ECLI:NL:RBNHO:2023:2042

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
HAA 21/6139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de WIA-uitkering en de urenbeperking van de werknemer

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van Aviapartner B.V. tegen een besluit van het UWV met betrekking tot de WIA-uitkering van een werknemer. De werknemer had zich ziekgemeld en ontving een loongerelateerde uitkering op basis van de Wet WIA. Het UWV had de uitkering voortgezet, maar de werkgever was het niet eens met de vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 45,76% en de urenbeperking die was vastgesteld op 6 uur per dag/30 uur per week. De rechtbank concludeert dat het UWV de urenbeperking afdoende heeft gemotiveerd en dat de eerder door de arbeidsdeskundige geduide functies terecht zijn vervallen. De rechtbank oordeelt dat het beroep van de werkgever ongegrond is, maar veroordeelt het UWV wel in de proceskosten van de werkgever tot een bedrag van € 837,-. De uitspraak is gedaan op 2 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6139

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Aviapartner B.V., gevestigd te Schiphol, eiseres

(gemachtigde: mr. P.H. Lammerts),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[naam], uit [plaats], derde partij (hierna: de werknemer).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV, waarbij het bezwaar van de werknemer gegrond is verklaard, de uitkering van de werknemer op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 5 februari 2021 is voortgezet en de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer per die datum is vastgesteld op 45,76%.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en heeft op vragen van de rechtbank gereageerd met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Eiseres heeft vragen van de rechtbank bij brief van 20 december 2022 schriftelijk beantwoord.
De werknemer heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. De werknemer heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met eiseres. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van eiseres van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de eiseres alsnog kennisneemt van de medische situatie van de werknemer.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Ontvankelijkheid van het beroep

1. Het wettelijk kader is (kort samengevat) als volgt. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. [1] Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt. [2] Een beroepschrift is op tijd ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als het beroepschrift voor afloop van de termijn per post is verstuurd en binnen een week na afloop van de termijn is ontvangen, wordt het geacht tijdig te zijn. [3] In beginsel is een beroepschrift dat niet op tijd is ingediend niet-ontvankelijk, tenzij de indiener dit redelijkerwijs niet valt te verwijten. [4]
2. Het bestreden besluit is gedateerd op 16 april 2021. Het beroepschrift, gedateerd 2 november 2021, is op 3 november 2021 door de rechtbank Noord-Holland ontvangen.
3. De rechtbank heeft eiseres gevraagd om uit te leggen waarom zij eerst bij brief van 2 november 2021 beroep heeft ingesteld. Eiseres heeft daarop schriftelijk verklaard dat zij het UWV meermaals heeft verzocht om het postadres van de afdeling Personeelszaken te wijzigen in verband met een verhuizing. Het UWV bleef helaas het oude postbusnummer gebruiken. Na een bepaalde periode werd, onder meer uit privacyoverwegingen, onjuist bezorgde post ongeopend retour gestuurd naar het UWV, onder vermelding van het juiste adres. Uit de mailwisseling tussen eiseres en het UWV blijkt dat het bestreden besluit op 13 juli 2021 is nagestuurd, opnieuw naar het verkeerde adres. Vermoedelijk is die brief ook weer ongeopend retour gestuurd naar het UWV. Op 21 oktober 2021 heeft eiseres een e-mail ontvangen van het UWV met een kopie van het bestreden besluit. Vervolgens is binnen twee weken beroep ingesteld bij de rechtbank.
4. Het UWV heeft voorgaande verklaring van eiseres niet bestreden. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid daarvan. Uit deze verklaring volgt dat het UWV het bestreden besluit eerst op 21 oktober 2021 aan eiseres heeft bekend gemaakt. De termijn voor het instellen van beroep is dan ook pas op de dag na die datum aangevangen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres tijdig is ingediend en daarmee ontvankelijk is.

Wat ging aan deze procedure vooraf

5. De werknemer werkte als [functie]) bij eiseres voor gemiddeld 23,07 uur per week. Op 10 februari 2017 heeft zij zich ziekgemeld wegens gezondheidsklachten. Na afloop van de wettelijke wachttijd heeft het UWV aan de werknemer per 8 februari 2019 een loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet WIA toegekend waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
6. Op 1 november 2019 heeft eiseres een aanvraag tot herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 15 juli 2020 genomen, waarbij de loongerelateerde WGA-uitkering van de werknemer per 5 februari 2021 wordt beëindigd omdat zij vanaf die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Na bezwaar van de werknemer is de mate van arbeidsongeschiktheid bijgesteld tot 45,76% en is haar WIA-uitkering alsnog voortgezet.

Wat vindt het UWV

7. Het UWV vindt dat de werknemer op 5 februari 2021 voor 45,76% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering voort te zetten.
8. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) van 26 maart 2021. De medische belastbaarheid van de werknemer is in bezwaar aangescherpt door de VABB en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 april 2021.
9. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB) van 15 april 2021.

Wat vindt eiseres

10. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat de VABB in het medisch rapport de vaststelling van de urenbeperking op preventieve gronden niet van een dragende motivering heeft voorzien. Eiseres vindt dat op grond van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid in geval van de werknemer onvoldoende redenen zijn om een urenbeperking aan te nemen.
11. Eiseres vindt dat de geduide functies, in het licht van de medische gronden, ten onrechte zijn vervallen.

Wat vindt de rechtbank

12. De vraag is of het UWV terecht stelt dat de werknemer per 5 februari 2021 voor 45,76% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van de werknemer op 5 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat de werknemer op 5 februari 2021 voor 45,76% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op voortzetting van haar WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
14. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle door de werknemer naar voren gebrachte klachten zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit het onderzoek door de verzekeringsarts en de VABB en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector. Er is geen reden om aan te nemen dat de VABB en aspecten van de medische situatie van de werknemer hebben gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
15. De rechtbank is verder van oordeel dat de VABB de medische belastbaarheid van de werknemer op 5 februari 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Met betrekking tot de beroepsgrond van eiseres over de urenbeperking overweegt de rechtbank als volgt. De VABB ziet, gezien het complex van klachten en beperkingen en in tegenstelling tot de verzekeringsarts, wel aanleiding om op preventieve gronden een urenbeperking aan te nemen van 6 uur per dag/30 uur per week. In het aanvullend rapport van 19 januari 2023 heeft de VABB, op verzoek van de rechtbank, nader gemotiveerd waarom de werknemer op basis van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid in aanmerking komt voor een urenbeperking op preventieve gronden, rekening houdend met de klachten en beperkingen van de werknemer. Hij geeft daarbij aan dat bij de werknemer sprake is van een complex van klachten en belemmeringen welke consistent en plausibel zijn. Binnen de beschikbare medische gegevens op de datum in geding (
5 februari 2021) is aan te nemen dat bij toenemende duurbelastbaarheid de ziekteverschijnselen kunnen toenemen, hetgeen heeft geleid tot een urenbeperking op preventieve gronden. Dit kan volgens de VABB niet worden opgelost door de andere aangenomen beperkingen, zonder een lichte urenbeperking en is niet in tegenspraak met de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. De rechtbank vindt deze aanvullende motivering afdoende. Eiseres heeft deze aanvullende motivering ook verder niet meer (gemotiveerd) betwist.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de werknemer op 5 februari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 14 april 2021.
17. De rechtbank is echter van oordeel dat de VABB pas in de beroepsfase, op verzoek van de rechtbank, voldoende heeft gemotiveerd waarom de werknemer voor een urenbeperking op preventieve gronden in aanmerking komt. Daarmee staat vast dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. De rechtbank is tevens van oordeel dat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. Ook als dit gebrek zich niet had voorgedaan, zou een besluit met een gelijke uitkomst zijn genomen. Verder heeft eiseres zich nader kunnen uitlaten over deze aanvullende motivering, hetgeen zij overigens niet meer heeft gedaan. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het motiveringsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. Uitgaande van de juistheid van de bij de werknemer vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de door de ADBB geduide functies in twijfel te trekken. Anders dan eiseres stelt, heeft de ADBB de eerder door de arbeidsdeskundige geduide functies terecht laten vervallen omdat deze een grotere urenomvang hadden dan de voor eiseres in bezwaar vastgestelde urenbeperking. De rechtbank heeft hiervoor in punt 16 al geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de door de VABB vastgestelde FML van 14 april 2021 en dus ook niet aan de daarin vastgestelde urenbeperking. Eiseres heeft verder ook geen andere arbeidskundige gronden aangevoerd.
19. De ADBB heeft berekend dat de werknemer op 5 februari 2021 met de middelste van de drie geduide functies 54,24% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende met haar eigen werk als grondstewardess, zodat zij voor de overige 45,76% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van de werknemer per 5 februari 2021 voort te zetten, omdat zij per die datum voor 45,76% arbeidsongeschikt is.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.
22. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb (zie overweging 17) ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De rechtbank stelt deze vergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 837,-. De bijstand door een gemachtigde levert op: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 2 maart 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:8 Awb.
3.Artikel 6:9 Awb.
4.Artikel 6:11 Awb.