ECLI:NL:RBNHO:2023:2113

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
9193051 \ CV EXPL 21-2946
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc., vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging van vluchten. De passagier had een vervoersovereenkomst met British Airways voor een vlucht van Bangkok naar Amsterdam met een overstap in Londen. Door een vertraging van de eerste vlucht miste de passagier de aansluitende vlucht en arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de sluiting van het Pakistaanse luchtruim. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging volledig door deze omstandigheden was veroorzaakt. De rechter concludeerde dat de vertraging deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere oorzaken was veroorzaakt. Aangezien niet kon worden vastgesteld of de passagier de aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheden, werd de vordering van AirHelp toegewezen.

De kantonrechter veroordeelde British Airways tot betaling van € 600,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de passagier op de eindbestemming had moeten aankomen. Daarnaast werden de proceskosten en nakosten aan de vervoerder opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 8 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9193051 \ CV EXPL 21-2946 (RH)
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc.
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Codex Mulder Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 21 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. AirHelp is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de producties die de vervoerder bij zijn laatste schriftelijke reactie heeft overgelegd, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Suvarnabhumi Airport, Bangkok, via London Heathrow Airport, Londen, naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht van Bangkok naar Londen, met vluchtnummer BA10 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp Limited. AirHelp Limited heeft de vordering op haar beurt gecedeerd aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
In de dagvaarding heeft AirHelp gesteld dat de vervoerder de passagier diende te vervoeren op 21 maart 2019, waarna hij stelt dat de onderhavige vlucht gepland stond aan te komen op London Heathrow op 22 april 2019. Bij conclusie van repliek stelt AirHelp dat de vordering betrekking heeft op de vertraagde aankomst van vlucht BA10 op 22 april 2019. Naar de kantonrechter begrijpt is in de dagvaarding sprake van een kennelijke verschrijving zijdens AirHelp. Nu partijen het erover eens zijn dat het onderhavige geschil betrekking heeft op vlucht BA10 welke op 22 april 2019 is vertrokken van Bangkok naar Londen, zal de kantonrechter bij de beoordeling van het geschil uitgaan van deze datum.
5.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Wallentin-Hermann C-549/07).
5.4.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.5.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievluchten Bangkok – Londen – Bangkok (de vluchten: BA09 en BA10). Beide vluchten zijn uitgevoerd door hetzelfde toestel (“
G-YMME”). Voornoemde vluchten hebben volgens de vervoerder vertraging opgelopen omdat het luchtruim van Pakistan van 27 februari 2019 tot 24 april 2019 was gesloten. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer de NOTAM’S, de vluchtrapporten van vlucht BA09 en de onderhavige vlucht en een rapport van de vervoerder over de omstandigheden die tot de vertraging van de onderhavige vlucht leidden, overgelegd. Uit het door de vervoerder overgelegde NOTAM-bericht volgt: “
Pakistan airspace wil remain closed for all overflying (transit) flights till 24th april 2019, time 1000 UTC (CEST)”. Zodoende staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat het Pakistaanse luchtruim op 22 april 2019 was gesloten. De vervoerder heeft met de overgelegde Briefing Pack en zijn toelichting daarop gemotiveerd aangevoerd dat vlucht BA09 en de vlucht in kwestie als gevolg daarvan via een alternatieve route hebben gevlogen. Uit de Briefing Pack volgt immers de afstand van de route voor vlucht BA09 door de sluiting van het Pakistaanse luchtruim niet 5501NM (“Nautical Miles”) maar 5579NM en de afstand van de route voor vlucht BA10 niet 5557NM maar 5778NM was.
5.6.
De vervoerder heeft aangevoerd dat vlucht BA09 65 minuten vertraging heeft opgelopen als gevolg van de sluiting van het Pakistaanse luchtruim en het wijzigen van de route. Voor de kantonrechter valt echter niet na te gaan of de vertraging van vlucht BA09 enkel is veroorzaakt door de sluiting van het Pakistaanse luchtruim, of dat er wellicht (mede) een andere oorzaak aan deze vertraging ten grondslag lag. De vervoerder heeft ten aanzien van vlucht BA09 immers ook aangevoerd dat deze vlucht voor de duur van 23 minuten was vertraagd doordat extra veiligheidscontroles moesten worden uitgevoerd en er tijdens het boarden aan boord van deze vlucht een dronken ogende passagier moest worden geëvacueerd. De vervoerder heeft ook niet toegelicht waarom hij dit laatste standpunt eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren heeft kunnen brengen. Hiertoe is hij op grond van de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering neergelegde vereiste concentratie van verweer gehouden. Nu hij dat heeft nagelaten, is dit verweer tardief. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer voorbij gaan. Gelet op het voorgaande is de vertraging van vlucht BA09 naar het oordeel van de kantonrechter niet het gevolg van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
Ten aanzien van de vlucht in kwestie is niet in geschil dat deze vlucht met een vertraging van 114 minuten is aangekomen te London Heathrow. Naar de kantonrechter begrijpt is 30 minuten vertraging van de vlucht het gevolg van het wijzigen van de route door de sluiting van het Pakistaanse luchtruim. Voor zover AirHelp betwist dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat de onderhavige vlucht vertraging heeft ondervonden vanwege een langere vliegroute door de sluiting van het Pakistaanse luchtruim, houdt dit geen stand. De vervoerder heeft met het overleggen van de Briefing Pack en het vluchtrapport van de onderhavige vlucht en zijn toelichting daarop deze stelling gemotiveerd weersproken. Naar het oordeel van de kantonrechter is de vertraging van de onderhavige vlucht voor de duur van 30 minuten dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.8.
De overige vertraging van de vlucht – de vertraging voor de duur van 84 minuten – is veroorzaakt door de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht, aldus de vervoerder. Deze vertraging is naar het oordeel van de kantonrechter niet het gevolg van buitengewone omstandigheden, nu niet is komen vast te staan dat de vertraging van de voorafgaande vlucht is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De kantonrechter verwijst daarbij naar hetgeen hij in punt 5.6 heeft overwogen.
5.9.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier de aansluitende vlucht zou hebben gehaald indien de buitengewone omstandigheid zich niet had voorgedaan. Bij gebrek aan enige toelichting zijdens de vervoerder kan de kantonrechter niet vaststellen of de passagier de aansluitende vlucht zou hebben kunnen halen indien de buitengewone omstandigheid niet zou zijn opgetreden. De kantonrechter concludeert dan ook dat niet is aangetoond dat de vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter komt, gelet op het voorgaande, niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel beperken.
5.10.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar. Daarbij wordt overwogen dat AirHelp wettelijke rente heeft gevorderd met ingang van “datum vlucht”. De vlucht van de passagier was echter verspreid over twee dagen. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 22 april 2019, zijnde de datum waarop de passagier op de eindbestemming had moeten aangekomen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de vervoerder, voor zover deze daadwerkelijk door AirHelp worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door AirHelp worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter