In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, waarbij hun verzoek om handhavend op te treden tegen derde-partij is afgewezen. Het college had het verzoek afgewezen met een primair besluit van 31 augustus 2021 en het bestreden besluit van 9 februari 2022. Eisers, wonende in de nabijheid van een loods die eigendom is van derde-partij, stellen dat er geluidsoverlast is door werkzaamheden die in de loods plaatsvinden, terwijl deze loods enkel bestemd is voor opslag. De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 behandeld, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde en het college door een ambtenaar.
De rechtbank oordeelt dat het college het handhavingsverzoek onzorgvuldig heeft behandeld. De controles die het college heeft uitgevoerd, gaven geen representatief beeld van de activiteiten in de loods. De rechtbank stelt vast dat de geluiden die eisers horen, zoals slijpen en boren, duiden op werkzaamheden die in strijd zijn met de bestemming van de loods. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de werkzaamheden die plaatsvinden, zoals het recyclen van tl-buizen, niet als zodanig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, waarbij het college moet motiveren of deze werkzaamheden zijn toegestaan onder het bestemmingsplan.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eisers moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.