ECLI:NL:RBNHO:2023:2017

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
6870332 \ CV EXPL 18-3394
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en vergoeding van kosten voor luchtvaartpassagiers na annulering van vlucht

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen Easyjet Airline Company Limited, naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van Southend Municipal Airport naar Amsterdam-Schiphol op 19 maart 2017. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De passagiers stelden dat de vervoerder hen niet had gecompenseerd voor de annulering en dat zij recht hadden op vergoeding van extra kosten die zij hadden gemaakt, waaronder kosten voor vervangend vervoer, een extra hotelovernachting en een treinticket.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad was geannuleerd en dat de vervoerder niet kon aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, maar de rechter oordeelde dat de onderbouwing hiervoor onvoldoende was. De kantonrechter wees de vordering tot compensatie toe, evenals de vordering tot vergoeding van de extra kosten die de passagiers hadden gemaakt. De rechter oordeelde dat de vervoerder de passagiers een totaalbedrag van € 3.569,77 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren als zij zich beroepen op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft ook de proceskosten en nakosten ten laste van de vervoerder gesteld, omdat deze grotendeels ongelijk kreeg in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6870332 \ CV EXPL 18-3394
Uitspraakdatum: 1 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eisers]

2.
beiden wonende te [woonplaats 2]
3.
[eisers], wonende te [woonplaats 2]
4.
[eisers], wonende te [woonplaats 2]
5.
[eisers]
6.
beiden wonende te [woonplaats 1]
7.
[eisers], wonende te [woonplaats 2]
8.
[eisers], wonende te [woonplaats 2]
9.
[eisers]
10.
beiden wonende te [woonplaats 2]
11.
[eisers], wonende te [woonplaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk) en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. B. Koolhaas (BK legal)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 7 februari 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Southend Municipal Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 19 maart 2017 met vlucht U27405, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers zijn vervolgens omgeboekt naar alternatieve vluchten.
2.3.
Passagier sub 11 heeft zelf vervangend vervoer geregeld. Passagier sub 11 heeft de vervoerder verzocht om de kosten van het vervangend vervoer aan haar te vergoeden, alsmede een extra hotelovernachting en een treinticket. Daarnaast hebben de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.085,77, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 484,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
Passagier sub 11 stelt verder dat de vervoerder op grond van artikel 5 en/of 6 juncto artikel 8 en/of 9 van de Verordening dan wel op grond van artikel 19 van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal) gehouden is de extra gemaakte kosten, bestaande uit de kosten voor de vervangende vlucht, de hotelovernachting en het gewijzigde treinticket (in totaal € 373,09), te vergoeden.
3.4.
De vervoerder heeft een bedrag van € 37,32 voldaan, zodat een hoofdsom resteert van
€ 3.085,77‬.
3.5.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
Vordering tot compensatie
4.2.
Vaststaat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden en heeft daartoe aangevoerd dat een eerdere vlucht, vlucht EZY7403, vertraagd is uitgevoerd als gevolg van
slot delaysdie door het luchtverkeerbeheer waren opgelegd. Vanwege de nachtsluiting te Amsterdam-Schiphol Airport kon door voornoemde vertraging de onderhavige vlucht niet worden uitgevoerd. De vervoerder verwijst ter onderbouwing onder meer naar het vluchtrapport van de onderhavige vlucht (productie A1 bij conclusie van antwoord). De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
Productie A1 bij conclusie van antwoord bevat echter niet zoals de vervoerder heeft aangevoerd het vluchtrapport van de onderhavige vlucht, maar het vluchtrapport van vlucht EZY703. Doordat de vervoerder geen vluchtrapport van de vlucht in kwestie heeft overgelegd valt niet na te gaan of de vlucht inderdaad is geannuleerd vanwege de nachtsluiting te Schiphol, of dat er wellicht (mede) een andere oorzaak aan de annulering ten grondslag heeft gelegen. Dit volgt eveneens niet uit de door de vervoerder overgelegde berekeningen. Deze berekeningen kunnen bovendien niet worden geverifieerd nu de vervoerder niet de vluchtrapporten van de vlucht in kwestie en van vlucht EZY704 heeft overgelegd. Daarnaast heeft de vervoerder aangevoerd dat vlucht EZY703 een vertraging had van één uur en 41 minuten waardoor de onderhavige vlucht niet kon landen voor de nachtsluiting van 21:00 uur UTC. Uit de overgelegde producties blijkt dat na vlucht EZY703 vlucht EZY704 is uitgevoerd (welke eveneens is geannuleerd), zodat dit verweer geen stand houdt. Daar komt bij dat uit het vluchtrapport van vlucht EZY703 blijkt dat deze vlucht vertraagd is uitgevoerd door code 93 en niet zoals de vervoerder heeft aangevoerd vanwege de opgelegde
slot delays. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om de (doorwerking van de) buitengewone omstandigheden voldoende te onderbouwen, nu hij hier een beroep op doet. De vervoerder heeft nog een algemeen bewijsaanbod gedaan. Dit bewijsaanbod is echter niet concreet genoeg, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
4.5.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen dan wel de vertraging te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
Vordering tot vergoeding van de kosten voor vervangend vervoer, extra hotelovernachting en een treinticket
4.6.
Passagier sub 11 heeft naast compensatie kosten voor vervangend vervoer, een extra hotelovernachting en een treinticket van de vervoerder gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat deze vordering om die reden voor toewijzing gereed ligt.
Wettelijke rente en kosten
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar. Derhalve is de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van
€ 2.750,00 toewijsbaar vanaf 19 maart 2017. De wettelijke rente over de gevorderde kosten ter hoogte van € 335,77‬ (€ 373,09 – 37,32) is niet toewijsbaar vanaf 19 maart 2017, omdat voor het intreden van verzuim een ingebrekestelling is vereist en zal derhalve worden toegewezen vanaf 15 dagen na 14 april 2017, nu een eerdere verzuimdatum is gesteld noch gebleken.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het subsidiair gevorderde, te weten € 484,00 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze (grotendeels) ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.569,77‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.750,00 ‬vanaf 19 maart 2017, over € 335,77 vanaf 29 april 2017 en over € 484,00 vanaf 7 februari 2018 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 464‬,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 116,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter