ECLI:NL:RBNHO:2023:2178

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
9591505 \ CV EXPL 21-8566
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie luchtvaartvertraging op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiersrechten bij vertragingen regelt. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Baghdad, die op 28 november 2020 met meer dan drie uur vertraging is uitgevoerd. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk nachtvluchtrestricties opgelegd door de Irakese overheid. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter wees de vordering van AirHelp af en veroordeelde hen in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vervoerders om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om aansprakelijkheid te vermijden. De beslissing is genomen op 8 maart 2023 door de kantonrechter in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9591505 \ CV EXPL 21-8566 (RH)
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir (AdvocatenVanOranje)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 7 december 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft AirHelp niet gereageerd op de producties die de vervoerder bij zijn laatste schriftelijke reactie heeft overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 28 november 2020 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Istanbul Havalimani Airport, Istanbul (Turkije), naar Baghdad International Airport, Baghdad (Irak).
2.2.
De vlucht van Istanbul naar Baghdad, met vluchtnummer TK302 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Wallentin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder voert aan dat uit het door hem overgelegde vluchtplan volgt dat de vlucht is vertraagd wegens vertragingscode 88P, hetgeen staat voor “night flight restrictions”. Deze restricties golden op de aankomstluchthaven te Baghdad en werden opgelegd door de Irakese overheid, aldus de vervoerder. AirHelp betwist dat de vertraging van de vlucht door een buitengewone omstandigheid is veroorzaakt en stelt zich op het standpunt dat uit de door de vervoerder overgelegde stukken niet duidelijk is of de restrictie een gebruikelijk nachtvliegverbod betreft of een restrictie als gevolg van een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft zelf invloed gehad op de vertraging, nu hij de vlucht in het geval van een vliegverbod op een ander tijdstip had kunnen plannen, aldus AirHelp. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met zijn verweer summier, maar gemotiveerd heeft aangetoond dat de voornoemde omstandigheden kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vervoerder heeft aangevoerd dat de (nacht)restrictie een door de Irakese overheid ingestelde nachtavondklok betrof. Deze restrictie was het gevolg van een storing van de verlichting op de landingsbaan en de vervoerder voert aan dat hij geen invloed had op de vertraging die daardoor is ontstaan. Ter onderbouwing heeft de vervoerder het vluchtplan, een NOTAM-bericht van ‘september 2020 – december 2020’ en een NOTAM-bericht van 26 november 2020 overgelegd. Uit het vluchtplan volgt dat de geplande vertrektijd van de vlucht (‘schedule departure’) 22:00 uur (lokale tijd) betrof en dat de vlucht daadwerkelijk om 04:18 uur (lokale tijd) is vertrokken. Vanwege deze vertraging (vertragingscode 88P) is de vlucht om 06:50 uur (lokale tijd) geland te Baghdad, aldus de vervoerder. Uit het NOTAM-bericht van 26 november volgt daarnaast dat sprake was van een stroomuitval en dat dit bericht is geannuleerd op 30 november 2020. Ten aanzien van de bewijskracht van het vluchtplan overweegt de kantonrechter dat het enkele feit dat het vluchtplan een intern document betreft niet betekent dat deze onvoldoende zijn om een beroep op een buitengewone omstandigheid te onderbouwen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de nachtrestrictie niet inherent is aan de normale bedrijfsuitoefening en buiten de macht van de vervoerder lag.
5.5.
Voor zover AirHelp stelt dat uit de door hem bij conclusie van repliek overgelegde uitspraak van de rechtbank in Duitsland volgt dat de vervoerder de vordering van een andere passagier ten aanzien van de vertraagde uitvoering van dezelfde vlucht heeft aanvaard, houdt deze stelling geen stand. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat uit de uitspraak van de rechtbank in Duitsland niet volgt in hoeverre die zaak betrekking heeft op het onderhavige geschil. Het had op de weg van AirHelp gelegen het voorgaande nader te onderbouwen.
5.6.
Resumerend is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder met de overgelegde stukken en zijn toelichting daarop gemotiveerd heeft onderbouwd en aangetoond dat de vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij ervoor heeft gekozen de vlucht niet te annuleren, maar deze vertraagd uit te voeren. Het was niet mogelijk de passagier om te boeken naar een alternatieve vlucht omdat er geen vluchten waren op andere tijdstippen. Het kosteloos omboeken van de passagier naar de eerstvolgende vlucht is hier niet aan de orde omdat de passagier dan nog later zou aankomen op de eindbestemming, aldus de vervoerder. AirHelp heeft het verweer van de vervoerder niet gemotiveerd betwist. Zodoende is komen vast te staan dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De conclusie is dan ook dat de vordering van AirHelp op grond van artikel 7 van de Verordening zal worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter