 diende te vervoeren van John F. Kennedy International Airport, New York (Verenigde Staten), via Frankfurt International Airport, Frankfurt (Duitsland), naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht van New York naar Frankfurt, met vluchtnummer LH405 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar Amsterdam hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van 3 uur en 39 minuten aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juli 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 lid 2 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Walletin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder voert aan dat de vertraging is veroorzaakt door de lange taxitijd op de luchthaven van New York. Volgens de vervoerder heeft de vlucht op instructie van de luchtverkeersleiding 60 minuten moeten taxiën. De vervoerder voert in dit kader aan dat het niet relevant is waarom de luchtverkeersleiding deze instructie aan de vlucht gaf, nu de bemanning van de vlucht gehoor dient te geven aan dergelijke instructies van de luchtverkeersleiding. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport van de vlucht en een e-mailbericht van 20 februari 2020 overgelegd. Uit het e-mailbericht volgt volgens de vervoerder dat de “
Federal Aviation Authority” (FAA) en de “
Port Authority”, zijnde de Amerikaanse luchtvaartautoriteiten en de beheerder van de havens en de luchthavens van New York, informatie hebben verstrekt omtrent de weersomstandigheden te New York en het gebruik van één startbaan in plaats van twee startbanen op 5 juli 2018, hetgeen zorgde voor het lange taxiën. In het e-mailbericht is de volgende passage opgenomen: “
JFKT REPORTED FOD ON RWY22L AT APPROX 0120, RESULTING IN A SINGLE RWY CONFIG”. Volgens de vervoerder betekent dit dat de plaatselijke luchtverkeersleiding om circa 01:20 uur (UTC) een “
foreign object debris” op startbaan 22L meldde, hetgeen resulteerde in een configuratie waarbij slechts één startbaan werd gebruikt.
5.5.
De passagiers stellen dat de vervoerder dusdanig weinig taxitijd had ingepland dat de vlucht altijd met vertraging zou worden uitgevoerd. Tussen de “
scheduled block time” en de “
scheduled flight time” stond slechts 15 minuten ingepland. Deze 15 minuten zou volgens de passagiers betrekking hebben op zowel de taxitijd op de luchthaven van New York, als de luchthaven van Frankfurt. Daarnaast volgt niet uit de overgelegde stukken welke omstandigheden zouden hebben geleid tot de vertraging. De vervoerder heeft daartegen aangevoerd dat de taxitijd wordt meegerekend in de “
scheduled block time” en er in al zijn vluchtrapporten een automatisch verschil van 15 minuten tussen de “
scheduled block time” en de “
scheduled flight time” wordt opgenomen. Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt volgens de vervoerder dat de “
calculated flight time”, zijnde de vooraf berekende vliegtijd ‘in de lucht’, aanzienlijk korter is dan de “
scheduled flight time” en de “
scheduled block time”, waaruit volgt dat de vervoerder wel degelijk rekening heeft gehouden met een ruimere taxitijd dan de door de passagiers gestelde 15 minuten. De vervoerder heeft daarmee naar het oordeel van de kantonrechter gemotiveerd weerlegd dat de door de vervoerder ingeplande taxitijd op de luchthaven van New York (en de luchthaven van Frankfurt) slechts 15 minuten bedroeg. Voorts heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat de langere taxitijd het gevolg is van instructies afkomstig van de luchtverkeersleiding te New York in verband met de “
single runway operations” .
5.6.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de kantonrechter de langere taxitijd in het onderhavige geval worden aangemerkt als een omstandigheid die buiten de invloedssfeer van de luchtvaartmaatschappij ligt. De reden van de langere taxitijd is dan, in tegenstelling tot de stelling van de passagiers, niet relevant, tenzij de langere taxitijd aan de vervoerder is te wijten dan wel wanneer de vervoerder deze langere taxitijd zelf heeft veroorzaakt. Hier is in het onderhavige geval geen sprake van. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder in voldoende mate heeft onderbouwd dat de gemiddelde taxitijd te New York op 5 juli 2018 afgerond 35 minuten bedroeg en dat een taxitijd van 60 minuten uitzonderlijk lang is geweest. De vertraging van 25 minuten, zijnde de extra taxitijd bovenop de gemiddelde taxitijd, is dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder doet daarnaast geen beroep op een buitengewone omstandigheid ten aanzien van de vertraging die is ontstaan wegens vertragingscode 93.
5.7.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagiers hun aansluitende vlucht zouden hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagiers zijn om 12:13 uur (lokale tijd) aangekomen in Frankfurt. De aansluitende vlucht van de passagiers stond om 12:40 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 25 minuten zou de vlucht om 11:48 uur (lokale tijd) te Frankfurt zijn gearriveerd. De minimale overstaptijd in Frankfurt bedraagt volgens de vervoerder 45 minuten, hetgeen niet door de passagiers is betwist. Indien er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, dan hadden de passagiers de aansluitende vlucht naar de eindbestemming, Amsterdam, kunnen halen. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheden te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter overweegt als volgt. Zoals hiervoor is overwogen, bedraagt de minimale overstaptijd op de luchthaven van Frankfurt 45 minuten. De kantonrechter acht een buffer van 20 minuten noodzakelijk, hetgeen de vervoerder in acht heeft genomen. Voor zover de passagiers menen dat de vervoerder gehouden is ten aanzien van de taxitijd een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. De kantonrechter overweegt in dat verband dat de luchtvaartmaatschappij ingevolge het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden. Deze reservetijd geldt ook ten aanzien van de mogelijke extra taxitijd die tijdens de uitvoering van de vlucht kan ontstaan. Gelet op de voornoemde uitspraak van het Hof heeft de vervoerder met zijn verweer dat hij heeft getracht rekening te houden met de extra taxitijd door het aanhouden van een buffer naar het oordeel van de kantonrechter de stelling van de passagiers gemotiveerd weersproken.
5.9.
Volgens de vervoerder zijn de passagiers omgeboekt naar de eerst mogelijke alternatieve vlucht naar de eindbestemming, Amsterdam. De passagiers betwisten dat zij zijn omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht, maar laten dit na om aan te tonen. De kantonrechter gaat hier dan ook aan voorbij. Derhalve heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vordering tot compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart het vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter