ECLI:NL:RBNHO:2023:2111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
9362440 \ CV EXPL 21-5076
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Larnaca via Frankfurt. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, met vluchtnummer LH999, was vertraagd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Cyprus hebben gemist. De passagiers zijn uiteindelijk met een vertraging van 14 uur en 45 minuten op hun eindbestemming aangekomen.

De vervoerder, Deutsche Lufthansa, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een door de luchtverkeersleiding opgelegd SLOT vanwege slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen en dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelt dat de vertraging deels door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt, maar ook door andere omstandigheden. De passagiers zouden hun aansluitende vlucht niet hebben gehaald, zelfs zonder de buitengewone omstandigheden. Daarom wordt de vordering tot betaling van de hoofdsom toegewezen, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, die ongelijk krijgt in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9362440 \ CV EXPL 21-5076 (RH)
Uitspraakdatum: 15 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben vervolgens bij akte gereageerd op de producties die door de vervoerder bij zijn laatste schriftelijke reactie zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 18 mei 2019 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Frankfurt International Airport, Frankfurt (Duitsland), naar Larnaca Airport, Cyprus.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, met vluchtnummer LH999 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar Cyprus hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van 14 uur en 45 minuten aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 mei 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De passagiers stellen dat de conclusie van dupliek conform artikel 83 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) buiten beschouwing dient te worden gelaten, nu deze niet door of namens de advocaat van de vervoerder werd ondertekend. De kantonrechter is van oordeel dat hij, gelet op de afweging tussen het belang van een goede procesorde en de belangen van partijen, door het ontbreken van de handtekening op de conclusie van dupliek niet, zoals door de passagiers gesteld, zonder meer geen acht kan slaan op de inhoud van de conclusie van dupliek. Daarbij is van belang dat de conclusie van antwoord en de conclusie van dupliek door dezelfde gemachtigde zijn opgesteld en de conclusie van antwoord wel is getekend door deze gemachtigde. De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de conclusie van dupliek buiten beschouwing te laten en zal dan ook voorbij gaan aan het verzoek van de passagiers.
5.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Cyprus, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.5.
De vervoerder voert aan dat de vertraging van de vlucht is ontstaan wegens een door de luchtverkeersleiding aan de vlucht opgelegd SLOT of “
Calculated Take Off Time” (hierna: CTOT), waardoor de vlucht niet eerder mocht vertrekken. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport en de “Slot History” van de vlucht overgelegd. Uit het vluchtrapport volgt dat een vertraging voor de duur van 45 minuten is ontstaan wegens vertragingscode 84, hetgeen staat voor: “
ATFM due to WEATHER AT DESTINATION”. De vlucht is vertraagd wegens een besluit van de luchtverkeersleiding om de vlucht langer aan de grond te houden in verband met “
Air Traffic Flow Management” (hierna: ATFM) wegens weersomstandigheden op de luchthaven van aankomst, aldus de vervoerder.
5.6.
De vertraging die is ontstaan door vertragingscode 84 kan naar het oordeel van de kantonrechter als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. Een luchtvaartmaatschappij is immers altijd verplicht een SLOT op te volgen. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een ander SLOT is een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen en is derhalve niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. De passagiers stellen dat 28 minuten vertraging is ontstaan vanwege de vertraging van de voorafgaande vlucht en het niet tijdig klaarstaan van het toestel als gevolg daarvan. De vervoerder heeft dit gemotiveerd weersproken. De vervoerder verwijst immers naar de ‘slot history’ en hieruit volgende Estimated Off Block Time (hierna: EOBT) die ongewijzigd is gebleven. De kantonrechter concludeert dan ook dat 45 minuten vertraging het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
Niet in geschil is dat de vlucht gepland stond aan te komen op de luchthaven van Frankfurt om 20:50 uur (lokale tijd) en daadwerkelijk is aangekomen om 21:38 uur (lokale tijd, zodat de aankomstvertraging 48 minuten bedroeg. De vertraging is dan ook deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden veroorzaakt. Gelet op het voorgaande dient te worden vastgesteld of de passagiers hun aansluitende vlucht zouden hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheden. De passagiers zijn om 21:38 uur (lokale tijd) aangekomen in Frankfurt. De aansluitende vlucht van de passagiers stond om 21:35 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 45 minuten zou de vlucht (met 3 minuten vertraging) om 20:53 uur (lokale tijd) te Frankfurt zijn gearriveerd. Niet in geschil is dat de minimale overstaptijd in Frankfurt 45 minuten bedraagt. Indien er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, dan zouden de passagiers hun aansluitende vlucht ook niet hebben gehaald. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
5.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 945,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf 18 mei 2019, en over € 145,20 vanaf 28 april 2021, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter