ECLI:NL:RBNHO:2023:2018

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
8200578 \ CV FORM 19-18563
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieplicht bij annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Air Canada wegens compensatie na de annulering van vlucht AC825. De annulering vond plaats op 24 december 2017, en de passagiers stelden dat zij recht hadden op compensatie omdat Air Canada andere passagiers wel compensatie had aangeboden. Air Canada voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Toronto. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering inderdaad het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat Air Canada voldoende maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen en dat de passagiers niet konden worden omgeboekt naar eerdere vluchten vanwege de drukte tijdens de kerstperiode. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 1 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8200578 \ CV FORM 19-18563
Uitspraakdatum: 1 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1], wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air Canada
statutair gevestigd te Saint-Laurent (Canada)
gedaagde
hierna te noemen Air Canada
gemachtigde P. Frühling

1.Het procesverloop

1.1.
De door de passagiers aanhangig gemaakte EPGV-procedure is bij tussenbeschikkingen van 24 februari 2021 en van 18 augustus 2021 (hierna: de tussenbeschikkingen) omgezet naar een dagvaardingsprocedure. Voor het verloop van de procedure tot 18 augustus 2021 wordt verwezen naar de tussenbeschikkingen.
1.2.
De passagiers hebben vervolgens schriftelijk gereageerd, waarna Air Canada een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van Air Canada.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
2.2.
Tegen de stelling van de passagiers dat Air Canada zou hebben erkend dat andere passagiers die eveneens zouden meevliegen met vlucht AC825 recht hebben op financiële compensatie en daarmee ook de passagiers in kwestie aanspraak maken op compensatie, voert Air Canada aan dat sprake was van een uitzonderlijke betaling in het kader van een minnelijke regeling in een ander specifiek dossier, zonder enige nadelige erkentenis. Naar het oordeel van de kantonrechter maakt de omstandigheid dat Air Canada in een enkel geval aan andere passagiers compensatie heeft uitgekeerd, niet dat Air Canada gehouden is in alle andere gevallen op grond van het gelijkheidsbeginsel eveneens de compensatie uit te keren. Dit betoog van de passagiers kan daarom niet slagen.
2.3.
Niet in geschil is dat vlucht AC825 is geannuleerd, zodat in beginsel een compensatieplicht geldt voor Air Canada. Nu gesteld, noch gebleken is dat Air Canada zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Air Canada. Dit is anders indien Air Canada kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
2.4.
Eerst in dupliek heeft Air Canada aangevoerd dat sprake was van een capaciteitsbeperking op de luchthaven te Toronto en dat Air Canada genoodzaakt was vlucht AC824 te annuleren vanwege het uitblijven van toestemming van de luchtverkeersleiding om op te stijgen. Dit verweer is tardief en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
2.5.
Air Canada heeft verder aangevoerd dat Toronto op 24 december 2017 geteisterd werd door een sneeuwstorm. Vanaf de vroege avond van 24 december 2017 was sprake van slechte zichtbaarheid op de luchthaven van Toronto. Zo bedroeg de zichtbaarheid om 16:00 uur lokale tijd slechts 800 meter en werd de wolkendichtheid op zo’n 730 meter hoogte bepaald op acht oktas, hetgeen neerkomt op een geheel bewolkt luchtruim. Dit alles ging gepaard met sneeuwval. Omstreeks 21:00 uur lokale tijd, vijf minuten na de geplande vertrektijd van vlucht AC824, lag de zichtbaarheid slechts op 400 meter en werd de wolkendichtheid reeds bepaald op acht oktas op 335 meter hoogte. Volgens Air Canada was er geen andere keuze dan vlucht AC824 te annuleren. Vlucht AC825 zou met hetzelfde toestel worden uitgevoerd, te weten het toestel met registratienummer AC333, en werd dan ook als gevolg hiervan geannuleerd. De passagiers zijn vervolgens zo spoedig mogelijk omgeboekt naar een nieuwe vlucht. Air Canada is geen Europese luchtvaartmaatschappij. Redelijkerwijs kan dan ook niet van Air Canada worden verwacht dat zij een extra vliegtuig en bemanningsleden zou laten overvliegen teneinde een vervangende vlucht aan te bieden aan de passagiers. De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat Air Canada voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht(en) het gevolg is geweest van weersomstandigheden, die uitvoering van de voorafgaande vlucht en de onderhavige vlucht hebben verhinderd. Air Canada heeft haar stellingen onderbouwd aan de hand van het METAR-rapport van 24 en 25 december 2017, alsmede de gedecodeerde METAR-gegevens van de weersomstandigheden tijdens de geplande uitvoering van de voorgaande vlucht (vlucht AC824). De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat Air Canada niet in redelijkheid tot die beslissing heeft kunnen komen, noch dat de beslissing is genomen door omstandigheden die in de invloed- en risicosfeer van Air Canada lagen en door haar hadden kunnen worden voorkomen. Dat, zoals de passagiers stellen, andere vluchten wel zijn vertrokken vanaf Toronto op of omstreeks de geplande vluchtuitvoering van vlucht AC824, maakt dat niet anders. Air Canada kan dan ook ten aanzien van de annulering van vlucht AC824 vanwege de slechte weersomstandigheden een geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden.
2.7.
De vraag die hierna voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Air Canada heeft namelijk voldoende aangetoond dat de onderhavige vlucht met hetzelfde toestel zou worden uitgevoerd. De passagiers hebben nog gesteld dat de weersomstandigheden niet mogen doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun stelling. Buitengewone omstandigheden – en dus ook weersomstandigheden – die zich hebben voorgedaan op de voorafgaande vlucht kunnen doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht.
2.8.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of Air Canada alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering als gevolg van de buitengewone omstandigheden te voorkomen dan wel de vertraging te beperken. Air Canada voert aan dat zij de passagiers heeft omgeboekt op de eerst beschikbare vluchten. Vast staat dat Air Canada de passagiers heeft omgeboekt naar een door Air Canada zelf uitgevoerde vlucht van Amsterdam naar Toronto die meer dan 24 uur later dan de geplande vertrektijd van de oorspronkelijke vlucht vertrok (op 26 december 2017) en dat de passagiers voorts zijn omgeboekt naar aansluitende vluchten van Toronto, via San Salvador, naar Bogata en van Toronto naar Lima. Volgens de passagiers had Air Canada hun kunnen omboeken naar eerdere vluchten, zodat de vertraging was voorkomen dan wel beperkter was gebleven. Air Canada heeft hier tegenin gebracht dat de kerstperiode een zeer gewilde periode is om in te reizen, waardoor het zelfs met de beste inzet niet mogelijk was om de passagiers op een eerdere vervangende vlucht om te boeken. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door de vervoerder zelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de vlucht(en) waarnaar de vervoerder de passagiers heeft omgeboekt. De kantonrechter meent dat in deze situatie van Air Canada niet meer kon worden verwacht en dat Air Canada in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen. De conclusie is dat de vordering van de passagiers zal worden afgewezen.
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Air Canada worden gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Air Canada worden vastgesteld op een bedrag van € 398‬,00 aan salaris van de gemachtigde van Air Canada en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Air Canada worden gemaakt;
3.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter