ECLI:NL:RBNHO:2023:2080

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
15.304510.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II met ingekorte loop

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II, te weten een hagelgeweer met ingekorte loop. De zaak werd behandeld in tegenspraak, na een openbare terechtzitting op 23 februari 2023. De verdachte, geboren op een onbekende datum en plaats, was op het moment van de zitting gedetineerd in P.I. Utrecht. De officier van justitie, mr. M.W. van der Most, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.T. Caylak, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet wist dat het voorwerp dat zij in haar handen had een wapen was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte het wapen in haar auto had liggen en dit uit de auto heeft gepakt om het aan een vriend te overhandigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van het voorhanden hebben van het wapen, ondanks haar ontkenning. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, en oordeelde dat de verdachte in strijd had gehandeld met artikel 26 van de Wet wapens en munitie.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een alcoholverbod. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar verslaving aan alcohol en haar bereidheid om mee te werken aan behandeling. De uitspraak benadrukte de ernst van het voorhanden hebben van een vuurwapen en de risico's die dit met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.304510.22 (P)
Uitspraakdatum: 9 maart 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , thans gedetineerd in P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.W. van der Most en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw, mr. S.T. Caylak, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 november 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen een wapen van categorie II, onder 3, te weten een hagelgeweer met ingekorte loop, van een vooralsnog onbekend merk, kaliber 12, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring op het standpunt gesteld dat er vrijspraak dient te volgen nu het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De Hoge Raad vereist bewustzijn bij het voorhanden hebben van een wapen en haar cliënt wist niet dat het om een wapen ging. Ook getuigen dachten dat het misschien om een knuppel ging.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2023;
  • een proces-verbaal verkort onderzoek vuurwapen, munitie en imitatiewapen opgemaakt en ondertekend door verbalisant [naam 3] gedateerd 20 november 2022 (dossierpagina’s 33 en 34);
  • een proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 4] gedateerd 20 november 2022 (dossierpagina 51);
  • een proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 5] gedateerd 21 november 2022 (dossierpagina 57);
  • aanvullend Onderzoek vuurwapen, munitie en imitatiewapen opgemaakt en ondertekend door verbalisant [naam 6] gedateerd 30 januari 2023 (los in dossier).
3.3.3
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich niet bewust was dat datgene wat in een doek was gewikkeld en hetgeen zij van de achterbank van de auto pakte een wapen was, maar zich dat pas later realiseerde.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat zowel de bewustheid als de beschikkingsmacht gelden als vereisten voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van, in dit geval, een wapen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte het wapen in haar auto had liggen en zij dit uit de auto heeft gepakt en wilde overhandigen aan een vriend. De verdachte ontkent echter zich ervan bewust te zijn geweest dat het om een wapen ging.
Wanneer een verdachte ontkent zich bewust te zijn geweest van de aanwezigheid van een wapen kan toch voorhanden bewezen worden verklaard indien de door de verdachte geschetste toedracht onwaarschijnlijk wordt geacht, terwijl overige -uit de bewijsmiddelen blijkende- omstandigheden voldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Of sprake is van bewustheid, hangt dus in sterke mate af van de omstandigheden.
De verdachte had op 20 november 2022 in Grandcafé [naam 1] kennelijk onmin met een vaste bezoekster van het café. Nadat in het café een conflictsituatie was ontstaan, waarbij ook een vriendin en een vriend van de verdachte betrokken waren, zijn zij gesommeerd het café te verlaten. Uit de verklaring van getuige [naam 4] volgt dat de verdachte toen zij naar buiten kwam direct richting haar auto rende en -al dan niet op verzoek van voornoemde vriend- een voorwerp uit haar, verdachtes, auto heeft gepakt. Naar eigen zeggen drie meter verwijderd van haar auto werd het de verdachte pas duidelijk dat wat zij in haar handen had, een wapen was. De rechtbank acht dit onwaarschijnlijk. De verdachte pakte het voorwerp gericht via de bestuurdersplek van de achterbank uit haar eigen auto, zonder dat iemand had gezegd wat ze precies moest pakken en in de auto ook diverse andere spullen lagen. Nog los van het feit dat uit verklaringen van getuigen [naam 4] en [naam 5] volgt dat zij, ook nadat voor een ieder zichtbaar werd dat er een wapen onder het doek verborgen was, zich heeft verzet toen [naam 4] het wapen wilde afpakken, leidt de rechtbank uit voornoemde omstandigheden af dat de verdachte steeds wist dat het om een wapen ging dat in haar auto lag. Dat wapen is door haar uit de auto gepakt en gedurende enige tijd welbewust vastgehouden, waarmee zij dus een wapen als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat zij op 20 november 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen een wapen van categorie II, onder 3, te weten een hagelgeweer met ingekorte loop, kaliber 12, zijnde een vuurwapen dat zodanig was gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd voorhanden heeft gehad.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren, met de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met het feit dat de verdachte ter zake van dit type feit first offender is en met haar persoonlijke omstandigheden. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om voor de duur van de gevangenisstraf aansluiting te zoeken bij de duur die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om een taakstraf op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van het feit
De verdachte heeft in het openbaar in een conflictsituatie een geladen, gebruiksklaar, jachtgeweer voorhanden gehad. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Doordat het wapen een ingekorte loop heeft, is het zodanig gewijzigd dat het dragen ervan niet, dan wel minder zichtbaar is, dan wel dat de aanvalskracht wordt verhoogd. Daarmee heeft verdachte bijgedragen aan de maatschappelijke verharding en onrust. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie en de daarmee samenhangende kans op gebruik van die wapens levert gevaar op voor de verdachte zelf, maar ook voor anderen in haar directe omgeving. Het voorhanden hebben van verboden wapens brengt daarom een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich mee. Tegen verboden (vuur)wapenbezit dient dan ook streng te worden opgetreden.
De persoon van de verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte is in het bijzonder gekeken naar:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor feiten van dit type is veroordeeld;
- het reclasseringsadvies opgemaakt door reclasseringsmedewerker [naam 2] gedateerd 9 februari 2023. Dit advies houdt -zakelijk weergegeven- onder andere het volgende in:
Betrokkene is vanaf 2018 verslaafd geraakt aan alcohol. Daarvoor heeft ze nimmer gedronken. Voor haar huidige detentie had ze vrijwillig hulp gezocht bij Brijder (verslavingszorg) te Haarlem. [verdachte] heeft ambulante woonbegeleiding vanuit het Leger Des Heils. Betrokkene heeft aangegeven graag mee te werken aan een alcoholverbod. Daarnaast is ze weer welkom bij de Brijder te Haarlem. Zij gaan zich voornamelijk richten op haar alcoholgebruik en mogelijke onderliggende psychische problematiek. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
*Meldplicht bij reclassering
*Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
*Alcoholverbod
*Meewerken aan middelencontrole
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feit is naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van enige duur passend en geboden.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in aanmerking. Deze dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een heimelijk draagbaar wapen in categorie II (vervaardigd of gewijzigd) in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Strafverzwarende omstandigheden zijn dat het gewijzigde vuurwapen doorgeladen en schietklaar was en door de verdachte in het openbaar is gedragen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft ten voordele van de verdachte in aanmerking genomen, dat de verdachte inmiddels ervan heeft blijk gegeven het laakbare van haar handelen in te zien.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 26 en 55 Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) MAANDEN
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Meldplicht
- Veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Brijder te Haarlem. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak als de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
- Veroordeelde laat zich behandelen door Brijder Haarlem of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de proeftijd ingaat. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Alcoholverbod
- De veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Meewerken aan middelencontrole
- De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. den Hollander, voorzitter,
mrs. M. Visser en A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 maart 2023.
Mr. De Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.