Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1], wonende te [woonplaats]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.De beoordeling
Slot Allocation Message(SAM) had afgegeven waardoor aan de vlucht een verlate slot van 10:36 uur UTC was opgelegd. Dit slot is vervolgens bij
Slot Revision Message(SRM) van 10:20 uur UTC – op de geplande vertrektijd van vlucht LH1348 en dus nog steeds voordat de overige vertragingscodes zich hadden voltrokken - nogmaals verlaat tot de uiteindelijke slot van 10:53 uur UTC. Bovendien heeft de vervoerder aangevoerd dat de EOBT in de SAM en SRM telkens 10:20 uur UTC is, zijnde de oorspronkelijke geplande vertrektijd van de vlucht (
Initial Offblock Time (ETD)/ 10:20 /11). Geen enkele SAM of SRM werd door de luchtverkeersleiding afgegeven doordat de vervoerder een gewijzigde EOBT had doorgegeven, aldus de vervoerder. Tevens heeft de vervoerder aangegeven dat de luchtverkeersleiding na vertrek bij de gate bepaalt naar welke startbaan het toestel moet taxiën en met welke snelheid dit dient te gebeuren. In het onderhavige geval moest de vlucht 20 minuten taxiën. De vlucht is om 10:55 uur UTC opgestegen (op het eerst mogelijke moment binnen het laatst afgegeven slot van 10:53 uur UTC).
aircraft rotation, van 18 minuten. Hieruit blijkt dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en dat een deel van die vertraging tijdens de rotatie is ingehaald. Nu reeds is vastgesteld dat 35 minuten van deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid, werkt deze buitengewone omstandigheid voor de duur van 18 minuten door naar de onderhavige vlucht. De passagiers stellen nog dat de vervoerder onvoldoende buffer zou hebben ingeruimd in de omdraaitijd tussen vluchten LH1348 en LH1349. De kantonrechter overweegt dat luchtvaartmaatschappijen op grond van het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) weliswaar gehouden zijn om in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet gerekend kunnen worden tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest. Deze stelling slaagt daarom niet.