ECLI:NL:RBNHO:2023:2179

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
9583031 \ CV EXPL 21-8391
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij instapweigering van passagiers op een vlucht naar Medina

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens instapweigering van passagiers op een vlucht van Istanbul naar Medina op 23 februari 2020. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder, maar werden geweigerd om in te stappen. AirHelp vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering.

De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagiers niet beschikten over de juiste reisdocumenten, namelijk een Umrah visum, wat volgens de vervoerder een vereiste was voor de vlucht. AirHelp betwistte deze claim en stelde dat de passagiers met een toeristenvisum naar Medina konden reizen, aangezien zij buiten het Hadj seizoen vlogen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de instapweigering op redelijke gronden was gebaseerd en dat de passagiers recht hadden op compensatie.

De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de proceskosten aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis is uitgesproken op 18 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9583031 \ CV EXPL 21-8391 (RH)
Uitspraakdatum: 18 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir (AdvocatenVanOranje)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 19 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 23 februari 2020 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Istanbul Havalimani Airport, Istanbul (Turkije), naar Mohammad Bin Abdulaziz Airport, Madina (Saoedi-Arabië).
2.2.
De passagiers zijn geweigerd om in te stappen op de vlucht van Istanbul naar Medina, met vluchtnummer TK3554 (hierna: de vlucht).
2.3.
De passagiers hebben het vermeende vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp Limited. Op haar beurt heeft AirHelp Limited het vermeende vorderingsrecht weer gecedeerd aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de instapweigering gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 in samenhang met artikel 4 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. De vervoerder voert aan dat hij niet gehouden is de compensatie conform artikel 7 van de Verordening te voldoen, nu de passagiers niet beschikten over de juiste reisbescheiden waardoor de vervoerder een redelijke grond had om de passagiers op de vlucht te weigeren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ter discussie staat of de passagiers beschikten over de juiste reisbescheiden en of zij aldus terecht zijn geweigerd op de vlucht in kwestie. De Verordening definieert een instapweigering als volgt: “
weigering om passagiers op een vlucht te vervoeren, hoewel zij zich voor instappen hebben gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 2, zonder dat de instapweigering is gebaseerd op redelijke gronden zoals redenen die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging, of ontoereikende reisdocumenten”. De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de gestelde instapweigering rust op de passagiers; zij beroepen zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten het recht op compensatie op grond van de Verordening.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers op de vlucht zijn geweigerd omdat zij niet beschikten over de juiste reisbescheiden. De vervoerder voert daartoe aan dat de vlucht een Umrah charter vlucht naar Medina betrof, waarop, gelet op de wetten en regels van Saudi-Arabië, enkel passagiers met een Umrah visum mogen worden toegelaten. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer een pagina van de systeemhistorie van de vervoerder overgelegd waaruit volgens de vervoerder volgt dat de vervoerder ten aanzien van de passagiers een opmerking heeft gemaakt dat het juiste visum, te weten het Umrah visum, ontbreekt. Tevens heeft de vervoerder een uitdraai omtrent de visa reglementen voor Saudi-Arabië uit het internationale register genaamd “TIMATIC” overgelegd. In dit register kunnen luchtvaartmaatschappijen de paspoort- en visumregels voor ieder land raadplegen, aldus de vervoerder.
5.4.
Niet in geschil is dat de passagiers beschikten over een zogenoemd e-visum en dat dit een toeristenvisum betreft. AirHelp stelt dat de passagiers buiten het Hadj seizoen naar de eindbestemming vlogen, zodat een Umrah visum niet noodzakelijk was en de passagiers met het toeristenvisum naar Medina konden reizen. De passagiers zijn zodoende ten onrechte geweigerd op de vlucht, aldus AirHelp. AirHelp heeft daarmee gemotiveerd betwist dat de passagiers op 23 februari 2020 niet beschikten over de juiste reisbescheiden. De vervoerder heeft deze stelling van AirHelp niet weersproken, waardoor niet uitgesloten kan worden dat de passagiers met een toeristenvisum naar de eindbestemming mochten afreizen. Het verweer van de vervoerder dat de instapweigering op redelijke gronden is gebaseerd, houdt, gelet op het voorgaande, geen stand. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder op grond van artikel 4 lid 3 in samenhang met artikel 7 van de Verordening gehouden is de compensatie te voldoen.
5.5.
De vordering tot betaling van de hoofdsom wordt dan ook toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 332,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter