ECLI:NL:RBNHO:2023:2140

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
C/15/324556 / HA ZA 22-79
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap en bewijslevering in erfgenamenkwestie

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 8 maart 2023, is de rechtbank geconfronteerd met een geschil tussen erfgenamen over de verdeling van de nalatenschap van hun vader. De zaak betreft de vraag of er een schenkingsovereenkomst bestond tussen de moeder van de erfgenamen en een imam, waarbij een bedrag van € 12.500,- zou zijn geschonken. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis van 23 november 2022 de gedaagden opgedragen bewijs te leveren van deze schenkingsovereenkomst. Echter, de gedaagden zijn hierin niet geslaagd. De verklaring van de imam bevestigde wel dat er een gift was gedaan, maar niet dat dit gebeurde op basis van een schenkingsovereenkomst. De rechtbank concludeert dat de nalatenschap van de erflaatster nog € 74.869,- bedraagt, en dat de vorderingen van de erfgenamen op deze nalatenschap groter zijn dan het saldo. Hierdoor moet het gehele saldo worden gebruikt om de vorderingen te voldoen. De rechtbank bepaalt dat elke erfgenaam een bedrag van € 18.717,25 ontvangt als aflossing op hun vorderingen. Tevens wordt bepaald dat het bedrag van € 12.500,- aan de nalatenschap moet worden teruggebracht, waarna de erfgenamen de keuze hebben om dit bedrag te verrekenen of uit te betalen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/324556 / HA ZA 22-79
Vonnis van 8 maart 2023(bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.A. Kanning te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde/eiser1],

2.
[gedaagde/eiser2],
3.
[gedaagde/eiser3],
allen wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.F.M. Kappé te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2022
- de akte na tussenvonnis van [gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3]
- de akte op antwoordakte van [eiser/verweerder].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
Gelet op de verwevenheid van de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
2.2.
In het tussenvonnis van 23 november 2022 (verder: het tussenvonnis) heeft de rechtbank [gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3] opgedragen te bewijzen dat tussen moeder en de imam een schenkingsovereenkomst bestaat, inhoudende dat moeder een bedrag van € 12.500,- aan de imam zou schenken, welk bedrag vervolgens door de imam zou worden verdeeld tussen een moskee en jongerenorganisaties in Turkije.
2.3.
[gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3] zijn niet geslaagd in het aan hen opgedragen bewijs. Uit de door hen overgelegde verklaring van de imam volgt weliswaar dat [gedaagde/eiser1] namens zijn moeder op 6 april 2018 twee bedragen aan de imam heeft gegeven als gift, maar niet dat dit gebeurde ter uitvoering van een schenkingsovereenkomst tussen zijn moeder en de imam. De imam heeft zelfs verklaard dat de handeling is uitgevoerd naar aanleiding van het testament van erflaatster. Over de gestelde schenkingsovereenkomst spreekt de imam met geen woord.
2.4.
In het tussenvonnis is al overwogen dat [gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3] het bedrag van € 12.500,- aan de nalatenschap moeten terugbetalen als zij niet slagen in het opgedragen bewijs. [eiser/verweerder] heeft bij zijn laatste akte gesteld dat het bedrag geheel aan hem toekomt, omdat [gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3] dit tot de nalatenschap behorende bedrag opzettelijk hebben verzwegen en/of verborgen gehouden en/of hebben zoekgemaakt. Dit standpunt van [eiser/verweerder] wordt niet gevolgd. Nergens uit blijkt dat [gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3] het bedrag opzettelijk hebben verzwegen, hebben verborgen gehouden of hebben zoekgemaakt. De overboeking is gewoon terug te vinden op de bankafschriften van erflaatster. De rechtbank sluit niet uit dat erflaatster aan [gedaagde/eiser1] opdracht heeft gegeven om het bedrag aan de imam te schenken, maar – anders dan [gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3] kennelijk dachten – na het overlijden kan aan die opdracht geen uitvoering meer worden gegeven zonder de medewerking van alle erfgenamen.
2.5.
Het voorgaande leidt samen met de beslissingen in het tussenvonnis tot de conclusie dat de nalatenschap van erflaatster nu nog € 74.869,-- (€ 62.369,- + € 12.500,-) groot is. Hoewel partijen van mening verschillen over de hoogte van hun vorderingen op de nalatenschap vanwege de wettelijke verdeling van de nalatenschap van hun vader, staat wel vast dat het totaal van deze vorderingen groter is dan het saldo van de nalatenschap. Dit betekent dat het gehele saldo gebruikt moet worden om op die vorderingen af te betalen. Elke erfgenaam moet daarom uit de nalatenschap een bedrag van € 18.717,25 ontvangen als aflossing op ieders vordering op de nalatenschap vanwege de wettelijke verdeling van de nalatenschap van hun vader. Er blijft dan in de nalatenschap niets meer over om te verdelen.
2.6.
Met verwijzing naar rechtsoverweging 5.4. van het tussenvonnis zal de rechtbank bepalen dat uit de nalatenschap eerst het bedrag van € 18.717,25 aan [eiser/verweerder] moet worden betaald. Het saldo dat daarna overblijft kunnen [gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3] gebruiken om af te betalen op hun vorderingen op de nalatenschap. [gedaagde/eiser1], [gedaagde/eiser2] en [gedaagde/eiser3] hebben daarbij de keuze om het bedrag van € 12.500,- eerst in de nalatenschap terug te brengen en daarna aan ieder van hen € 18.717,25 uit te betalen, of om het bedrag van € 12.500,- te voldoen door verrekening en het restant zo uit te keren dat ieder van hen met inachtneming van de verrekening per saldo € 18.717,25 ontvangt.
2.7.
[eiser/verweerder] heeft zich bij akte na antwoordakte nog op het standpunt gesteld dat de schenkingen aan [gedaagde/eiser3] en [gedaagde/eiser1] vernietigbaar zijn op grond van artikel 3:45 BW, omdat door de schenkingen de mogelijkheid tot verhaal van [eiser/verweerder] van zijn vordering uit hoofde van de wettelijke verdeling van de nalatenschap van zijn vader deels is gefrustreerd. Het betoog van [eiser/verweerder] kan onbesproken blijven, want hij heeft geen vernietigingsvordering ingesteld tegen [gedaagde/eiser3] en [gedaagde/eiser1].
2.8.
Om vergelijkbare reden blijft ook het betoog van [eiser/verweerder] dat hij aanspraak heeft gemaakt op zijn aanvullende legitieme en dat hij een beroep heeft gedaan op inkorting verder onbesproken. [eiser/verweerder] heeft namelijk geen vordering tot betaling van zijn (aanvullende) legitieme portie ingesteld.
2.9.
De proceskosten worden zo gecompenseerd dat iedereen de eigen kosten draagt, omdat partijen familie van elkaar zijn.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
bepaalt dat uit het saldo van de nalatenschap wordt afbetaald op de vorderingen van de erfgenamen vanwege de wettelijke verdeling van de nalatenschap van hun vader, op de wijze als hiervoor onder randnummer 2.6 is bepaald;
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen zo dat iedereen de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op
8 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589