ECLI:NL:RBNHO:2023:2112

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
9570172 \ CV EXPL 21-8087
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de toepassing van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G., gevestigd in Keulen, Duitsland, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 1 november 2021, naar aanleiding van een vertraging die de passagier heeft ondervonden op 19 december 2019. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Frankfurt naar Philadelphia, maar miste de aansluitende vlucht door een vertraging van de eerste vlucht. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder, Deutsche Lufthansa, heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden vermeden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen. De vervoerder moest in beginsel compensatie betalen, tenzij hij kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vertraging van de vlucht inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals opgelegde CTOT's door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de omboeking van de passagier naar een alternatieve vlucht een redelijke maatregel was. Uiteindelijk werd de vordering van AirHelp afgewezen en werd AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9570172 \ CV EXPL 21-8087 (RH)
Uitspraakdatum: 1 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 1 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 19 december 2019 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Frankfurt am Main Airport, Frankfurt (Duitsland), naar Philadelphia International Airport, Philadelphia (Verenigde Staten). Volgens de planning zou de passagier op 19 december 2019 om 15:40 uur (lokale tijd) aankomen op de luchthaven van Philadelphia.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, met vluchtnummer LH989 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht en op 20 december 2019 om 15:25 uur (lokale tijd) aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft de gepretendeerde vordering middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Walletin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievluchten Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt (vluchten: LH988 en LH989). De vluchten zijn met hetzelfde toestel (toestel “
DAINO”) uitgevoerd. Voornoemde vluchten hebben vertraging opgelopen doordat de luchtverkeersleiding aan deze vlucht meerdere keren een nieuwe SLOT oftewel een nieuwe “Calculated Take Off Time” (hierna: CTOT) heeft opgelegd, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder de vluchtrapporten van vlucht LH988 en de onderhavige vlucht, alsmede de “Slot Allocation Message” (hierna: SAM) en de “Slot Revision Message” (hierna: SRM) van vlucht LH988 overgelegd. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat uit de SAM en SRM van de voorafgaande vlucht, vlucht LH988, volgt dat het luchtverkeersbeheer meerdere malen een nieuwe CTOT aan vlucht LH988 heeft toegekend wegens vertragingscode 83. Voor de betekenis van deze vertragingscode heeft de vervoerder verwezen naar de door hem overgelegde “Standard IATA Delay Codes”. Hieruit volgt dat vertragingscode 83 staat voor “
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and/or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights”. Als gevolg van de CTOT is deze vlucht met een vertrekvertraging van 26 minuten uitgevoerd. Daarnaast is de vertraging van vlucht LH988 voor de duur van 7 minuten ontstaan wegens vertragingscode 87U, hetgeen volgens de “Standard IATA Delay Codes” staat voor “
No push back clearance due to infrastructure”. Ten aanzien van de vertraging die is ontstaan wegens vertragingscode 93 merkt de vervoerder op dat deze van ondergeschikt belang is en uiteindelijk irrelevant is voor de uiteindelijke vertraging van vlucht LH988.
5.5.
De kantonrechter oordeelt dat de opgelegde CTOT’s wegens vertragingscodes 83 en 87 aangemerkt kunnen worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT’s wegens code 83 en code 87 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat de vertraging van vlucht LH988 van 33 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheden doorwerken naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt dat de vertraging voor de duur van 36 minuten is ontstaan wegens vertragingscode 93, hetgeen volgens de “Standard IATA Delay Codes” staat voor: “
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector”. De stelling van AirHelp dat vertragingscode 93 niet valt aan te merken als buitengewone omstandigheid wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Weliswaar is de ‘vertraging ten gevolge van de voorafgaande vlucht’ op zichzelf geen buitengewone omstandigheid, maar wel als die vertraging van de voorafgaande vlucht óók is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. Dat is hier, zoals hiervoor is overwogen, het geval. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit het vluchtrapport voldoende dat de vertraging van vlucht LH998 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De vertragingsduur wegens vertragingscode 93 bedraagt blijkens het vluchtrapport van de vlucht in kwestie echter 36 minuten, in plaats van 33 minuten. Gesteld noch gebleken is waarom de vertraging is opgelopen tot 36 minuten. De vertraging van de voorgaande vlucht werkt daarom alleen door voor de duur van 33 minuten op de onderhavige vlucht. De resterende vertraging als gevolg van code 93, te weten 3 minuten, kan geen buitengewone omstandigheid opleveren.
5.7.
Naast vertragingscode 93 wordt in het vluchtrapport van de vlucht in kwestie vertragingscodes 89 genoemd. De vervoerder voert aan dat ook deze vertraging aangemerkt dient te worden als een buitengewone omstandigheid, nu deze vertraging is ontstaan door slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding. Volgens de “Standard IATA Delay Codes” staat vertragingscode 89 voor “
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS”. In het onderhavige geval was er volgens de vervoerder sprake van een slotrestrictie zonder ATFM, waardoor deze vertraging uitsluitend uit het vluchtrapport volgt. Code 89 betreft volgens de vervoerder een ATC pre-departure delay. Het vliegtuig wordt dan door de luchtverkeersleiding bij de gate gehouden wegens efficiency-redenen en/ of milieuredenen, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat vlucht LH989 wilde vertrekken, maar dat de toestemming daartoe werd onthouden door de luchtverkeersleiding. Gelet op deze toelichting van de vervoerder, is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder geen invloed kon uitoefenen op de beslissing van de luchtverkeersleiding en dat de vertraging voor de duur van 28 minuten als gevolg van slotrestricties van de luchtverkeersleiding met vertragingscode 89 daarom tevens het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid.
5.8.
Resumerend is van de totale vertrekvertraging van de vlucht van in totaal 1 uur en 4 minuten, 1 uur en 1 minuut het gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.9.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Niet in geschil is dat tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van 55 minuten was gepland en dat de minimale connectietijd te Frankfurt 45 minuten bedraagt. Dit houdt in dat de passagier een buffer van 10 minuten had om de aansluitende vlucht te halen, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. Dit neemt niet weg dat de passagier te Frankfurt een niet geringe aankomstvertraging van 48 minuten, hetgeen volgt uit het overgelegde vluchtrapport van de vlucht. Nu de kantonrechter reeds heeft geoordeeld dat de vertrekvertraging voor de duur van 1 uur en 1 minuut het gevolg was van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, is de gehele aankomstvertraging aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Deze aankomstvertraging zou niet met een buffer van 20 minuten zijn opgevangen, waardoor onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de onderhavige vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Voor zover AirHelp meent dat de vervoerder gehouden is tussen rotatievluchten een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. De kantonrechter overweegt in dat verband dat de luchtvaartmaatschappij ingevolge het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet gerekend kunnen worden tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest.
5.10.
De vervoerder voert daarnaast aan dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht met plaats, hetgeen door AirHelp wordt betwist. Voor zover AirHelp meent dat op de door hem genoemde vluchten van Frankfurt via Rome, Amsterdam, Londen of Madrid naar Philadelphia nog plaatsen beschikbaar waren, had het gelet op het voorgaande op de weg van AirHelp gelegen om dit aan te tonen. AirHelp stelt in dat kader dat het aan de vervoerder is om te bewijzen dat de passagier is omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met beschikbare plaats, nu de vervoerder de passagier heeft omgeboekt naar een door hemzelf uitgevoerde vlucht en de passagier een dag na de oorspronkelijke dag is aangekomen op de eindbestemming. AirHelp verwijst daarbij naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Uit dit arrest volgt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is, indien passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen. Hierbij gaat de kantonrechter, voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’, uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. Nu de passagier met een vertraging van minder dan 24 uur is aangekomen op de eindbestemming, kan de omboeking van de passagier naar een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht dan ook worden gezien als een redelijke maatregel. Gelet op het voorgaande kon in de gegeven omstandigheden niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering tot betaling van de compensatie zal dan ook worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart het vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter