In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiersrechten bij vertragingen regelt. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Baghdad, die op 28 november 2020 met meer dan drie uur vertraging is uitgevoerd. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk nachtvluchtrestricties opgelegd door de Irakese overheid. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter wees de vordering van AirHelp af en veroordeelde hen in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vervoerders om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om aansprakelijkheid te vermijden. De beslissing is genomen op 8 maart 2023 door de kantonrechter in Haarlem.