In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [G Beheer] en gedaagde [R]. Eiseres, [G Beheer], verhuurt sinds januari 2018 een bovenverdieping van haar bedrijfsruimte aan gedaagde. In december 2021 heeft de politie een hennepplantage aangetroffen en ontmanteld in het gehuurde pand. Eiseres heeft gedaagde aangesproken voor de schade die zij heeft geleden, met name de energiekosten, die oplopen tot € 55.942,62, en extra kosten voor het vervangen van in beslag genomen productiemiddelen ter hoogte van € 8.960,66, alsook kosten voor rechtsbijstand van € 8.477,34.
De rechtbank heeft de vordering van eiseres afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Daarbij werd opgemerkt dat de directeur van eiseres zelf verdachte is in een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de enkele betaling van huur door gedaagde na 2,5 jaar niet voldoende was om de stelling van eiseres te onderbouwen. De proceskosten zijn voor rekening van eiseres, die als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in civiele procedures, vooral in zaken die verband houden met onrechtmatige daden en schadevergoeding. De rechtbank heeft de kosten aan de zijde van gedaagde begroot op € 3.252,50, inclusief griffierecht en salaris advocaat.